Willem J. Dicbier was een zoon van Jan Hendrik Godevart Dicbier en Aleyt Willems Waerloos. Willem schaakte in Tilburg met enkele vrienden Luytgart Gerrits Sc(h)ilder in 1435. Zij was een dochter van Gerrit Sc(h)ilder en de echtgenote uit zijn 2e huwelijk (Heijlwich Roelofs van den Grave). Hij bracht haar naar het kasteel in Heeswijk. Uiteindelijk trad Willem J. Dicbier, na een proces en het betalen van een boete ook met haar in het huwelijk (in het proces hierover speelt ene schout Dicbier van Megen, een verwante tak, een belangrijke rol, waardoor uiteindelijk een schikking wordt getroffen en er getrouwd kon worden). Willem J. Dicbier was schepen in 1437, 1443, 1447 en 1451, stadsraad en Heilige Geestmeester 1447-1454. Hij was gezworen lid en in 1446 rentmeester van de Illustere Lieve Vrouwe Broederschap. In 1443 verliet hij het schepenambt en werd schout. Verder trad hij na 1446 op als rentmeester generaal van de hertogelijke domeinen in stad en meierij van 's-Hertogenbosch. Hij is overleden in 1455. Van Willem J. Dicbier is bekend dat hij de eerste rentmeester van de hertog was die een zwaan schonk aan de Lieve Vrouwe Broederschap. Volgende rentmeesters hebben dit gedurende lange tijd voortgezet. Niet helemaal duidelijk is of zij dit deden à titre personnel of in naam van de hertog. Duidelijk is dat deze broederschap haar best heeft gedaan om van deze gewoonte een verworven recht te maken. Dicbiers zegel toont 3 manden (2 + 1), hier en daar bijenkorven of heiblokken genoemd. Een relatie met de naam Dicbier is moeilijk te geven. Waarschijnlijker gaat het hier om 3 'stuiken'. Dit zijn manden voor hop dat gebruikt wordt bij het brouwen. Willem en Luytgart woonden tot eind van hun leven in Sint Michielsgestel. Ook hier bezaten zij meerdere bezittingen o.a. een huis, hof en weiland "aen die Plaetse" aan de Dommel. Zijn vrouw Luytgart bezat o.a. twee stenen huizen in de Keizerstraat in 's-Hertogenbosch, nabij de Lombardbrug en tegenover het Lombardhuis. Ook Willem bezat veel onroerend goed o.a. in Gunterslaar onder Best, in Loon op Zand, Lith en in Moergestel. Zijn weduwe hertrouwde met Henrick zoon van Dirck van den Hout. Zij droeg op 22 sept. 1459 al haar goederen over aan Pieter van Arennest en Nicolaes Waerloes Jansz. Hierover is later een proces ontstaan dat vele jaren heeft geduurd Willem en Luytgart hadden drie kinderen: Rudolphus (gezworen broeder van de Illustere Vrouwe Broederschap, 1473), Hendrik (schepen 1462) en Elsbeen. Deze tak van de Dicbiers heeft vanaf het begin der 13e tot het eind der 15e eeuw diverse schepenen en andere belangrijke functies in 's-Hertogenbosch geleverd, evenals de Dicbiers, heren van Mierlo en graven van Megen die aan hen verwant waren. Verwarring t.a.v. de diverse telgen uit deze families komt geregeld voor o.a. omdat voortdurend dezelfde voornamen voorkomen (Willem, Jan, Hendrik) en velen vergelijkbare, belangrijke functies (schepen, schout, rentmeester etc.) hebben bekleed. |
Bronnen | |
• | L.F.W. Adriaenssen, 'De familie Schilders in de Middeleeuwen', De Brabanse Leeuw 48 (1999) 12 e.v. |
• | Dr. G.C.M. van Dijck, De Bossche optimaten (Tilburg 1973) 183 e.v. |
• | Dr. J.P.W.A. Smit, 'De stuik, het heraldisch stuk dat ten onrechte heiblok genaamd wordt', De Brabantse Leeuw 11 (1962) 178 |
• | Ch.C.V. Verreyt, W.J.F. Juten, 'Noord-Brabantsche Schepenzegels II', Taxandria (1900) 65 |
Namen en wapenen der Heeren Beêedigde Broeders soo Geestelijke en Wereltlijke van de seer oude ende seer doorluchtige Broederschap van onse Lieve Vrouw binne de stad s'HertogenboschWilhelmusDickbier, joansz Raed en heer deser stadt | 59r |
G.C.M. van Dijck, De Bossche Optimaten (1973) 183, 184, 184n
Lucas G.C.M. van Dijck, Van vroomheid naar vriendschap (2012) 246
B.C.M. Jacobs, Justitie en politie in 's-Hertogenbosch voor 1629 (1986) 264, 265