Dat de Bossche schepenfamilie voortkomt uit de Meierijse Van Broechovens is, naast de aansluiting van de naam en toenaam van Marten Gielis van Broechoven, vooral gestoeld op de gelijkenis van het wapen dat werd gevoerd: drie molenijzers 2 -1 en een gecentreerde posthoorn. Daarbij komen het terugkeren van de naam Rudolf als zoon van Marten Gielis van Broechoven en de naamgeving van de kinderen van deze Rudolf: Martinus, Petrus, Egidius, Gysbertus en Andreas.137 Rudolfs Meierijse grootvader Gielis Jan Andries gaf zijn zonen de namen: Ghisbertus, Johannes, Petrus, Martinus, Andreas en Wolterus.138 Ten slotte pleit voor de directe relatie tussen de Bossche en Meierijse Van Broechovens dat juffrouw Aleyd van Hambroec, dochter van Gysbert Wyeroc en dus een tante van Marten, zoon van Gielis Jan Andries van Broechoven en Margriet Gysbertdr. Wyeroc, in 1445 optrad als koopster van een erfcijns uit het huis dat Marten in de Orthenstraat in ’s-Hertogenbosch had verworven mét de bepaling dat de cijns na Aleyds dood aan Marten zou toekomen.139 Vier generaties gingen voorbij voordat de familie Van Broechoven haar grote en definitieve doorbraak kende in ’s-Hertogenbosch. Het waren immers Henrick en Rogier, de zoons van Peter Gielis Gielis Marten van Broechoven, die vanaf de jaren zeventig van de zestiende eeuw een invloedrijke politieke posities verwierven.
| 45 |
8.1.3 ConclusieDe familie Van Broechoven maakte gedurende de hele periode tussen 1579 en 1629 deel uit van de politieke elite van ’s-Hertogenbosch en groeide in die periode uit tot een van de machtigste families - zo niet de machtigste - van de stad. Zij leverde - Guiliam Absolons meegerekend - zeven schepenen, twee pensionarissen, drie rentmeesters van de beden en een stadsrentmeester. Vanaf 1590 vervulde de familie onafgebroken het ambt van rentmeester van de beden en gedurende negen jaar het ambt van pensionaris. Het aantal schepenmandaten was met een totaal van 23 in de genoemde periode weliswaar laag maar dit moet volledig worden toegeschreven aan het feit dat het ongebruikelijk was dat pensionarissen en rentmeesters van de beden tevens schepen waren. Het is evident dat met name Henrick van Broechoven Pzn. aan de basis van dit succes heeft gestaan en dat zijn macht en reputatie voor zijn kinderen nagenoeg automatisch de deuren naar topposities openden. | 238 |
8.2 Economische machtHet beginvermogen van Henrick en Rogier van Broechoven Pzn. was zeker aanzienlijk qua omvang. Toen hun vader, Peter van Broechoven Gieliszn., in 1571 overleed, bleef zijn weduwe achter met zes kinderen, en rustte op de boedel van het sterfhuis een schuld van ten minste 500 gulden.1065 Beide broers startten met een relatief klein huis, en spoedig vestigde Rogier op het zijne een tweetal renten.1066 Henrick had iets meer financiële armslag. Het feit dat hij reeds in 1571 plaats kon nemen in de schepenstoel, getuigt ervan dat hij over een redelijk vermogen beschikte. Ten tijde van de gedwongen lening in 1578 werden Henrick en Rogier aangeslagen voor twaalf, respectievelijk zes gulden en behoorden daarmee tot de gegoede middenklasse.1067Acht jaar later, ten tijde van de lening in 1586, had met name Rogier van Broechoven Pzn. een spectaculaire sprong gemaakt en behoorde hij tot de groep van 154 Bosschenaren die het hoogste werden aangeslagen. Henrick woonde in de Sint Jorisstraat en had op dat moment een percentielscore van 91,12, maar Rogier was vertrokken naar het huis die croone van Vranckryck aan de Markt, dat hij in 1581 voor 1800 gulden had gekocht.1068 Hun broer en zussen, en ook hun moeder, zaten tussen het 84e en 94e percentiel.1069 Ook na 1586 nam het vermogen van de Van Broechovens sterk toe en tegen het eind van hun leven behoorden de meesten van hen tot de rijkste Bosschenaren. Intrigerende vragen in dit verband zijn: hoe waren de Van Broechovens in staat om in een tijd van crisis een aanzienlijk vermogen op te bouwen en hoe vermogend werden ze uiteindelijk? In welke sectoren waren ze actief? Om deze vragen te beantwoorden, analyseren we allereerst hun activiteiten in nijverheid en handel. Vervolgens besteden we aandacht aan hun financiële activiteiten en ten slotte aan de samenstelling en omvang van hun vermogens. Het onderzoek heeft betrekking op Henrick van Broechoven Pzn. en zijn acht kinderen (Sophie, Peter, Christiaan, Rogier, Gerard, Mechteld, Gielis en Johan), en Rogier van Broechoven Pzn. en zijn vijf kinderen (Arnout, Josina, Elisabeth, Petronella en Nicolaas). | 239 |
8.2.1.2 MolenbezitIn de tweede helft van de vijftiende eeuw kwam in ’s-Hertogenbosch de eerste windmolen in het bezit van de Van Broechovens. Twee honderd jaar later werd de familie nog steeds gerekend tot de belangrijke bezitters van windmolens.1079 Vanaf het eind van de zestiende eeuw hebben Henrick en vooral Rogier van Broechoven Pzn. veelvuldig geïnvesteerd in windmolens. Meermaals worden ze samen genoemd als kopers en eigenaren, of als aanvragers van vergunningen voor het bouwen van molens.1080 Achterhalen welke windmolens in de loop van de tijd in het bezit van de familie waren en welk aandeel de verschillende familieleden daarin hadden, is moeilijk, zo niet onmogelijk, omdat de plaatsaanduiding vaak weinig nauwkeurig is, de meeste molens meerdere eigenaren hadden en het windrecht - de plaats waar een windmolen mocht staan - een hertogelijk recht was, dat los van het bouwen ervan werd vergund. Bovendien werden veel molens meerdere keren verplaatst. Zo stonden ze aanvankelijk buiten de stad vanwege de betere windvang, maar werden de meeste in de tweede helft van de zestiende eeuw - op bevel van de landsheer en het stadsbestuur - op de stadswal opgericht, met name om de voorziening van broodmeel en (geschroot) mout beter te kunnen garanderen.1081 Het aantal transacties waarover de zestigste penning werd geheven ondersteunt het beeld van het veelvuldig verplaatsen van molens en het wisselen van eigenaar. Voor huizen constateerden we in paragraaf 7.1.2 over een periode van 50 jaar een aantal van 3.717 transacties op een geschat huizenbestand in ’s-Hertogenbosch van ongeveer 3.110, wat een ratio van iets meer dan 1,2 oplevert. Voor molens resulteerde een vergelijkbare benadering in een factor 4 : we troffen namelijk ruim 50 transacties aan tussen 1579 en 1629 en het aantal windmolens was in die tijd ongeveer 15.1082 Uit de protocollen waarin de Van Broechovens voorkomen in relatie tot windmolens en molenwerven blijkt een drieledige betrokkenheid van de familie bij de molenbranche. Aan de ene kant komen ze naar voren als exploitanten of eigenaars, aan de andere als financierdersen ten slotte als kopers en verkopers van rechten of molens. Ten tijde van de erfdelingen van Henrick en Rogier van Broechoven Pzn. worden ten minste drie windmolens genoemd.
Met deze investeringen behoorden de Van Broechovens tot de belangrijke bezitters van korenwindmolens. Dit wordt duidelijk als we hun belangen relateren aan het totaal aantal windmolens in ’s-Hertogenbosch.1089 Het grootste aantal windmolens dat de stad kende was zeventien. Dit aantal werd bereikt rond het midden van de zestiende eeuw. Een eeuw later waren het er nog twaalf. | 243 |
De macht van de familie Van BroechovenDe familie Van Broechoven groeide in de periode tussen 1579 en 1629 uit tot een van de machtigste families - zo niet de machtigste - van ’s-Hertogenbosch. Ze leverde - Guiliam Absolons1283 meegerekend - zeven schepenen, twee pensionarissen, drie rentmeesters van de beden en een stadsrentmeester. Vanaf 1590 vervulde de familie onafgebroken het ambt van rentmeester van de beden en gedurende negen jaar het ambt van pensionaris. Haar relatief geringe aantal schepenmandaten moet volledig worden toegeschreven aan het feit dat het ongebruikelijk was dat pensionarissen en rentmeesters van de beden tevens schepen waren.Het is evident dat het succes dat de familie had in het verwerven van functies met name aan Henrick van Broechoven Pzn. moet worden toegerekend. Voor het vergelijken van de macht van families gebruikten we een rekenmodel, gebaseerd op de Generale Capitale impositie. De waarderingsbedragen die golden voor schepenen en raadsheren hebben we sterk gedifferentieerd en aanzienlijk verhoogd om deze beter te laten aansluiten bij de realiteit van de macht. We concludeerden dat het resultaat van de uitgevoerde berekeningen een goed en alleszins reëel inzicht geeft hoezeer de macht van families tijdens de onderzochte periode veranderde. De Van Broechovens waren grote brouwers. Gezien de omvang van hun brouwerijen en de spilfunctie die brouwers hadden als financiers mag zeker worden aangenomen dat ze invloedrijk waren. Ook behoorden ze tot de belangrijke bezitters van korenwindmolens in ’s-Hertogenbosch. Rogier van Broechoven Pzn. was, behalve politicus en bierbrouwer, ook lakenkoopman en hij bezat tevens een blekerij. Als lakenkoopman dreef hij handel met het voor de lakenhandel zeer lucratieve Iberische schiereiland. De Van Broechovens opereerden frequent op de publieke en private kapitaalmarkt en ze behoorden tot de absolute top van Bossche investeerders in landerijen. Henrick van Broechoven Pzn. kocht met name onroerend goed vanaf 1584-1585, met een vlucht tussen 1595 en 1604. Een hoge plek als investeerder was tevens weggelegd voor Henrick en zijn kinderen voor investeringen in renten op de Staten van Brabant. Een gefundeerde uitspraak over Henricks positie als investeerder in private renten en pachten liet ons onderzoek niet toe, al zal het bezit van dertig tot veertig stuks hem vrijwel zeker tot de top hebben doen behoren. Het investeringsgedrag van zijn broer Rogier was anders. Op de private geldmarkt vertoonde hij zich vrijwel alleen om te investeren in landerijen, naast uiteraard zijn activiteiten als handelsman, borg en financier van zakelijke activiteiten. De volgende generatie zette het investeringspatroon van hun vaders op hoofdlijnen voort en bleef het accent leggen op de aankoop van landerijen. Het schatten van de waarde van het vermogen dat Henrick van Broechoven tijdens zijn leven vergaarde, is nagenoeg ondoenlijk. Elk bedrag tussen 50.000 en 100.000 gulden en meer is verdedigbaar. De onderliggende informatie is daartoe te fragmentarisch en zeker onvolledig. Dat Henrick bij zijn overlijden tot de rijkste Bosschenaren behoorde, lijdt geen twijfel. Het vermogen dat Rogier van Broechoven Pzn. naliet was eveneens aanzienlijk en wellicht nog groter dan dat van zijn broer Henrick. Ook een drietal zonen van Henrick van Broechoven zag hun vermogen spectaculair toenemen, vergelijkbaar wellicht met de vermogensgroei die hun vader wist te realiseren. Bij de kinderen van Rogier was dit veel minder het geval en was de vermogensgroei met uitzondering wellicht van die van Arnout, nergens groter dan een verdubbeling. De Van Broechovens hielden zich nadrukkelijk bezig met hun sociaal-culturele vermogen: het uitbouwen van hun ‘kennissenkring’, met de vraag hoe zich te verankeren in de gemeenschap, én met levensstijl, ofwel met de manier waarop ze aan die gemeenschap wilden laten zien wie ze waren. Hun verwevenheid in de sociaal-politieke structuren van de stad was onder andere zichtbaar in de functies die ze bekleedden als kapitein of luitenant van een schutterij en blokmeester, als kerkmeester en als weesmeester. In de Illustre Lieve Vrouwe Broederschap wist de familie een vergelijkbare positie te verwerven als in het stadsbestuur en Rogier van Broechoven Pzn. was bijna veertig jaar betrokken bij de veiligheid en bescherming van de stad. De zoons van Henrick en Rogier van Broechoven Pzn. lijken minder centraal in de Bossche gemeenschap te hebben gestaan. De huwelijkspartners en de gekozen geestelijke orden pasten zeer goed binnen de geest van de tijd. Met name de huwelijken boden de zonen alle mogelijkheden om hun ambities te realiseren. Hun status was zichtbaar aan de huizen die ze bewoonden, de heerlijkheden die ze verwierven en de adellijke titel die de familie in het begin van de zestiende eeuw kreeg. De beschikbare informatie over de immateriële cultuur, en daarmee vooral het symbolische kapitaal, van de Van Broechovens vóór 1629 is schaars, zodat dit element slechts oppervlakkig aandacht kon krijgen. Het onderzoek toonde aan dat de Van Broechovens machtig en vermogend konden worden en blijven door de combinatie van een aantal factoren. Op de eerste plaats waren ze mede door een goede opleiding in staat functies te verwerven en beroepen uit te oefenen waarin ook in tijden van crisis geld moest blijven omgaan. Kortom ze accumuleerden onafgebroken grote sommen geld. Met acht respectievelijk vijf kinderen die de volwassen leeftijd bereikten, behoorden de gezinnen van Henrick en Rogier van Broechoven Pzn. tot de grotere binnen de bestuurderselite van de stad. Deze aantallen boden ruimschoots de mogelijkheid niet alleen in de opvolging in de politieke functies van de vaders te voorzien, maar ook tot een verbreding van de machtsbasis. Ook op belangrijke kerkelijke posities was de familie nog prominent vertegenwoordigd, zoals in het kapittel van de Sint-Jan en in de orde van de kapucijnen. Ze konden zich sociaal-cultureel goed staande houden en met als startpunt een goede - vrijwel steeds - universitaire opleiding konden ze een levensstijl aanhouden die paste bij hun status. De Van Broechovens waren niet alleen machtig, maar werden ook als zodanig erkend. Voor Henrick van Broechoven Pzn. hebben we hieromtrent vele voorbeelden gegeven, en ook de reputatie van zijn broer Rogier was in de Bossche bestuurskringen onomstreden. Na 1610 waren het vooral de Brusselse contacten die doorslaggevend waren voor het in stand houden van de machtspositie van de familie. Ten slotte had de familie Van Broechoven tussen 1579 en 1629 krachtige leiders in de personen van Henrick en - zij het minder op de politieke voorgrond tredend - zijn broer Rogier van Broechoven Pzn. Ze vulden elkaar aan ook wat werkterrein betreft: Henrick van Broechoven Pzn. deed Brussel, terwijl het vizier van Rogier op de eerste plaats op ’s-Hertogenbosch en zijn zakelijke activiteiten was gericht. Als slotconclusie analyseerden we in hoeverre de samenstelling van het maatschappelijk vermogen van de Van Broechovens uniek was in vergelijking met die van andere families. Met name werd hierbij een vergelijking gemaakt met de familie Van Gestel, omdat de machtigste politicus in de stad tussen 1579 en 1629 - Henrick van Gestel - tot die familie behoorde. De belangrijkste verschilpunten die hierbij naar voren kwamen, waren de unieke kwaliteiten van Henrick van Broechoven Pzn. als wegbereider, de betrokkenheid van de Van Broechovens bij het gewestelijk bestuursniveau en het actief netwerken met de families die het centrum van de macht vulden in Brussel. Door het grote aantal politiek actieve Van Broechoven-telgen kon hieraan ook door huwelijksallianties concreet invulling worden gegeven. Na hun vertrek uit ’s-Hertogenbosch wist de familie Van Broechoven een indrukwekkende politieke machtspositie op te bouwen in de Zuidelijke Nederlanden. Ze was prominent aanwezig in de stadsbesturen van Antwerpen en Brussel en in de centrale bestuursraden. De macht van de achterkleinzoon van Henrick van Broechoven Pzn., Jan van Broechoven de Bergeijck, reikte omstreeks 1700 zelfs zo hoog dat menigeen in hem aan het eind van de zeventiende eeuw de feitelijke landvoogd van de Zuidelijke Nederlanden zag. Elke telg van de familie Van Broechoven verkreeg wel een heerlijkheid of een heerlijke titel. De Van Broechovens toonden een uitgesproken drang naar adeldom, maar of ze in grotere mate aristocratiseerden dan de elite in hun omgeving en met hun levensstijl afwijkend gedrag lieten zien, is niet aangetoond. In het Noorden reduceerde de macht van de familie in de loop van de zeventiende eeuw steeds verder. Omstreeks de eeuwwisseling ging deze tak van de familie in feite bankroet en stierf in 1720 in mannelijke lijn berooid uit. | 305 |
Noten | |
137. | sH, R 1294, f 27, 31 december 1520. |
138. | sH, R 1205, f 123v, 26 november 1434. |
139. | sH, R 1215, f 323, 11 augustus 1445. |
1065. | OSA, R 1922, f281v-f283, 16 augustus 1571. |
1066. | sH, R 1400, f79v, 24 januari 1574-75; sH, R 1412, f385, 12 maart 1577. |
1067. | OSA 5203, gedwongen lening 1578; Schuttelaars, Heren van de Raad, 309. |
1068. | OSA 1432, LXe penning, 20 mei 1581. |
1069. | OSA 3911, 1586. |
1079. | SAH, N 2711, f 209, 5 december 1669. |
1080. | BHIC, toegang 1107, R 302,f309r, 16 juli 1594; OSA 179, f175v, 27 september 1594; OSA 4102, f74v, 20 februari 1602; OSA 1443, LXe penning, 9 april 1592; sH, R 1435, f465, 18 juli 1597. |
1081. | Vereniging Vrienden van de Molens van ’s-Hertogenbosch, Molens, 4 september 2012; Jurgens, ‘Molenwandeling (1)’, 63. |
1082. | Jurgens, ‘Molenwandeling, (1) tot (4)’. |
1083. | BHIC, toegang 1107, R 302,f309r, 16 juli 1594; OSA 179, f175v, 27 september 1594; OSA 4102, f74v, 20 februari 1602; BHIC, toegang 1107, R 306, f23r, 10 juni 1611; sH, R 1519, f059, 7 november 1618; sH, R 1572, f107v, 4 november 1649; sH, R 1576, f152, 7 november 1651; Jurgens, ‘Molenwandeling (2)’, 144 en ‘(3)’, 23-24. |
1084. | sH, R 1405, f107v, 7 februari 1584. |
1085. | sH, R 1570, f357, 26 maart 1648. |
1086. | sH, R 1421, f484, 25 juni 1591; sH, R 1421, f485, 30 juli 1591. |
1087. | sH, R 1435, f465, 18 juli 1597. |
1088. | OSA 251, Rekeninge vande Muelens. |
1089. | Jurgens, ‘Molenwandeling, (1) tot (4)’. |
1283. | Guiliam Absolons was gehuwd met een dochter van Rogier van Broechoven Hzn. |
Ik kan niet juist bewijzen (zegt VAN HEURN) of dit oud Taxandrisch adelijk geslacht ook Heeren van het gehucht Broekhoven onder het dorp Riethoven geweest zijn. Deze schrijver schijnt dit niet gevonden te hebben, wijl er nog en ander gehucht van gelijke benaming onder Tilburg is, en 't is ook moeijeljk dit met grond te bewijzen. Bij DE LANNOY Tome IV bl. 84, vindt men Godefroy de Staakenburgh dictus Boisschot, gehuwd met Amelberga Elizabeth de Bruhese, vrouwe van Broekhove en Goirl of Goirle, den 6 julij 1371 vermeld, wier zoon Everard, Heer van Broekhoven en Goirl, vermeld op het jaar 1402, den naam van Broeckhoven schijnt aangenomen te hebben immers zijne kinderen en kindskinderen hebben die naam gevoerd. Hier schijnt niet onduidelijk Broeckhoven onder Tilburg, gelegen aan de zijde van Goirle, mede bedoeld. Maar van eene andere zijde beschouwd, te weten de verpanding der dorpen Bergeyk, Reithoven en Westerhoven enz. door koning Philips in 1626 aan jonker Rogier van Broeckhoven, schijnt het gehucht Broeckhoven onder Reithoven die heerlijkheid te zijn, welke de voorvaderen van dezen edelman oudtijds hadden bezeten en waar zij hun geslachtsnaam van voerden. Deze familie heeft in Brabant zeer gebloeid. Jan Baptista de Broeckhoven (zoon van gemelden Rogier) werd tot de grafelijke waardigheid verheven, met den naam van graaf van Bergeyk en diens zoon Johan bekwam met Anna Francisca Helman, zijne huisvrouw, de baronie van Leefdaal, waarin hij bevestigd werd met den ouden titel van baron, door koning Karel II bij opene brieven van 15 junij 1679. Dit adelijk geslacht heeft ook van ouds in de Meijerij gebloeid; het bezat er nog in de XVIIe eeuw aanmerkelijke goederen en adelijke sloten, zooals te Bergeyk, Berlicum en elders meer ook is de heerlijkheid Milheeze langen tijd in het bezit van deze edelen geweest, die ook in de XVIe eeuw en het begin der XVIIe het regentschap in de hoofdstad hebben bekleed.
Broeckhoven voerde in blaauw drie gouden molenijzers.
| 228 |
V.A.M. Beermann, Stad en Meierij van 's-Hertogenbosch van 1648 tot 1672 (1946) 31
H. Bots, J. Matthey, M. Meyer, Noordbrabantse studenten XLIV (1979) 29, 30, 124
Wim Cöp, Het spel van de macht (2014) 45-46
Lucas G.C.M. van Dijck, Van vroomheid naar vriendschap (2012) 161-169
C.J. Gudde, 's-Hertogenbosch geschiedenis van vesting en forten (1974) 103
J.B. Rietstap, Adelijke en voorname geslachten te 's-Hertogenbosch en in de Meijerij (1876) 228-229
A. van Sasse van Ysselt, 'De afkomst van het Bossche geslacht Van Broeckhoven' in: Taxandria (1929) 97-110
A.F.O. van Sasse van Ysselt, De voorname huizen en gebouwen van 's-Hertogenbosch (1910) I. 206, 215, 225, 231, 235, 240, 259, 264, 266, 268, 270, 271, 276, 282, 295, 298, 299, 397, 398, 428; II. 61, 66, 70, 71, 89, 182, 195, 211, 213, 290, 332, 442, 449, 503, 509, 514, 519, 567; III. 49, 110, 232, 250, 333, 339, 340, 344, 366, 380, 381, 382, 537, 552