Presb. Luik, I. 1450-1459 (1443-1468) Den Bosch Heer Henric(k) van Eyck, zoon van Willem van Eyck, was van omstreeks 1435 tot 1445 clericus en klerk van stadssecretaris Rutger van Arkel (nr.14) bij wie hij in deze tijd waarschijnlijk in huis woonde. Naast schepenakten ingrosseerde hij voor hem ook minstens zeven notariële akten. In vijf van Rutgers notariële akten figureert hij bovendien in de getuigenlijst, waarbij hij in 1443 voor het eerst naast clericus ook openbaar notaris wordt genoemd. In hetzelfde jaar komt heer Henrick als getuige voor in een akte van heer Jan Gruter (nr.157) voor wie hij eveneens een akte ingrosseerde. Op 9 mei 1445 zong heer Henrick zijn eerste mis als priester en werd hij tevens gezworen lid van de O.L.V.-broederschap. Sinds 1439 fungeerde hij als klerk van deze instelling en ontving hij voor het maken van de rekening en diverse andere geschriften ieder jaar ruim 3 gulden. In 1451 vergaderden de broeders bij hem thuis in de Hinthamerstraat over de Gerlingsbrug. Hij was van 1454 tot 1460 behalve klerk ook rentmeester van de broederschap, waarvoor een steeds wisselend bedrag aan zijn loon werd toegevoegd. Als rentmeester reisde hij regelmatig door de Meierij om cijnzen en pachten te innen. Hoewel de broederschapsrekeningen vanaf 1458 de naam van de klerk - en vanaf 1460 ook die van de rentmeester - niet meer vermelden zijn de rekeningen tot 1465 in de hand van heer Henrick geschreven zodat we mogen aannemen dat hij tot dat jaar klerk en waarschijnlijk ook rentmeester van de broederschap was. Vermoedelijk bleef heer Henrick daarnaast tot minstens 1460 werkzaam als klerk op de stadssecretarie. Op 26 september 1459 legde hij samen met Rutger van Arkel nog een verklaring af in een proces voor schepenen van Den Bosch tussen Claes Brock en frater Marcelis Conincs, prior van de Bossche Predikheren, over een erfpacht die de eerste aan de Predikheren schuldig zou zijn en die door Christijn Meelmans aan hen was gelegateerd. Ze verklaarden toen dat frater Marcelis als prior gerechtigd was het klooster voor de schepenen te vertegenwoordigen. Bovendien verklaarde heer Henrick samen met heer Jan die Haze, pastoor van het Groot Begijnhof, dat het testament van Christijn Meelmans authentiek was. Van 1449 tot aan zijn dood in 1468/69 was hij tevens rector was van de St.Jacobskapel op de Windmolenberg. Als zijn executeurs-testamentair worden op 21 juli 1469 genoemd Peter vanden Arennest, Rutger van Arkel (nr.14) en Henrick van Oeyen. 1) |
Noten | |
1. | GAH, RA 1219, fo.202v (5 apr.1449), RA 1220, fo.115r (27 juni 1450), RA 1221, fo.174v (8 apr.1451), RA 1232, fo.426r (4 okt.1462), RA 1238, fo.119r-v (21 juli 1469); Bijlage II 101.1, 101.2, 101.3, hand/getuige: 14.12 t/m 14.41, 157.23, 157.42; OLVB 52, band 2, fo.173r (1443/44), 185v (9 mei 1445), band 3, fo.37r (1450/51), fo.120r (1456/57), fo.132r (1457/58), klerk: band 2, fo.106v (1439/40) t/m band 3, fo.121r (1456/57), rentmeester: band 3, fo.92r, fo.94v (1454/55) t/m fo.164v, fo.166r (1459/60); GAH, THG 2407 (26 sept.1459), 2424 (31 mei 1460), 2427 (17 juni 1460); OLVB 49, fo.31v; Verwijzingen naar akten: Bijlage II 240.4.2; GAH, RVA 706, p.30 (regest 80) (20 april 1451); OLVB 52, band 2, fo.212 (1446/47: fragment van een notariële minuut in de hand van heer Henrick), band 3, fo.63r (1452/53), fo.220r (1462/63); Vgl.: Mosmans, "De middeleeuwsche notarissen", 189. |
Lucas G.C.M. van Dijck, Van vroomheid naar vriendschap (2012) 288