In de vijftiende en zestiende eeuw vonden belangrijke verschuivingen plaats in de Bossche stadseconomie. In het laatste deel van de vijftiende eeuw had de wollenlakennijverheid haar dominerende positie geleidelijk moeten afstaan aan de linnenfabricage.161 De dure - en door de gildenkeuren duur gehouden - kwaliteitslakens verloren steeds meer terrein en werden verdrongen door goedkopere lakens, niet alleen uit Engeland maar ook uit Weert en van het platteland. De metaalnijverheid - met name gericht op de productie en afzet van spelden en messen - bloeide rond 1550 nog steeds, maar vanaf die tijd ontstond in deze nijverheidstak een doorgevoerde rationalisatie in het arbeidsproces door proto-industrialisatie, zoals ook bij de wollen- en linnenlakennijverheid de appretise en de blekerij ontstonden.162 De voedselproductie - met name brood, bier en vlees - bleef in eerste instantie gericht op de behoefte van de stad zelf, maar de brouwerijsector ging spoedig ook voorzien in een deel van de behoeften van het achterland. Daarnaast was ’s-Hertogenbosch voor veel handelswaar een doorvoermarkt, vooral voor haring, wijn, vee en agrarische producten van het platteland. Vee ging normaliter naar de stapel in Lier, maar de stad had zelf wel jaarmarkten voor vee in oktober en in de goede week. Zeker al op het eind van de vijftiende eeuw zetten de Van Broechovens hun eerste schreden richting handel. Gielis Martens van Broechoven werd omstreeks 1440 geboren. Hij huwde met Elisabeth Melissen en samen kregen ze acht kinderen die de volwassen leeftijd bereikten.163
| 48 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In 1472 betaalde Gielis zijn intredegeld voor de Illustre Lieve Vrouwe Broederschap en in 1496 werd voor hem de doodschuld betaald.164 Zijn vrouw Elisabeth overleed omstreeks 1503. In 1473 kocht Gielis een huis en erf aan de Markt in ’s-Hertogenbosch.165 In oktober 1491 kocht hij samen met twee zonen van Jacob Willemsen, een tweetal huizen aan de Vismarkt en daarin bleef hij wonen.166 In 1506 verdeelden de kinderen van Gielis en Elisabeth een deel van door hun ouders nagelaten goederen en kwam het huis aan de Vismarkt in handen van hun oudste zoon Henrick.167 Ook Gielis Martens van Broechoven en zijn weduwe Elisabeth investeerden, zoals hun ouders eerder deden, in een aantal erfcijnzen.168 Gielis was kannengieter, maar daarnaast was hij ook actief als zoutkoper.169 Het belang van het beroep van zoutkoper kan worden afgemeten aan de positie die ’s-Hertogenbosch tot het eind van de vijftiende eeuw innam bij de verhandeling en doorvoer van verse haring en naderhand bokking.170 De tolrekeningen, de ordonnanties omtrent het keuren en verpakken van vis, en het aanzien van het viskopersgilde bevestigen dit beeld. In die tijd vonden dan ook regelmatig dagvaarten plaats in de stad waaraan werd deelgenomen door de vistoeleverende steden, de stad zelf en de afnemende steden. Kort voor 1500 nam het belang van ’s-Hertogenbosch als doorvoer- en handelsplaats voor verse haring sterk af vanwege de opkomst van de Hollandse steden. Zij lagen strategischer ten opzichte van de jongere visgronden, en meer in de nabijheid van de voornaamste stapelplaats: Dordrecht. Zout en wellicht meer nog de kwaliteit ervan waren cruciaal voor de conservering van haring. Er bestonden dan ook gedetailleerde voorschriften dat geen twee soorten zout tegelijkertijd mochten worden vervoerd of in een huis mochten worden opgeslagen.171 De beslissing van Gielis om aan de Vismarkt te gaan wonen lijkt in samenhang met het beroep van zoutkoper bepaald logisch en doordacht.
De belastinglijsten verschaffen een betrouwbare indruk van het zakelijk succes van Gielis Martens van Broechoven.172 Zijn weduwe Elisabeth en naderhand haar kinderen worden daarin vermeld tussen 1497 en 1505. In de belastinglijst van 1497-1498 werd zijn weduwe aangeslagen voor 100 gulden. Zij behoorde daarmee tot het percentiel 97,87 en dus tot de twee tot drie procent rijkste Bosschenaars, al moet hierbij bedacht worden dat het om een gezinsinkomen ging waaraan ook inwonende kinderen bijdroegen. In 1502-1503 behoorde Elisabeth met een aanslag van 210 gulden wederom tot de twee tot drie procent grootste betalers. De aanslagen van de volgende jaren hadden - zoals in de aanslagen wordt aangegeven - nadrukkelijk betrekking op haar kinderen. In het jaar 1503-1504 bedroeg de aanslag 210 gulden, gelijk aan het jaarinkomen van ruim vier ambachtslieden samen, wederom hoog genoeg om tot de rijksten te behoren. Ook in de jaren daarna behoorden de kinderen van Gielis van Broechoven steeds tot de rijksten van de stad. In 1506-1507 werd Ewout Mallants - getrouwd met Richmoet Gielisdr. van Broechoven - als hoofdbewoner van het pand aan de Vismarkt vermeld.
De maatschappelijke positie van Gielis Martens van Broechoven en zijn vrouw Elisabeth kunnen we afleiden uit de huwelijken die hun kinderen sloten. Tabel 2.2 laat zien dat Gielis van Broechoven niet alleen financieel maar ook maatschappelijk een vooraanstaande positie had verworven. Gielis en Elisabeth konden voor hun kinderen
| 49 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aantrekkelijke huwelijkspartners arrangeren. Drie kinderen trouwden met (de dochter van) een schepen en vier trouwden met kinderen uit families die nauw betrokken waren bij de stadsfinanciën. De familie verkeerde dus als geheel al volop in het sociale centrum van de politieke macht. Eén van hen - Henrick - werd bovendien tweemaal schepen, maar de familie zou nog niet definitief doorbreken in het centrum van de politieke macht. Tabel 2.2: Partners en hun beroep van de kinderen van Gielis Martens van Broechoven (DVC).
| 50 |
Noten | |
161. | Kuijer, ’s-Hertogenbosch, stad in het hertogdom, 327. |
162. | Van den Heuvel, De ambachtsgilden, 399. |
163. | sH, R 1258, f289, 1489; OSA 2697, f6r, 28-12-1479; sH, R 1291, f300, 3 september 1518. |
164. | BHIC, ILVB, toegang 1232, R 120, f47r; BHIC, ILVB, toegang 1232, R 120, f22r, 1496. |
165. | sH, R 1242, f294v, 28 april 1473. |
166. | sH, R 1261, f521v, 4 oktober 1491. |
167. | sH, R 1275, f215, 8 augustus 1506. |
168. | sH, R 1257, f132, 1487; sH, R1262, f415, 1493; sH, R 1269, f55, 30 maart 1501; OSA 2697, f110, 1492. |
169. | BHIC, ILVB, toegang 1232, R 122, f48r, 1487. |
170. | Van den Heuvel, De Ambachtsgilden, 342-352. |
171. | Van den Heuvel, De Ambachtsgilden, 407-409. |
172. | Blondé, De sociale structuren, 6 e.v.; Schuttelaars, Heren van de Raad, 484; Wat betreft de bedragen en percentielen werd gebruik gemaakt van de door Schuttelaars gemaakte gedigitaliseerde lijsten. |
173. | Dirck Jan Aert Eghens was een broer van Marike en Marcelis Jan Aert Eghens. |
Wim Cöp, Het spel van de macht (2014) 48-51