Presb. Luik, I.L. 1463-1471 (1463-1493) Den Bosch Heer Bartholomeeus Crom, crum, die cromme, die Crom, was een natuurlijke zoon van heer Bartholomeeus die Cromme, priester, die waarschijnlijk te Oirschot geboren werd en daar vóór 1456 ook zal zijn gestorven. In 1443/44 zong her Bartholomeus Crom, sdekens neve, in de Bossche St.Jan zijn eerste mis als priester. Ter ere van die gelegenheid hield de O.L.V.-broederschap een banket dat door de deken werd voorzien van 19 kwarten wijn. Met "deken" wordt in dit geval de deken van de St.Jan bedoeld, meester Peter Crom (die Cromme). Deze was kanunnik van de St.Jan vanaf 1412 en vervolgens deken van 1419/20 tot 1450. In de eerste helft van 1450 deed hij afstand van de dekenij en trad hij in in het klooster Koudewater te Rosmalen. Daarnaast behield hij tot 1452 echter een prebende in het Bossche kapittel. Op 8 juli 1437 stichtte meester Peter in de Oirschotse St.Petruskerk een kapelanie ter ere van de H.Drieëenheid, St.Petrus, St.Johannes en St.Odolphus. Als reden voor de stichting gaf hij op dat hij, net als zijn ouders, zusters en broers, in die kerk was gedoopt. Vermoedelijk gold dat dus ook voor heer Bartholomeeus' gelijknamige vader. De familie Die Crom(me) nam al sinds het midden van de veertiende eeuw een belangrijke plaats in te Oirschot. Sinds die tijd leverde ze regelmatig schepenen aan de vrijheid, waaronder ook een Meeus die Crom die in 1439 als oudste van de zeven schepenen wordt genoemd. Vanaf het begin van de vijftiende eeuw komen diverse leden van de familie als geestelijke voor in Den Bosch, naast heer Bartholomeeus en meester Peter onder meer Daniel Crom van Oirschot, koster van de St.Jan (1423-1427), meester Godert die Cromme, woonachtig aan de Papenhuls en kannunnik van de St.Jan (1454-1474), en heer Huybrecht die Cromme, beneficiant van de St.Jan (1455-1491). Anderen bleven in Oirschot wonen, zoals heer Arnt Jans Crom, kanunnik van de St.Petrus aldaar (1471-1501), zijn neef meester Jan Crom, beneficiant van die kerk (vanaf 1513/14), en heer Henrick Crom, priester te Oirschot (1492). 1) Heer Bartholomeeus zelf wordt vanaf 1444 vermeld als beneficiant van de St.Jan. Op 22 december 1455 kocht hij een huis met erf en tuin aan de Wevershuls, ook wel Papenhuls genoemd. Het huis lag op de hoek van de Clarastraat. Twee weken later, op 31 december 1455, ving dominus Bartholomeus Crom te Leuven een studie canoniek recht aan die hij vermoedelijk niet afmaakte. Hij keerde terug naar Den Bosch waar hij tot zijn dood aan de Papenhuls zou blijven wonen. Schutjes vermeldt dat hij in 1457 voorkomt als vicarius perpetuus in de St.Jan, waarmee bedoeld zou zijn dat hij vice-plebaan was. Vermoedelijk betekent het echter gewoon dat hij beneficiant was. Van 1459 tot 1493 wordt heer Bartholomeeus vermeld als rector van het altaar van O.L.V. en Alle Heiligen, staande in de St.Jan vóór het hoogaltaar en onder het oksaal. Mogelijk bezat hij dit beneficie al sinds 1444. Verder wordt hij genoemd als absent rector van de kerk van Dieden (1474-1485), als bedienaar van het St.Nicolaasaltaar in de St.Jan (1470) en als bedienaar van de tweede fundatie in de Bossche St.Joriskapel (1485). Ten onrechte wordt hij door Lijten aangeduid als absent rector van Blaarthem St.Lambertus (1476). Weliswaar wordt in een Oirschotse akte van 2 september 1476 een her Bartholomeeus die Crom, priester ende persoen van Blaerthem ende canoninck Synte Katelynen tot Eyndhoven, vermeld als arbiter voor de familieleden van het slachtoffer van een doodslag, maar uit een akte van 12 augustus 1476 blijkt dat niet heer Bartholomeeus die Crom maar die Rover bedoeld is. Deze laatste wordt in de aartsdiakenale registers ook inderdaad vermeld als absent rector van Blaarthem St.Lambertus voor
de periode van 1469 tot 1475. 2)Tussen 1463 en 1471 vervaardigde heer Bartholomeeus als notaris samen met meester Goyart Hels (nr.173) vier collaties van akten van heer Peter Mollenair (nr.269) en van heer Lubbert Sprakelar (nr.370). De protocollen van deze notarissen waren hen op 14 oktober 1463 en 10 december 1464 door de officiaal toegewezen. De vier collaties zijn alle geschreven door meester Goyart. Heer Bartholomeeus plaatste steeds zijn signet en onderschrift onder meester Goyarts signet en onderschrift nadat hij samen met hem de tekst van de originele akte had vergeleken met de afgeschreven tekst. Heer Bartholomeeus, die al in 1453 als getuige aanwezig was geweest bij het testament van de notaris en officialis foraneus van Cuijk meester Jan vanden Velde (nr.210), wordt in 1463 zelf genoemd als foraneus van de aartsdiaken van Kempenland. Zijn werkgebied omvatte alleen het Brabantse deel van het dekenaat Cuijk. In hetzelfde jaar was hij in Den Bosch ook collector legatorum van de St.Lambertuskerk te Luik. Het inzamelen van de bedragen die testateurs aan de hoofdkerk van het bisdom hadden nagelaten was dus vermoedelijk één van de taken van de foranei in de dekenaten. In 1466 werd heer Bartholomeeus door heer Jacop van Gheel alias van Antwerpen, broeder van de Duitse Orde en kandidaat-rector van de kerk van Vught St.Lambertus, gemachtigd om hem in het gerecht te vertegenwoordigen. Op 20 juni 1466 verscheen heer Bartholomeeus te Hoei voor Walterus de Corswerme, aartsdiaken van de Ardennen en landdeken van Hilvarenbeek, in wiens huis hij op eventuele tegenkandidaten wachtte. Toen deze er niet bleken te zijn keerde hij terug naar Vught waar hij op 22 juni de installatie van heer Jacop van Gheel bijwoonde. In 1491/92 was hij zelf in een proces verwikkeld tegen de Bossche Tafel van de H.Geest die zich liet vertegenwoordigen door Peter die Sluyter (nr.359). Op 27 oktober 1492 trad hij verder op als executeur-testamentair van zijn verwant heer Huybrecht die Cromme. Heer Bartholomeeus Crom overleed na 8 april 1497 toen hij heer Willem van Dommelen nog machtigde tot het innen van zijn cijnzen en pachten. In het obituarium van de St.Jan wordt als zijn sterfdag 27 oktober vermeld. Heer Bartholomeeus werd begraven in de St.Jan, vóór het Aller-Heiligenaltaar waarvan hij vermoedelijk een halve eeuw lang de rector was geweest. 3)
|
Noten | |
1. | GAH, RA 1226, fo.247r (22 dec.1455), RA 1231, fo.194r (9 mrt.1461), RA 1234, fo.181v (17 juni 1465), vgl. RA 1227, fo.455bis (16 aug.1457: dominus Bartholomeus die Cromme, presbiter, filius quondam Bartholomei verkoopt een erfcijns), fo.471v (13 okt.1456: Bartholomeus die Cromme, filius quondam Bartholomei belooft een geldsom); OLVB 52, band 2, fo.174r (1443/44); Lijten, "De oudst herkenbare revolutie", 62-64; Ligtmans, "Liber anniversariorum", 103-108; Van Rooij, Het oud-archief, II 78 nr.279, 237 nr.876; Meester Peter: AAB II, hs. Kievits, p.4; Schutjes, Geschiedenis, IV 236; Bijlage II 5.8, 10.2, 17.1, 36.1, 60.24, 157.7, 293.2 e.a.; GAH, RA 1220, fo.107v (18 mei 1450); Frenken, Documenten, 178, 181-182, 233, 239; Göller e.a., Repertorium Germanicum, VI 424-425 nr.4188; APB, St.Jan II, Obituarium, p.262 (6 sept.); Daniel: Bijlage II 14.33, 54.2, 54.3, 223.1, 289.1, 382.52; Vgl.: GAH, RA 1187, fo.243v (20 okt.1411); Meester Godert: Bijlage II 5.16.1, 5.16.2; GAH, IVR 409 (rekeningen van de Tafel van de H.Geest), 1474/75; Heer Huybrecht: Bijlage II 5.74, 173.22; GAH, RA 1262, fo.83r (27 okt.1492); Heer Arnt en meester Jan: Visschedijk, "De kapittelheren", 52 nr.49; Bijlage 87.1; Frenken, Documenten, 191, 258; Heer Henrick: Bijlage II 117.1; Frenken, Documenten, 216; Vgl.: Bijsterveld, Laverend, II 648 nr.2498. |
2. | Bijlage II 5.2, 5.13, 5.77, 5.86.3, 60.7.2, 241.1, 246.11; GAH, RA 1226, fo.247r (22 dec.1455), RA 1227, fo.71r (16 febr.1457), RA 1229, fo.307v (19 apr.1459), RA 1231, fo.194r (9 mrt.1461), RA 1234, fo.181v (17 juni 1465), RA 1239, fo.334r (28 juli 1470), RA 1249, fo.194r (6 mrt.1480), fo.335v (1 febr.1480), RA 1262, fo.311r (31 jan.1493), RA 1266, fo.147r (7 mrt.1498), RA 1311, fo.369r-v (19 mei 1530), RA 1801, fo.- (ca.1470); RANB, Coll.PG 1384 (regest suppl. 86a) (17 jan.1458); Wils, Matricule, II 27 nr.70; Bannenberg e.a., De oude dekenaten, I 20-21, 150, 151, II 239, 267; Bijsterveld, Laverend, I 286 nr.2228, II 366 nr.3270; Schutjes, Geschiedenis, IV 205, 310; Lijten, "Oirschotse zoenaccoorden", 12 (1982) 103-108. Zie voor het begrip vicarius perpetuus hoofdstuk II, § 9.2.2. |
3. | Bijlage II 173.42, 173.44, 173.45, 173.53, 173.55; Tabel 3.2, nrs.35 en 36; Bannenberg e.a., De oude dekenaten, II xxii; RANB, KDOV 20 (regest 116-118) (20-22 juni 1466); GAH, IVR 412 (rekeningen van de Tafel van de H.Geest), 1491/92; GAH, RA 1262, fo.83r (27 okt.1492), fo.311r (31 jan.1493), RA 1265, fo.557v (8 apr.1497); APB, St.Jan II, Obituarium, p.313. |