's-Hertogenbosch 6 maart 1758 - 11 juni 1834Huwde met Theodora Elisabeth Baest Verspeyck (Amsterdam 1 januari 1763 - St.-Michielsgestel 18 mei 1832). In 1810 president van tribunal criminel te 's-Hertogenbosch, directeur direkte belastingen Noord-Brabant. In 1812 op de lijst van hoogstaangeslagenen vermeld. S.P.: 'Revenue annuel: 12.000 francs, avocat distinqué. Très estimé. Il a montré toujours beaucoup de moderation dans ses opinions. Il a beaucoup des talents. C'est les plus consideré des magistrates de Bois le Duc pour ses lumière et son équité. Avant 1795 partisant du Stadhouderien sans cependant se distingue mais ayant perdu ses emploi a cause de ses opinions politiques. S'étant acquir l' estime de ses concitoyens par sa conduite et sa franche probité. M. Bowier a l' estime generale et la voix publique ne publie que ses louanges'. | 302 |
Gedoopt in de Grote Kerk 8 maart 1758, vader Jan, gedoopt in de N.H. Kerk te Voorburg 7 juli 1715, zoon van capitein Frans en Aletta Cornelia van der Meer, drossaard van Boxtel en Liempde, sinds 23 maart 1740 poirter van 's-Hertogenbosch, overleden te 's-Hertogenbosch 10 december en begraven 15 december 1781, moeder Henrietta Maria Hermina Ackersdijck, gedoopt N.H. Kerk Waspik 3 december 1723, dochter van ds Martinus en Maria Cornelia Santvoort, getrouwd te Esch 5 januari 1749 en overleden te 's-Hertogenbosch 29 november 1762 (S Waspik 6, S 78, 570, Poirtersboek 2 en D.T.B. Voorburg 1); trouwt in de Grote Kerk te 's-Hertogenbosch 12 december 1785 met Theodora Elisabeth Baert Verspijck, gedoopt Westerkerk Amsterdam 7 januari 1763, dochter van Daniel en Sara Maria Aardewijn (D.T.B. | 340 |
Amsterdam 111 en S 's-Hertogenbosch 93); vijf kinderen gedoopt in de Grote Kerk tussen 1788 en 1801 en twee in de Waalse Kerk in 1790 en 1796 (S 79 en 89); behaalde in de zomer van 1775 de eerste prijs bij het eindexamen van de Latijnse school te 's-Hertogenbosch (A.R.A. aanw. 1879 A XX no 14); in 1779 ingeschreven aan de Utrechtse Universiteit (Alb. Stud. R-T. blz. 173); sinds 18 juli 1780 advocaat (J. Kok, Ned. Geslachtenboek 1785 Bowier, Bossche Alm. 1810 en Tax. 1907 blz. 91); schepen te 's-Hertogenbosch in 1784 en 1789 en raad in 1793 (S 567, Van Zuylen XVI en A.R.A. Staten-Generaal 8006); in 1787 stadsrentmeester van de politie (Naamreg. Ver. Prov. 1787); van 1794 tot 14 december 1796 commies en 20 februari gewezen-commies van 's lands magazijnen in de Grebbelinie en te 's-Hertogenbosch (A.R.A. Comité te Lande 37 d.d. 29 april 1795 en Oorlog 14 blz. 3891 vso, 87 blz. 440 en 74 d.d. 9 mei 1795, R.A.N.Br. Not. Prov. Repr. Bataafs Braband 3 maart 1796 en Gewestelijk Bestuur 43 d.d. 17 februari 1796); in 1799 regerend blokmeester van de Hinthamerstraat (Bossche Alm.); bij besluit van de landdrost van Braband van 1 augustus 1807 no 13 eervol ontslagen als lid van de commissie van advies van advocaten inzake geschillen over kerkgebouwen in het departement Braband (P. Noorderloos, Restitutie der kerken in de Franse tijd blz. 400); in 1803 door het Departementaal Bestuur van de Dommel aangesteld tot president van de criminele rechtbank te 's-Hertogenbosch (Res. Departementaal Bestuur de Dommel 31 maart 1803 no 22); van 17 mei 1804-1810 president van de Criminele Vierschaar, 1811 - 10 mei 1814 president van de rechtbank in 1e aanleg te 's-Hertogenbosch en lid van de arrondissementsadministratie van 's-Hertogenbosch, in 1808 commissaris ter judicature over de middelen te lande uit de rechtbank in het dep. Braband, ressort 's-Hertogenbosch, bij Souv. Besluit d.d. 5 februari 1814 no 65 en Kon. Besluit van 20 november 1816 no 31 benoemd tot advocaat-fiscaal der middelen te Lande en directeur der Belastingen tot 1825 (A.R.A. coll. Dassevael III 34, Min. van Justitie 9, Kon.- en Bossche Alm., R.A.N.Br. Prov. Repr. 169 en Gewestelijk Bestuur 535 blz. 71, Alm. Dép. Bouches du Rhin, Alm. Impérial en Alm. van N.Br.); 5 september 1815 in de adelstand verheven (Jaarboek Ned. Adel 1891 blz. 43); tot 1828 lid en in 1829 president van het Provinciaal College van toezicht op de Kerkelijke Administratie der Hervormden (Alm. van N.Br. 1829); bij Souv. Besluit van 14 februari 1814 benoemd in de personele commissie van 9 leden tot verkiezing van 600 notabelen ter goed- of afkeuring van het ontwerp-grondwet (Metelerkamp blz. 65); komt voor op de notabelenlijst van 2 maart 1814 (Metelerkamp blz. 82 en Ned. Stcrt no 5 van 8 maart 1814); 26 maart 1814 lid van de vergadering van aanzienlijken te Amsterdam (Allart, Verbaal enz. blz. 23); overleden op de Brouwmeer te St. Michielsgestel 11 juni 1834 (N.B.S. St. Michielsgestel en Tax. 1912 blz. 54). N.b. Over het geslacht Bowier zie N.L. 1889 blz. 58 vlg. en 1916 blz. 10 vlg. | 341 |
Broer van Abraham Bowier, die voorafgaat, en van Marten Bowier, die volgt. Bezocht evenals zijn broers in Den Bosch de Latijnse School, waar hij in september 1770 werd ingeschreven, en de Illustre School. Aan de Hogeschool te Utrecht meldde hij zich in 1779 aan en reeds 17 juni 1780 promoveerde hij daar onder J.H. Voorda (1732-1814) "magno cum applausu" in de rechtsgeleerdheid. Na zijn promotie vestigde hij zich als advocaat in Den Bosch, waar hij spoedig ook deel ging uitmaken van de stedelijke regering. In 1790 fungeerde hij als schepen. De veranderingen in de politieke situatie van zijn woonplaats beletten hem niet, zijn advocatenpraktijk voort te zetten. In 1806 werd hij benoemd tot president van de Hoge Vierschaar in het Departement Braband over Stad en Meierij van 's-Hertogenbosch, in 1811 tot voorzitter van de Rechtbank van eerste aanleg in Den Bosch. In 1814 behoorde hij tot de 600 notabelen, die over de aanneming van het ontwerp-Grondwet van 1 maart van dat jaar te beslissen zouden hebben. Van 1820 tot 1824 was hij advocaat-fiscaal der middelen in Noord-Brabant en directeur van de administratie der in- en uitgaande rechten en accijnsen. Op 5 september 1821 werd hij met al zijn wettige mannelijke en vrouwelijke nakomelingen in de adelstand verheven met de praedicaten van jonkheer en jonkvrouw. Bowier trouwde 12 december 1785 met Theodora Elisabeth Baert Verspijck (Amsterdam 1 januari 1763 - St. Michiels-Gestel N.B. 18 mei 1832). Uit dit huwelijk zijn zeven kinderen geboren: Henriëtta Maria Hermina (Den Bosch 26 october 1788 - 14 juni 1807), Sara Maria (Den Bosch 15 augustus 1790 - Rotterdam 7 januari 1851), gehuwd
| 26 |
Den Bosch 9 juli 1813 met Hendrik Willem Aalstius den Appel (Bennebroek 30 december 1791 - Vollenhove Ov. 16 januari 1835), Jan, over wie aanstonds, Leonora Henriëtte (Den Bosch 25 october 1796 - Breda 9 juni 1853), gehuwd Den Bosch 17 mei 1820 met Adriaan Jan Jacob Prinsen (Cuyck - St. Agatha N.B. 31 januari 1796, gesneuveld bij Leuven B. 13 augustus 1831), Abdia Aletta Cornelia (Den Bosch 19 maart - 9 juni 1798), Abdia Aletta Cornelia (2) (Den Bosch 24 november 1799 - 's-Gravenhage 24 juli 1880), gehuwd Den Bosch 16 november 1820 met Adriaan Bijleveld ('s-Gravenhage 12 maart 1787 - Den Bosch 14 maart 1852), Daniël, over wie aanstonds. Hugo's zoon Jan (Den Bosch 29 april 1793 - Coudewater-Rosmalen N.B. 22 februari 1853) werd 31 augustus 1810 te Utrecht voor de rechtsgeleerdheid ingeschreven en promoveerde daar 17 augustus 1811 bij H. Arntzenius (1765-1842) op Quaestiones juridicae (Traj. ad Rhen., 1811), waarna hij de advocatenpraktijk van zijn vader voortzette. Hij was twee maal gehuwd, eerst, Den Bosch 28 augustus 1814, met Johanna Jacoba Sara van Rensselaer (Amsterdam 12 augustus 1795 -Coudewater-Rosmalen 26 augustus 1830), daarna, Rotterdam 29 augustus 1832, met Juriana Judith Agnes Versfelt (Rotterdam 17 maart 1807 - Ulvenhout N.B. 18 juli 1866). Uit zijn twee huwelijken zijn niet minder dan 25 kinderen geboren: 14 uit het eerste (de moeder stierf bij de geboorte van het veertiende kind), 11 uit het tweede.
Hugo's zoon Daniël (Den Bosch 21 maart 1801 - Eindhoven 15 september 1847) werd 13 augustus 1818 te Utrecht voor de rechtsgeleerdheid ingeschreven met een testimonium van de rector van de Latijnse School te Gorinchem en promoveerde te Utrecht 19 juni 1824 op De rescindenda venditione ob laesionem enormem, jure Romano et hodierno (Traj. ad Rhen., 1824); het proefschrift werd door hem opgedragen aan zijn vader Hugo en zijn oom Marten. Hij was rechter in de Arrondissementsrechtbank te Eindhoven en trouwde, St. Michiels-Gestel 31 augustus 1832, met Johanna Hermina barones van Utenhove (Utrecht 6 juli 1800 - Kampen 3 maart 1881). Uit dit huwelijk zijn vier kinderen geboren.
GESCHRIFT: Specimen juridicum inaugurale de conditionibus, earumque effectibus, tam in actibus inter vivos, quam ultimis voluntatibus, Traj. ad Rhen., 1780.
LITTERATUUR: Ned. Adelsboek, XXXVIII (1940) 470-483, XLVII (1954) 356-368; W. Wijnaendts van Resandt, De vier eerste generaties van de familie Bowier hier te lande, Ned. Leeuw, XXXIV (1916) 10-18; W. J. Hoffmann, Een onderzoek naar de Engelsche afstamming der familie Bowier, Ned. Leeuw, XLVII (1929) 355-363; W. Wijnaendts van Resandt, De eerste vier generaties van de familie Bowier hier te lande, Ned. Leeuw, LVI (1938) 79-82; A. F. O. van Sasse van Ysselt, De aanneming der Grondwet van 1814, Tax., XXV (1918) 9.
| 27 |
Nederland's Adelsboek (1924) 242; (1936) 245; (1940) 472-473
Noordbrabants Historisch Jaarboek 13 (1996) 98, 115
Maarten van Boven, Bossche Heeren : Een biografie van het Bossche sociëteitsleven 1789-2019 (2019) 42, 47, 77
Klaasje Douma, De adel in Noord-Brabant, 1814-1918 (2015) 112, 125-127, 132; Bijlage 19, 39-40, 42, 44, 46, 113, 179, 211
Maarten Duijvendak, Rooms, rijk of regentesk (1990) 302
A.F.J. van Kempen, Gouvernement tussen Kroon en Statenfacties LXXVI (1988) 362
A.R.M. Mommers, Brabant van generaliteitsland tot gewest (1953) 340-341
Ferd. Sassen, Studenten van de Illustre School te 's-Hertogenbosch 1636-1810 (1970) 26-27
Th.G. Versfelt, 'Geslacht Bowier (1)' in: De Nederlandsche Leeuw 7 (1889) 58
M.G. Wildeman, De Ridderschap van Noordbrabant (1903) No. 22
R.A. van Zuijlen, Naamlijst en wapenkaart der leden van de regering de pensionarissen, griffiers en secretarissen van 's Hertogenbosch (1863) XVI