Cler. Luik, I. 1415 (1415) Den Bosch Heer Geerlic, Geerlec van Ghemert, werd waarschijnlijk in Den Bosch geboren, mogelijk als natuurlijke zoon van heer Emond van Ghemert. Hij liet zich in het tweede kwartaal van 1388 als Gerlacus Hemert de Buscoducis samen met Johannes Beest de Buschoducis inschrijven aan de universiteit van Heidelberg. Johannes Beest is dezelfde als meester Jan van Best die vanaf omstreeks 1400 in Den Bosch werkzaam was als gezworen stadsklerk en notaris (nr.44). Ook heer Geerlic van Ghemert, priester, is vanaf 1405 bekend als stadsklerk van Den Bosch. Zo staat op in het schepenprotocol van 1408/09 de opmerking "hic incipit dominus Gerlacus" en wordt in de rekening van de O.L.V.-broederschap over het jaar 1409/10 gesproken van "den clercken in die camer, te weten her Gheerlec, meester Jan van Best ende Jacob van Gheel". De laatste van de spaarzame vermeldingen van heer Geerlic als klerk dateert uit 1412/13. Er mag echter worden aangenomen dat hij ook daarna nog als stadsklerk fungeerde, zeker tot 1415 toen hij als openbaar notaris een akte opmaakte van een overdracht aan het Meelmansgasthuis. Verder is er niets met zekerheid over hem bekend doordat er omstreeks 1400 nog minstens vier andere personen van dezelfde naam leefden waarvan er drie eveneens priester waren. Wel kan er meer gezegd worden over zijn verwanten. 1) De stamvader van heer Geerlics familie was Eelken de Gewantsnijder (Elyas Pannicida) die tussen 1312 en 1331 regelmatig schepen van Den Bosch was. Zijn zoon Jan Eelkens of Elyen was schepen in 1332 en trouwde met jonkvrouw Bele (Mabilia) van Ghemert, vermoedelijk een lid van de familie Van Gemert die de gelijknamige heerlijkheid bezat. De kinderen van Jan en Bele adopteerden de achternaam van hun moeder. Voor zover bekend waren er vier kinderen: (jonkvrouw) Bele, heer Emond, meester Geerlic en Jan. Bele trouwde met Lonys van Langvelt die tussen 1357 en 1384 vele malen schepen van Den Bosch was. Hij was op 30 mei 1383 en 1 februari 1384 in de St.Jan aanwezig toen achtereenvolgens een inwoner van Gouda en een inwoner van Gorinchem de wonderen lieten optekenen die zich na hun belofte van een bedevaart aan O.L.V. hadden voorgedaan. Lonys van Langvelt maakte op 6 oktober 1385 met instemming van zijn vrouw Bele zijn testament en zal kort daarna zijn overleden. Bele's broer heer Emond van Ghemert wordt van 1367 tot 1369 genoemd als rector van de parochie van Orthen en Den Bosch en overleed op 20 juni, vóór 1395. Hij had een natuurlijke zoon heer Geerlic die als priester wordt vermeld van 1406 tot 1441. Aangezien deze enkele malen - onder andere in 1407 en 1415 - als tussenpersoon optrad bij overdrachten die plaatsvonden ten overstaan van schepenen van Den Bosch zal hij waarschijnlijk de stadsklerk en notaris zijn geweest. Hij had vermoedelijk een natuurlijke zoon die eveneens priester was: heer Geerlic, zoon van heer Geerlic van Ghemert. Mogelijk is deze zoon dezelfde als de heer Geerlic van Ghemert die van 1410 tot 1424 wordt genoemd als cureit (rector) van Hellu of Hellouw bij Zaltbommel. 2)
Meester Geerlic van Ghemert, broer van bovengenoemde heer Emond, wordt tussen 1368 en 1376 vermeld als kanunnik van St.Oedenrode. Vanaf 1380 is hij bekend als kapitteldeken, welke functie hij in 1389 nog vervulde. Behalve in St.Oedenrode bezat hij ook een huis in Den Bosch, in de Hinthamerstraat. Hij woonde echter doorgaans te Brussel waar hij van 1365 tot 1393 lijfarts was van hertogin Johanna van Brabant. Hoewel hij volgens Uyttebrouck waarschijnlijk nooit tot raadsheer werd benoemd ondernam hij wel diplomatieke missies namens de hertogin, onder meer in 1384 naar Luik. Van de hertogin pachtte hij ook het schrijfambt van Den Bosch (officium scribatus oppidi de Busco). Op 3 januari 1383 sloot hij een contract met Jan vanden Cloet (nr.144) en Adam van Mierde (nr.264) waarbij hij het ambt met ingang van 24 juni 1384 voor een periode van vier jaar aan hen verhuurde voor 30 oude schilden per jaar. Pas in de eerste helft van de vijftiende eeuw zou het benoemingsrecht in handen komen van de stad die sindsdien steeds vaste secretarissen aanstelde. Meester Geerlic, die dus vermoedelijk een oom van de stadsklerk en notaris heer Geerlic was, overleed vóór 30 augustus 1396. 3)
Zijn broer Jan van Ghemert trouwde met Mechtelt, dochter van Gerit Vosse. Hij was in de jaren 1360/61, 1364/65 en 1368/1369 schepen van Den Bosch en van 1369 tot 1384 laagschout van die stad. Hij overleed vóór mei 1392. Bij zijn vrouw had hij vier kinderen: (jonkvrouw) Bele, meester Geerlic, Hubrecht en Jan. Bele wordt in het Bosch' protocol vermeld van 1390 tot 1401 en was getrouwd met Willem Zoetart. Meester Geerlic van Ghemert was van 1394 tot 1446 rector van de St.Petruskerk in Vught. Daarnaast was hij omstreeks 1425 kanunnik van St.Oedenrode en in 1437 wordt hij ook als vice-deken van dit kapittel genoemd. Zijn broer Hubrecht volgde op 30 september 1384 zijn vader op als laagschout van Den Bosch. Volgens Jacobs bleef hij in deze functie aan tot 30 september 1394, maar in 1390/91 vermeldt ze hem tevens als schepen. Bovendien werd de oudste schoutsrekening uit 1392 opgemaakt door Jan van Gemert, niet door Hubrecht. Hubrecht was later nog schepen in 1397/98, 1401/02 en 1418/19. Zijn broer Jan bekleedde dit ambt in 1386/87, 1393/94 en 1407/08 en was volgens Jacobs van 30 september 1395 tot 3 maart 1405 laagschout van Den Bosch. Op 9 februari 1403 werd hij door Goyart Sceyvel aangesteld als uitvoerder van diens testament terwijl dezelfde daarin aan Hubrecht, meester Geerlic en Bele ieder een zilveren beker naliet. Jan, die vóór 1413 overleed, was getrouwd met Mechtelt van Werthuysen. Hij had bij haar een zoon Geerlic die in 1415/16 schepen van Den Bosch werd. Geerlic was de laatste van de familie Van Gemert die dit ambt bekleedde, afgezien van zijn oom Hubrecht die na hem nog schepen was in 1418/19. Geerlics schepenzegel vertoont net als dat van de andere Bossche Van Ghemerts een wapenschild met daarin drie hanen. In 1416 werd Geerlic schout van Maasland, wat hij bleef tot 21 maart 1418. In deze tijd werd hij ook heer van Nuland. 4)
In de strijd die hertog Jan IV voerde tegen de Staten van Brabant en de door hen aangestelde regent Philips van St.Pol koos Geerlic de zijde van de hertog. In 1418 en 1419 werd hij door hem belast met het bestuur over de stad Brussel. Vervolgens was hij van 27 april 1420 tot 18 juni 1421 hoogschout van Den Bosch, terwijl hij op 11 september 1420 samen met negen andere vertrouwelingen door Jan IV ook werd aangesteld als zijn raadsheer. Vijf van deze nieuwe raadsheren liepen al snel over naar het andere kamp, waarna de hertog op 30 september 1420 Brussel verliet en naar Den Bosch reisde dat hem als enige van de vier hoofdsteden trouw was gebleven. Geerlic van Ghemert vergezelde hem op zijn reis en werd belast met het beheer van de uitgaven van de hertog en van diens entourage in de maanden oktober en november van 1420. Nadat de hertog troepen had verzameld uit de Landen van Overmaas keerde hij met Geerlic en andere getrouwen terug naar Brussel waar hij op 21 januari 1421 met geweld zijn gezag wist te herstellen. Op 27 januari brak echter een oproer uit waarbij Jan IV met zijn gevolg gevangen werd genomen. Geerlic van Ghemert werd veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf maar wist al in het begin van februari te ontsnappen. De stad Leuven zond althans op 12 februari 1422 een bode naar Brussel "omme te vernemen van den meren van Gerlec van Gemelt die ontcomen was uten gevenkenisse". Hij keerde terug naar Den Bosch waar hij vóór 1415 al getrouwd was met jonkvrouw Margriet, dochter van Willem van Nuwelant. Hij overleed kort vóór 1431. Margriet leefde toen nog. 5)
|
Noten | |
1. | Toepke, Die Matrikel, I 31; GAH, RA 1184, fo.202r (15 okt.1405), RA 1186, fo.34r, fo.80r, fo.112r (1408/09), RA 1187, fo.17v (9 nov.1410), RA 1188, fo.48r (1412/13); OLVB 52, band 1, fo.59r (1409/10); Bijlage II 136.1. |
2. | GAH, THG 1267 (14 april 1400), 1429 (15 juli 1407), 1695 (17 mrt.1425); GAH, RA 1175, fo.32v (ca.1372), fo.185r (1369), fo.208v (1369/70), RA 1180, p.547 (1395/96), RA 1181, fo.12v (1397/98), RA 1182, p.63 (30 mrt.1401), RA 1185, fo.36v (2 mrt.1407), fo.130v (10 mei 1407), fo.309v (19 mrt.1408), RA 1187, fo.67v (6 febr.1411), fo.382r (1410/11), RA 1189, fo.14r (1414/15), fo.394r (18 juni 1415), RA 1193, fo.99v (18 mei 1422), RA 1194, fo.272v (3 jan.1424); APB, St.Jan II, Obituarium, p.60, p.184, p.315; Jacobs, Justitie, 249-256, 258-260; Hens e.a., Mirakelen, 285 nr.109, 519 nr.305; Bijlage II 318.29, vgl. 230.2, 264.72; Schutjes, Geschiedenis, IV 308, V 432. |
3. | RANB, KDOG 64 (regest 15) (7 febr.1378); GAH, RA 1176, fo.294v (3 jan.1383), RA 1178, fo.274r (1390), RA 1218, fo.267r (26 apr.1448); GAH, THG 843 (2 apr.1380), 916 (2 juli 1383), 1199 (30 aug.1396); Schutjes, Geschiedenis, V 323; Frenken, Documenten, 107; Spierings, "Het schepenprotocol", 20, 95, 130; Jacobs, Justitie, 83, 172, 231; Uyttebroeck, Le gouvernement, 184, 614, 689 nr.100; APB, St.Jan II, Obituarium, p.142. |
4. | Jacobs, Justitie, 25, 238-239, 240, 258-262; GAH, RA 1175, fo.203v (1368/69), RA 1179, fo.366r (1392), RA 1180, p.547 (1396/97), RA 1181, fo.22v, fo.29r (1397/98), RA 1182, p.63 (30 mrt.1401), RA 1183, fo.108r (1402/03), RA 1185, fo.130v (10 mei 1407), RA 1188, fo.31v (1412/13), fo.272r (1412/13), fo.404v (1413/14), RA 1192, fo.229r-v (1420/21), fo.452v (24 mrt.1422), vgl. RA 1257, fo.267 (1488); APB, St.Jan II, Obituarium, p.89; Juten, Consilium, 302, 303; Bannenberg e.a., De oude dekenaten, II 433 noot 57; GAH, THG 1267 (14 apr.1400), 1677 (16 mei 1424), 1693 (14 mrt.1425), 1695 (17 mrt.1425), 1834 en 1835 (11 juli 1432); Schutjes, Geschiedenis, V 323; Habets, "Fragment", 264; Bijsterveld, Laverend II 592 nr.1734; Bijlage II 14.15, 230.2, 308.1, 308.7, 362.1.1 vgl. 1.9, 136.1; Uyttebrouck, Le gouvernement, 689 nr.101, zie ook 744 nr.263; Juten, "Jan van Berlaer", 296; Zegels: GAH, GG 1933 (regest 465) (16 dec.1415), 3243 (regest 164) (8 okt.1415); GAH, OA, Schepenzegels nr.62. |
5. | Uyttebrouck, Le gouvernement, 178, 290-292, 312, 314, 594, 639, 689-690 nr.101, 863; GAH, RA 1189, fo.166v (1414/15), RA 1191, fo.478v (1418/19), RA 1192, fo.452v (24 mrt.1422), RA 1194, fo.265r (1423), fo.272r (31 dec.1423), RA 1199, fo.351r (4 okt.1428), RA 1200, fo.113v (1430), RA 1201, fo.334v, fo.345r (1430/31), RA 1204, fo.292v (1433/34); Van Rooij, Het oud-archief, II 136 nr.504, 140 nr.517; Van Lith-Droogleever Fortuijn, "De stad ’s-Hertogenbosch", 68 noot 52; Volgens Schutjes maakte op 23 mei 1435 een "Gheerlick van Ghemert" nog zijn testament op, zie: Schutjes, Geschiedenis, IV 385. |
Geertrui Van Synghel, De stedelijke secretarie van 's-Hertogenbosch tot ca. 1450 (2007) 91n, 150, 158, 168, 268n, 288, 296, 318, 323n, 325, 330, 331, 332, 334, 335, 341, 364, 411, 414, 415