Cler. Luik, A. -- (1442-1472) Rome, Den Bosch Heer (en meester) Willem Colen of Colensoen werd in Den Bosch geboren als zoon van Wouter Colensoen van Oerle. Zijn overgrootvader heette eveneens Wouter Colensoen van Oerle en was tussen 1322 en 1345 diverse malen schepen van Den Bosch. Overgrootvader Wouter zal een zoon geweest zijn van Coel (Nicolaus) uit Oerle en bezat zelf nog diverse erfgoederen te Zeelst binnen de jurisdictie van de schepenbank van Oerle. Vermoedelijk om zich te onderscheiden van Wouter Colensoen van Oss, die schepen was in 1321 en 1325, noemde hij zich aanvankelijk Wouter Colensoen van Oerle en later ook wel Wouter van Oerle. Hij had waarschijnlijk vier kinderen: Henric, Luytgart, Wouter, en Coel. Henricus dictus de Ghemert, filius quondam Waltheri de Ourle, poorter van Den Bosch, leefde nog op 27 oktober 1356 en maakte vóór 11 april 1357 zijn testament. Uit het testament blijkt onder meer dat hij een hoeve bezat in Zeelst. Zijn vermoedelijke zuster Luytgart, dochter van Wouter Colensoen van Oerle, bezat in 1384 een huis met hof aan de Oude Huls dat vroeger aan haar inmiddels overleden vader hadden behoord. Op 21 september 1384 verkocht haar man Jan van Haren deze goederen aan Ghijsbrecht Lysscap, terwijl Luytgart zelf als weduwe in 1396 nog een erfcijns uit dezelfde goederen verkocht. Haar vermoedelijke broers Wouter van Oerle en Coel van Oerle waren respectievelijk in 1371/72 en in 1372/73 schepen van Den Bosch. De laatste was waarschijnlijk dezelfde als de Nicolaus dictus Coel, filius quondam Walteri Colensoen de Buscoducis wiens weduwe Lysbeth Coptiten op 18 oktober 1383 haar testament maakte. Wouter Colen(soen) van Oerle, de vader van notaris, zal een zoon van dit laatste echtpaar zijn geweest. Hij was schepen van Den Bosch in 1420/21 en overleed tussen 1440 en 1450. Zijn kinderen noemden zich niet langer Van Oerle, maar Colen of Colensoen, vermoedelijk omdat dit zowel het patroniem van hun overgrootvader als dat van hun vader was geweest. Wouter Colen van Oerle had minstens acht kinderen: Peter, Luytgart, Katherijn, Lysbeth, Heilwich, frater Jan, heer Wouter en heer Willem. De eerste drie overleden vóór 1450 terwijl de laatste vijf toen nog in leven waren. 1) Peter Colen beloofde op 9 december 1428 een bedrag van 40 Rijnsgulden te zullen overdragen dat hem door de deken van de St.Jan was toegezegd namens Peters broer Wouter. Peter had een zoon Willem die clericus was en in 1450 aan de pauselijke Curie het rectoraat van het St.Martinusaltaar in de St.Jan reserveerde dat was vrijgekomen door de dood van een zekere Wilhelmus Johannis Coelenzoen. Op 12 februari 1454 droeg Willem een huis in Den Bosch over aan zijn oom heer Willem Colen. Diens zusters Luytgart en Katherijn waren respectievelijk getrouwd met Wouter van Os, zoon van Arnt van Enode, en met Lambert vanden Ecker. Van hun zusters Lysbeth en Heilwich is slechts bekend dat ze op 29 januari 1450 samen met hun drie nog in leven zijnde broers een erfpacht uit goederen in Vught St.Petrus overdroegen aan hun neef Henric, zoon van Katherijn en Lambert vanden Ecker. Hun broer Jan wordt in 1440 en 1450 genoemd als frater van Porta Coeli. Heer Wouter Colen, die waarschijnlijk de oudste zoon van Wouter Colen van Oerle was, verhuisde al vroeg naar Luik. In 1418 wordt hij vermeld als collector fructuum en dienaar van de bisschop te Luik en in 1419 als dienaar van de Luikse officiaal. Van 1421 tot 1462 was hij vervolgens notaris van de aartsdiaken van Brabant. Dankzij zijn functies aan het Luikse hof wist heer Wouter tal van beneficies te verwerven. Zo was hij absent rector van het Maria-altaar in Esch (1418-1462), van de kerk van Riethoven (1427-1428), van het Driekoningenaltaar in Boxtel (1427-1445), van een altaar in Helechintz (1431), van een altaar in de St.Stephanuskerk te Statta bij Hoei (vanaf 1431), en van de kerk van Waalre en Valkenswaard (1448-1462). Walterus Colenzone de Buscoducis ging in 1429 te Leuven studeren en behaalde daar op 16 november 1430 zijn baccalaureaat in de artes. Omstreeks 1430 moet heer Wouter ook tot priester zijn gewijd. Hij was kanunnik van de St.Dionysiuskerk te Luik van 1430 tot zijn dood omstreeks 1463. 2)
De notaris heer Willem Colen of Colensoen, die in 1441 genoemd wordt als rector van de kerk van Heesch, reisde omstreeks datzelfde jaar naar Rome waar hij het ambt van notaris van de Rota verwierf. Hij wordt als litterarum apostolicarum scriptor en abbreviator vermeld van 1442 tot 1471. Als Wilhelmus Colenzoen de Boxstal kanunnik van de St.Jan in Den Bosch, liet hij zich toen of bij een later bezoek aan Rome ook inschrijven aan de broederschap van Maria dell'Anima. Het is niet duidelijk waar de toevoeging "van Boxtel" vandaan komt. Misschien gaat het om een verschrijving, maar ook zijn broer heer Wouter wordt in 1431 éénmaal vermeld als Wolterus Colenzoen de Boxtel. Dat het in het geval van heer Willem om twee verschillende personen gaat is niet waarschijnlijk. Heer Willem Colen, zoon van Wouter Colen van Oerle, werd in 1447 of eerder kanunnik van de St.Jan in Den Bosch. Reeds op 3 juli 1447 werd dominus Willelmus Colen soen, canonicus in Busco, door zijn neef Willem, zoon van Peter Colen soen, ten overstaan van schepenen van Den Bosch gemachtigd tot het innen van zijn pachten en cijnzen. Heer Willem fungeerde in 1454 als vice-deken van het kapittel en was daarnaast rector van het Groot Gasthuis (1441-1458). Op 13 december 1456 verleende Calixtus III op verzoek van hertog Philips van Bourgondië en het stadsbestuur van Den Bosch toestemming aan de deken van de St.Jan om de O.L.V.-kapel van het Groot Gasthuis te verheffen tot parochiekerk en de rector van de kapel te vervangen door twee kapelaans of portionarii. Heer Willem Colen zou hierom zelf verzocht hebben omdat hij tijdens epidemieën niet meer alle zieken van de sacramenten kon voorzien. Nadat heer Willem afstand had gedaan van zijn rectoraat verhief de deken pas op 23 juni 1458 de Gasthuiskapel tot parochiekerk. Heer Willem ontving voor de rest van zijn leven een lijfrente of "pensioen" van 100 gulden per jaar. 3)
Na 1458 ontplooide heer Willem niet veel activiteiten meer. Wel werd hij op 28 februari 1464 nog door zijn verwant heer Dirck van Orthen, kanunnik van de St.Martinus in Luik en van de St.Jan in Den Bosch, aangesteld als één van diens executeurs-testamentair. Heer Willem maakte zelf op 15 augustus 1472 zijn testament en liet daarin onder meer zijn woonhuis aan de Papenhuls na aan het St.Janskapittel. Hij deed dit onder voorwaarde dat het huis voortaan bewoond zou worden door de kanunnik die net als hij de prebende van het St.Agatha-altaar zou bezitten. Heer Willem overleed op 18 augustus 1472 aan de pest en werd bij het St.Agathaaltaar in de St.Jan begraven. Twee verwanten van heer Willem waren later eveneens kanunnik van de St.Jan. Een heer Wouter Colensoen kreeg in 1501 een prebende in de St.Jan. Volgens Kievits was hij toen reeds kanunnik van de St.Dionysius in Luik en resideerde hij pas vanaf 3 juni 1502 in Den Bosch. Hij bezat daar een huis in de Peperstraat. Heer Wouter, die in 1510 tevens absent rector was van de kapel van Maria en St.Anthonius in Lith, stierf op 14 april 1517. Ook hij werd begraven bij het St.Agatha-altaar in de St.Jan. Een meester Claes Colen, zoon van Peter Colen en van Engel Gerits van Merlair, wordt vanaf 1511 vermeld als kanunnik van de St.Jan. Hij bezat onder meer twee huizen in de Choorstraat en het huis "De Dom" bij de Vleeshal op de Markt. Meester Claes Colen overleed waarschijnlijk in 1519. 4)
|
Noten | |
1. | Jacobs, Justitie, 253-257, 259, 263, vgl.267; Van Rooij, Het oud-archief, 18 nr.53; GAH, RA 1198, fo.129v (22 mei 1428), RA 1199, fo.203v (16 mrt.1429), fo.358v (9 dec.1428), RA 1220, fo.188v (29 jan.1450); Bijlage II 237.11, 318.21, vgl. 237.12 Woltherus dictus de Ourle de naam is mogelijk door de maker van het afschrift niet goed afgeschreven), 306.9; GAH, THG 401 (27 okt.1356), 416 (11 apr.1357); Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen, I 387-388. |
2. | GAH, RA 1199, fo.358v (9 dec.1428), RA 1210, fo.395v (8 juli 1440), RA 1217, fo.453r (3 juli 1447), RA 1220, fo.188v (29 jan.1450), RA 1224, fo.185v (12 febr.1454); Göller e.a., Repertorium Germanicum, I 203-204 nr.1243, VI 556 nr.5466, 580 nr.5697, 600 nr.5874; Juten, Consilium, 47, 73, 95 (vermeldt al in 1405 een dominus Walterus Collini als rector van hetzelfde altaar in Esch); Bannenberg e.a., De oude dekenaten, I 257, II 116, 123; Habets, "Fragment", 252; Bijsterveld, Laverend, 56, 227, I 160 nr.177 (hij was echter geen kanunnik van de St.Jan); Reusens, Matricule, I 245 nr.17. |
3. | Bannenberg e.a., De oude dekenaten, I 93 (magister), II 102 (dominus ac magister); Hilling, Die errichtung, 194 nr.32; Jaenig, Liber confraternitatis, 94; Göller e.a, Repertorium Germanicum, I 203-204 nr.1243 (Wolterus Colenzoen de Boxtel); AAB II, hs. Kievits, p.11, vgl. p.26; Bijlage II 5.15.1, 5.24, 5.25, 5.92, 60.27; Schutjes, Geschiedenis, IV 240; GAH, RA 1217, fo.341v (1447), fo.453r (3 juli 1447), RA 1220, fo.77r (1450), fo.188v (29 jan.1450), RA 1224, fo.185v (12 febr.1454), RA 1225, fo.24v (1455), vgl. RA 1198, fo.235v (29 juli 1428: land te Boxtel gelegen bij erfgoederen van Wolterus Coelen en Heilwigis, relicta quondam Wolteri Coelen, filia Willelmi sRoeden), RA 1251, fo.254v (1481/82); Bijsterveld, Laverend, I 295 nr.2333, II 678 nr.2956, vgl. 451 nr.179; Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen, II 509, 514; APB, St.Jan II, cijnsregister van 1503, p.149; Vgl.: Reusens, Matricule, I 60 nr.3 (Guilhelmus Petri Colosone, Leod. dioc. imm.1444). |
4. | AAB II, hs. Kievits, p.10, p.11, vgl. p.8; Bijlage II 396.3; APB, St.Jan II, Obituarium, p.243, p.438, p.490; Schutjes, Geschiedenis, IV 240; Heer Wouter: AAB II, hs. Kievits, p.21 (wat het kanonikaat in Luik betreft verwart Kievits hem misschien met zijn eerdere naamgenoot); Schutjes, Geschiedenis, IV 248; Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen, II 438; APB, St.Jan II, Obituarium, p.117, p.405; Munier, "Uit de correspondentie van een Nederlands curieprelaat", 14 nr.4 (brief van meester Willem van Enckenvoirt senior (zie nr.112) aan Gerardt Michiels d.d. 12 juni 1517: "Vander doet saligen heer Wolter Colensoen is yegelyck geaviseert geweest, sonder ick. Stalknechts crygen brieven ... "); Meester Claes: Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen, II 559-560, III 532-533, vgl. III 190, 229, 493-494; Vgl.: Jacobs, Justitie, 267. |
Jan van Oudheusden en Harry Tummers, De grafzerken van de Sint-Jan te 's-Hertogenbosch (2010) I. 40