Johan is het jongste kind van Henrick van Broechoven en Joanna van Weert. Hij werd gedoopt op 13 oktober 1588 en overleed te Leuven op 15 september 1649.434 Op 4 oktober 1614 trad hij in bij de orde van de paters kapucijnen te Gent en werd priester gewijd te Antwerpen in mei 1619. Als kloosternaam droeg hij de naam Franciscus. Hij was achtereenvolgens gardiaan (=kloosteroverste) bij de orde in ’s-Hertogenbosch (1623-1625), Maastricht (1625-1626), Mechelen (1628-1629), Maastricht (1629-1632), Maaseik (1632-1633), Hasselt (1633-1634), Mechelen (1635-1636), Maaseik (1637-1638), Maastricht (1638-1641), Ieper (1641-1643), en Brugge (1644-1645). Hij heeft grote betekenis voor de orde gehad en mede door zijn donaties kon de bouw van het nieuwe klooster in ’s-Hertogenbosch in 1613 worden begonnen. | 88 |
Noten | |
434. | Hildebrand, De Kapucijnen in de Nederlanden, VII, 288. |
Kloosternaam: Franciscus van 's-Hertogenbosch. Kapucijn (van de Belgische en vanaf 1616 van de Vlaamse Provincie). Zoon van Henricus en Joanna van Weert (gez. Van der Stegen). Gedoopt in Sint-Jan op 12 januari 1569. Ingetreden te Gent in 1613; aldaar geprofest op 4 oktober 1614. Ontvangt Censuur en mindere orden in Leuven op 12 juni 1615 (woont dan in Brussel); Tot subdiaken gewijd te Mechelen op 18 februari 1617, tot diaken en priester te Antwerpen, resp. op 22 december 1618 en 25 mei 1619. Deed waarschijnlijk hogere studies bij de Kapucijnen. Biechtvader te Maaseik in 1632-1633. Vicaris in Maastricht in 1624-1625. Gardiaan in 's-Hertogenbosch in 1623-1625; in Maastricht in 1625-1626; te Mechelen in 1628-1629; te Maastricht in 1629-1632; te Maaseik in 1632-1633; te Hasselt in 1633-1634; te Mechelen in 1635-1636; te Maaseik in 1637-1638; te Maastricht in 1638-1641; te Ieper in 1641-1643; woont in Mechelen in 1643-1644; gardiaan in Brugge in 1644-1645; discreet in Leuven in 1647. Sterft te Leuven op 15 september 1649. Door het legaat in zijn testament (gemaakt voor zijn kloosterintrede) werd de kloosterstichting in 's-Hertogenbosch mogelijk. Ook zijn broeder Petrus en diens vrouw waren belangrijke weldoeners. Zijn familie behoorde tot de Bossche elite en werd in 1607 in de adelstand verheven; een afstammeling hiervan was Jan van Broeckhoven, graaf van Bergeyck († 1725). |
Wim Cöp, Het spel van de macht (2014) 88
P. Hildebrand, De Kapucijnen in de Nederlanden en het Prinsbisdom Luik I (1945) 365, 380; V (1950) 78, 90, 93, 98, 225, 326, 381, 383, 398, 414, 417-418, 430; VI (1951) 170, 178; VII (1952) 288; IX (1955) 214