afb. Jan Frederik Christiaan Reckleben, 1861-1863
Heer van Cloetingen, Haeften en Herwijnen, geboren 12 juni 1599, als zoon van Floris van Brederode en Dorothea van Haeften. Aangezien Floris van Brederode een zoon was van Reinoud IV van Brederode stamt Joan Wolfert dus in rechte lijn van het beroemde geslacht af, waarvan met zijn zoon Wolfert (18 november 1649 - 21 juli 1679) de wettige takken zouden uitsterven. Van het begin af aan voor de militaire loopbaan bestemd, werd hij eerst vaandrig en kreeg hij in 1618 een compagnie voetknechten, twee jaar later een compagnie kurassiers onder zijn bevelen. In 1629 vinden wij hem als bevelhebber over een regiment Nederlanders bij de belegering van 's-Hertogenbosch door Frederik Hendrik in het hoofdkwartier bij de Pettelerschans. Na de inneming der stad wordt Van Brederode er gouverneur, een post, dien hij tot zijn dood zou blijven bekleeden. Doch meer in naam dan metterdaad, want in 1633 werd hij kolonel over een regiment voetvolk en 3 juni 1636 tot meester-generaal der artillerie benoemd. Wanneer dan in 1642 graaf Willem van Nassau, de veldmaarschalk, sterft, wordt dit ambt aan Joan Wolfert van Brederode opgedragen, die door zijn huwelijk met Anna gravin van Nassau, de zwager van den overleden veldmaarschalk was. Als ‘veldmaarschalk over het volk van oorloge te peerde ende te voet’ is hij echter door de in 1648 gesloten vrede niet meer in de gelegenheid geweest, zijn land diensten van eenig belang te bewijzen.
Reeds te voren was hij ook voor buitengewone zendingen in diplomatieken dienst gebruikt. In 1640 vormde hij met François van Aerssen, heer van Sommelsdijk, Joan van der Kerkhoven (Polyander), heer van Heenvliet, en den gewonen gezant der Staten, Albert Joachimi, het gezantschap, dat 1 januari 1641 naar Engeland scheep ging om de hand van prinses Mary voor den lateren Willem II te vragen en de huwelijksche voorwaarden op te stellen. In het volgend voorjaar de bruid in Rotterdam af te halen, was hem echter door ziekte niet vergund.
De uiterlijk goede verstandhouding met het huis van Oranje, die uit het voorgaande gebleken is, was voor Brederode echter geen beletsel om in 1654 als eerste zijn stem uit te brengen voor de Acte van Seclusie, waartoe hij als eerste edele en bijgevolg lid van de Staten van Holland de bevoegdheid had. Volgens sommigen deed hij dit om zijn ambt niet te verliezen, volgens anderen, omdat zijn financieele positie hem niet veroorloofde in de oppositie te gaan. Ten slotte kan men gissen, dat
| 125 |
ook de oude geslachtstrots aan deze handelwijze wel niet vreemd zal zijn. Ook hij noemde zich, evenals vroegere leden van zijn geslacht ‘gebooren graeff van Hollandt’. Hoe dit zij, hij behield er zijn ambt, maar verloor er zijn populariteit door, want van de zijde van het Oranje-gezinde leger en volk werd deze stap hem uiteraard zeer kwalijk genomen. Een rol heeft hij verder noch in het leger noch in de diplomatie gespeeld. In 1651 heeft hij te Dordrecht een volksbeweging ten gunste der Oranjes onderdrukt. In 1655 vinden wij hem aan het hoofd van een der beide legertjes, die uit voorzorg tegen de zweedsche agressie in Duitschland langs en bij den IJsel gelegerd werden. Doch 1e konden zij weldra weer naar hun standplaatsen terugkeeren en 2e zou toch Brederode, ook indien zij in actie hadden moeten komen, hen niet meer hebben kunnen aanvoeren, aangezien hij ziek werd. Te vergeefs heeft hij nog getracht in Spa herstel van gezondheid te vinden. Zijn toestand verergerde en te Pietersheim bij Maastricht, waarheen hij zich had laten brengen, overleed hij op den 3den september 1655. Nadat zijn eerste vrouw, de genoemde Anna, gravin van Nassau, in
Er bestaat een portret van Brederode door Pieter Soutman naar G. van Honthorst, een van C. van de Passe en een zonder naam in 4º; voorts een schilderij door een onbekend kunstenaar in het bezit van den prins van Solms-Braunfels op het slot Braunfels bij Wetzlar.
| 126 |
Bronnen | |
• | Een uitvoerig relaas van zijn dood bij Lieuwe van Aitzema, Saken van Staet en Oorlogh, de ed. in 14 dln., VIII, 379-82 |
Namen en wapenen der Heeren Beêedigde Broeders soo Geestelijke en Wereltlijke van de seer oude ende seer doorluchtige Broederschap van onse Lieve Vrouw binne de stad s'HertogenboschWolfert Baron vanBrederode, Heer van Vianen, etc. etc. gouverneur der stad en onderhorige Forte van s Hertogenbosch ontfangen 1642 obiit 3 7ber 1655 | 116 |
V.A.M. Beermann, Stad en Meierij van 's-Hertogenbosch van 1648 tot 1672 (1946) 59, 60
Lucas G.C.M. van Dijck, Van vroomheid naar vriendschap (2012) 146
C.J. Gudde, 's-Hertogenbosch geschiedenis van vesting en forten (1974) 122, 124
C.J. Gudde, Vier eeuwen geschiedenis van het garnizoen 's-Hertogenbosch (1958) 88-91
J.H. van Heurn, Beschrijving der Stad 's-Hertogenbosch (2022) 441
P.Th.J. Kuyer, Rondom en in het gouvernement (1973) 5, 103