Cler. Luik, A. 1536 (1524-1555) Den Bosch Meester Henrick die Bye, zoon van de vorige notaris, werd op 18 februari 1516 ingeschreven aan de universiteit van Leuven als Henricus de Bye de Buscoducis. Omstreeks 1521 was hij weer terug in Den Bosch als meester. Hij verrichtte er diverse schrijfwerkzaamheden voor de stad en andere instellingen en was met name intensief betrokken bij de loterij van 1522 die bedoeld was om de stadsfinanciën een injectie te geven. Meester Henrick die Bye die Jonge reisde toen met enkele lootmeesters naar Antwerpen om er op de Pinkstermarkt de zilveren prijzen die gewonnen konden worden uit te stallen. De prijzen bestonden uit zilveren kannen, kruizen, schalen, waterpotten, lepels, ringen en andere zilveren voorwerpen. Er werden in Antwerpen al meteen 3773 loten verkocht, waarvan meester Henrick de jonge aantekening hield in zijn lootboeken. De Antwerpse lootmeester Joris Formanteel, die zelf nog eens 4141 loten verkocht, liet echter beslag leggen op deze boeken en gaf ze niet vrij voordat hij zijn commissiegeld - een twaalfde van de opbrengst - van ook deze loten had ontvangen. Nadat in Den Bosch de sluiting van de lotenverkoop overal in de stad met tromgeroffel en trompetgeschal was aangekondigd begon de trekking die 20 dagen en nachten duurde. Meester Henrick die Bye de jonge las samen met zijn zwager meester Peter Pelgrom (nr.309) en Daniel van Vlierden (nr.405) vanaf een podium de namen van de winnaars voor en de rijmpjes of andere teksten die deze ter identificatie hadden opgegeven. Meester Henrick die Bye de oude en vijf andere personen controleerden hen en schreven de namen van de winnaars op. Meester Henrick senior ontving voor zijn werk 6 Rijnsgulden, zijn zoon 12 Rijnsgulden (12 stuivers per dag). 1) Meester Henricks reguliere werkzaamheden leverden beduidend minder op. Zo ontving hij in 1530 van de stad 6 stuivers "van te copieren den brief bij Dom Fernando, coninck van Ungeren, aen dese stadt gesonden metten conformacio vanden aflaet alhier verkondicht om hulpe ende bijstant te hebbenen tegen der ongenadiger beestelycker menschen den Turcken". In 1534 kreeg hij 12 stuivers nadat hij twee dagen lang naar enige stukken had gezocht tussen de vele scryfturen van de secretarie. Het jaar daarop was hij meer dan negen dagen bezig met het maken van een index op de raadsbesluiten vanaf 1514. Hij ontving daarvoor slechts 30 stuivers terwijl een houtzager dat jaar in dezelfde periode 31 stuivers verdiende en het loon van de meeste andere arbeiders nog hoger lag. Voor het vervaardigen van een notariële akte kreeg meester Henrick daarentegen in 1537/38 van het blok van de Markt 10 stuivers, ongeveer het dubbele van het dagloon van een arbeider. De in de rekening vermelde akte is waarschijnlijk dezelfde als de akte die meester Henrick op 22 maart 1536 opmaakte en waarbij zijn broer Frans die Bye, zoen wijlen meester Henricx die Bye ten behoeve van het blok van de Markt een goed opwon. Meester Henrick trad tussen 1534 en 1544 ook wel op als notaris bij het afsluiten van de rekeningen van dezelfde instelling. Een andere bijverdienste was het rentmeesterschap van het kleine St.Eloysgasthuis, welke functie hij bekleedde van 1535 tot 1543. Toen zijn vader in 1523 overleed werd deze als ordinarisklerk en klerk van de zesmannen niet opgevolgd door meester Henrick maar door meester Peter Pelgrom (nr.309) en Dirck die Wolff (nr.420). Deze noemden zich vanaf 1527 stadsnotarissen. Meester Henrick assisteerde hen sinds 1523 met allerlei werkzaamheden, zoals het collationeren van de stadsrekeningen, maar tot 1537 had hij geen vast salaris. Pas toen in augustus van dat jaar Dirck die Wolff overleed volgde meester Henrick hem als stadsnotaris op en kreeg hij een vast jaarsalaris van 40 Carolusgulden. Hij behield deze betrekking tot in december 1555 toen hij samen met zijn zwager meester Peter gepromoveerd werd tot gezworen stadsklerk. 2)
Waarschijnlijk woonde meester Henrick aanvankelijk in de Verwerstraat, toen ook wel Kolperstraat geheten. In 1530/31 is namelijk sprake van "die huysvrouwe meester Henrix die Bye inde Colperstraet". In 1536 woonde hij in de Hinthamerstraat bij de St.Jan. Hij tekende op 22 april van dat jaar als notaris een machtiging op van de prior van Baseldonk ten behoeve van Goyart Grootaert van Os de jonge (zie nr.151) die hem in Brussel moest vertegenwoordigen. Als plaats van de handeling werd opgegeven: "inder voirs. stat van sHertogenbosch, voir den woenhuyse mijns notaris ondergescreven staende binnen derselver stadt inder Hynthamerstraten, die voirs. prior op zijnen wagen sittende". Meester Henrick ondertekende de akte als Ick Henrick die Bye, clerck des bisdoms van Luydick, notaris apostolyck ende bijden Raide van Brabant geadmitteert. In 1547 en 1552 droeg hij als bewoner van het blok van de Hinthamerstraat respectievelijk 22½ stuiver en 200 stuiver bij aan de zetting. Daarmee behoorde hij in 1547 tot de rijkste 27 procent van de Bossche belastingbetalers en in 1552 tot de rijkste 19 procent. Hij was dus in verhouding tot zijn stadsgenoten redelijk welvarend maar vergeleken bij andere notarissen niet bijzonder rijk. Misschien speelde zijn verleden daarbij een rol. In 1526 werd in Den Bosch een kleine inquisitie georganiseerd door onder meer de Bossche kanunnik heer Henrick vander Moelen (zie nr.268). Daarbij werd meester Henrick die Bye, zoon van wijlen meester Henrick die Bye, wegens Lutherse sympathieën veroordeeld tot een boete van 50 Philippusguldens. Hij hoefde echter het Lutherse geloof niet officieel af te zweren zoals dat wel het geval was met negen andere inwoners van de stad. Misschien was hij dus slechts een "Bijbels humanist" zoals Van de Laar veronderstelt. Het is niet duidelijk in hoeverre hij verwant was aan Herman die Bye die in 1552/53 als notaris wordt vermeld of aan meester Henrick Hermans die Bye die op 20 februari 1563 als kanunnik van de St.Jan overleed. 3)
|
Noten | |
1. | Schillings, Matricule, III 524 nr.137; GAH, OA B30 (1521/22) t/m B43 (1536/37), rubriek "alrehande saken"; OLVB 52, band 10bis, fo.421v (1530/31), band 11, fo.- (1535/36); GAH, BHS 37 (1533-1544); Van Zuijlen, Inventaris, 378-382. |
2. | GAH, OA B31 (1523/24), B36 (1529/30), B40 (1533/34), B41 (1534/35); Blondé, De sociale structuren, 211-215; GAH, IVR 2 (rekeningen van het blok van de Markt), 1526/27, 1533/34, 1537/38 ; GAH, Blokken 81 (22 mrt.1536); Hermans, Verzameling, 110, 135; Afsluiting van rekeningen: GAH, IVR 2, 1533/34 t/m 1538/40, 1543/44; Wolf, "Archieven van de partikuliere gasthuizen", III 114; GAH, OA B43 (1536/37) t/m B62 (1555/56); Door meester Henrick gecollationeerde afschriften: Bijlage II 182.15, 406.3, 406.4; GAH, GG 2031 (9 febr.1428 t/m 5 dec.1511, na 1531 gecollationeerd). Zie voor de functie van gezworen stadsklerk hoofdstuk II, § 9.4.1. |
3. | GAH, IVR 2, 1530/31; RANB, Coll.CV 1739 (22 april 1536); APB, St.Jan II, cijnsregister van 1503, p.49; GAH, OA B53 (1546/47), B59 (1552/53) (vgl.: Blondé, De sociale structuren, 179-181, 188-190); Van de Laar, "De opkomst", 119, 121; Herman: GAH, BHS 37 (1552/53); Heer en meester Henrick: AAB II, hs. Kievits, p.23 (overleden op 15 februari 1563 en bij de Predikheren begraven); GAH, RA 1265, fo.373v (19 sept.1496); OLVB 49, fo.37v; APB, St.Jan II, Obituarium, p.64, 390 (jaargetijde op 20 februari); Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen, III 159; Schutjes, Geschiedenis, IV 258; Bijsterveld, Laverend, II 582 nr.1628. |