Gielis’ jongere broer, Rudolf Martens van Broechoven, was eveneens kannengieter van beroep. Hij trouwde met Elisabeth Peter Wouter Heeren. Hij overleed in 1501 en zijn vrouw wellicht in 1528.174 Hij is zakelijk minder succesvol geweest dan zijn broer. In de Bossche belastinglijst van het jaar 1497-1498 werd hij aangeslagen met zestig gulden, veertig gulden minder dan zijn broer Gielis, en behoorde daarmee tot de zes tot zeven procent rijkste Bosschenaren.175 In 1501 stond de aanslag op naam van zijn weduwe. Zij was weliswaar gezakt op de welvaartsladder, maar behoorde nog tot de vijftien procent hoogst aangeslagenen.176 Rudolf was eigenaar van zijn vaders huis in de Orthenstraat. Tevens kocht hij de helft van de windmolen buiten de Orthenpoort, waarvan zijn vader eerder de andere helft had gekocht. Na Martens dood werd de molen zijn volledige eigendom.177 Rudolf en Elisabeth kregen negen kinderen die de volwassen leeftijd bereikten, onder wie twee dochters die intraden bij de slotzusters franciscanessen op de Uilenburg. Ten tijde van de erfdeling was een zoon, Gielis, overleden en verbleef een tweede, Andries, in het
| 50 |
buitenland.178 De goederen die op dat moment tot de onverdeelde boedel behoorden, waren: het huis, erf met verschillende bouwsels, lege plaats, achterhuis en kamer in de Orthenstraat, de windmolen buiten de Orthenpoort, een stuk land in Schijndel en een aantal renten.179 Dit bezit werd aan diverse partijen buiten de familie verkocht. Geen van Rudolfs kinderen kreeg een bestuursfunctie. De oudste zoon, Marten, trouwde weliswaar met een dochter van de bontwerker Henrick van Uden, en de weduwe van Gielis hertrouwde met stadssecretaris Goyaert Grotaert van Os, de gelegitimeerde zoon van voormalig schepen Goyaert Grotaert van Os, maar ze waren als huwelijkspartners blijkbaar toch minder aantrekkelijk dan hun neven en nichten.180 Beroepsmatig zijn zij zeker verbonden gebleven met het kannengietersberoep, maar daarnaast hebben een of meerderen van hen zich met handel beziggehouden. Immers in 1530 stelde Gysbert voor schepenen van ’s-Hertogenbosch mits andere notelicke occupatien een procureur aan om een handelsschuld van zes gulden in Gennep te innen.181 Hoe het hen verging is niet nader onderzocht, omdat zij geen aantoonbare rol speelden in het politieke machtscentrum van de stad. | 51 |
Noten | |
174. | BHIC, ILVB, toegang 1232, R 123, f315, 1501; BHIC, ILVB, toegang 1232, R 128, f200r, 1528. |
175. | OSA 1355 (nr. 0042). |
176. | OSA 1357 (nr. 0287, Elisabeth weduwe van Roelof die cangieter nr. 2287). |
177. | sH, R 1297, f108v, 12 november 1521. |
178. | Zijn weduwe Anna, dochter van Jacob Willems en Elisabeth Jans van Bergeyck, hertrouwde 16-6-1622 met Goijaert Grotaert van Os; Schuttelaars, Heren van de Raad, 462; sH, R 1297, f269. |
179. | sH, R 1296, f9v, 30 oktober 1521; sH, R 1308, f380v, 13 december 1527; sH, R 1351, f100, februari 1548. |
180. | sH, R 1841, f 68; Schuttelaars, Heren van de Raad, 469. |
181. | sH, R 1312, f184, 7 juli 1530. |
Wim Cöp, Het spel van de macht (2014) 46, 50-51