Ad Burgerhof geboren 17 december 1919, is er eentje uit een echte volksbuurt: de Weversplaats. Dat steekt hij niet onder stoelen of banken. De naam Burgerhof komt veel in de stad voor: Duke Burgerhof van het Koemuseum is een neef, Martin van de radiozaak, inmiddels overleden, is uit een verre tak familie van Ad. De Burgerhof's kregen vooral bekendheid als voetballers. De PTT-er Ad, die aanvankelijk fotograaf was, schildert nog eens de devotie zoals die vijftig jaar geleden werd beleefd.
Wij waren thuis met zes jongens en vier meisjes. De jongens droegen bijna allemaal een bijnaam. Gerard, de oudste, was voetballer en PTT-er. De tweede Matthijs, noemde ze ,Tèske', ook een voetballer. De derde was Louis, ofwel ‚d'n Taaie’. Van zijn vak was hij sigarenmaker. Dan volgen nog Thé, de eerste die de meestertitel in bridgen behaalde en die ‚het Joodje’ als bijnaam kreeg omdat ie zo gehaaid was bij het kaarten. Mijn zussen tot slot zijn allemaal goede handelsvrouwtjes geworden. De oudste èn de jongste zijn met een Sluiter getrouwd, die van de meubels. De tweede is van Maison Aarts verlichtingszaak en de volgende heet Schippers met der man's naam.
Moeder had op de hoek Weversplaats/Bonengang twee huizen, in het ene op nummer 38 zat het water- en vuurhuis van grootmoeder Verhoeven en op de andere hoek was ook zo'n ouderwets kruidenierswinkeltje van Anneke Smits-Lieberwirth.
Als kind speelde ik veel rond de stadsgracht en in de polder. Jongens uit de buurt noemde men ‚de polderjongens’. Het gekke was dat wij niet met die van de Beurdsestraat omgingen. Het steegje De Berenbijt, naast de huidige flat aan de Zuidwal, vormde de grens. Het was tegelijk de afscheiding van de parochies St. Jan en St. Cathrien.
Bosch' Marike
Het was kort na de oorlog. Hoe kun je de Bossche inwoners beter tot elkaar brengen dan met het opvoeren van een revue. De kapelaans Schraven, Meijers en Van de Bogaard kwamen met dat idee. Tom Brouns schreef het verhaal en Herman Moerkerk ontwierp de decors. Centraal in het Volksverhaal stond een ontluikende liefde tussen twee jongelui uit een volkbuurt. Het verhaal speelde zich af onder de ogen van de Zoete Moeder.
Tijdens de repetities en uitvoering van ‚Bosch Marike’, zo heette de revue, vervaagde de onderlinge tegenstellingen.
Samen met Annie Zomer, die in het stuk verliefd op mij raakte, speelden wij de hoofdrol. Jan Sonneborn schilderde de decors tegen de achtergrond van de St. Jan. Het stuk, onder regie van Kees Spierings, kende heel wat uitvoeringen. Behalve de eerste opvoering op 29 mei 1948 waren er nog in 1949, 1955 en 1956.
Het Casino was er speciaal voor aangepast. Aannemer L. van Drunen maakte voor de processie een platform tot in de zaal. Janus Borghs, ook uit de buurt afkomstig, was vaandeldrager.
| 39 |
De club Alcazar van de Weversplaats, een vriendengroep met bovenaan (v.l.n.r.): jongste zoon van de Kaas van de Putten, Frans van de Bergh, Poepertje Kersten, Jan van de Pas, Timmermans, Janus van de Pas, Oetske Brok, onbekend, de Plèk Kroon jr. en Jan Koort. Onderaan (v.l.n.r.): onbekend, Huub van de Pas, Hendrik Broeks, onbekend, Kees Schellings, eentje van Koort, d 'n Bels Timmermans, Mennie Belluz en Gerard van Houten. Vaak werden de kinderen hetzelfde genoemd als hun vader, zoals eentje van... of den dieje van ...
De ,tableau de la troupe' van Bosch' Marike, waarop Ad als fotograaf ervan, ontbreekt. Janus Borghs staat in de linkerhoek, rechts naast de lantaarnpaal.
Een andere Bossche traditie, waar zovele Bosschenaren achter stonden, was de Plechtige Omgang. Je had dat moeten zien hoe onze buurt bruiste van aktiviteit. De huizen kregen een grote schoonmaak en vooral de gang werd tot anderhalve meter hoogte zwart geverfd of geteerd. 's Avonds als de omgang trok kon je van de stoep eten. Het typische was dat katholiek of protestant meeleefde. De straat was veranderd in een feestelijke doorgang voor de plechtige stoet. Je werd er stil van. Je hoorde werkelijk geen kik als de processie al zingend en biddend langskwam.
Van de andere kant heeft mij dat geloof ook gehinderd. Ik was een eigengereide. De bakker aan de deur had al tegen ons moeder voorspeld: „Jullie Ad, die is geen mallemoer waard, geen sodemieter kan ie. Hij is te eerlijk om zakenman te worden.” Maar goed, ik zou over het geloof praten. In de straat woonden grote gezinnen met vijf, soms zeven en ook wel eens tien kinderen. Die jong sliepen direct onder de pannen. Je kunt begrijpen dat het moeilijk was om er serieus huiswerk te kunnen maken. Voor ontplooiïng was nauwelijks kans. Laat staan dat er geld op tafel kwam.
In mijn klas was er geen een die naar de ambachtschool mocht. Ik was de enige. De eerste dag dat ik van school thuis kwam vertelde ik moeder mijn belevenissen: „Nou heb je mij op school gedaan. En daar sta ik in de klas naast een socialist, tegenover mij zit een jood. Er wordt helemaal niet gebeden.” Het antwoord van moeder was: „Nou, dan ga je morgen niet meer terug.” Dat geloof in de volksbuurt zat erg diep. Was er een dode in de straat dan brachten ze nog der laatste geld naar de kerk om missen te lezen. Daar werd ik gloeiend om.
Onderstaand couplet is een gedeelte van het lied van Kees Spierings, die het volkstoneel ‚Bosch Marike’ regisseerde.
Weemoed bij de sanering van de buurt
De Beurdsestraat gaat nu verdwijnen,
de Weversplaats wordt ook gesloopt.
Dat zij lang ons woonwijk zou blijven,
hadden wij in stilte gehoopt.
Wij zijn in die straat toch geboren,
wij hebben als kind daar gespeeld.
Daar vierden wij saam onze feesten.
Daar hebben w'ons leed ook gedeeld.
Als herinnering aan de revue Bosch' Marike werd in 1958 een gevelsteen aangebracht op de hoek Bandsepoort/Weversplaats. Het is eind jaren zeventig verplaatst naar het refugiehuis aan de St. Jorisstraat. Kapelaan Schraven en Meijers en ondermeer Verkaart, de schoonvader van Ad, de man met de stropdas, kijken belangstellend toe. Het ventje dat wegloopt is Thieu, zoon van Ad Burgerhof.
| 41 |