Den Bosch kent een rijke muziekgeschiedenis, ook al zijn er door de opheffing -in 1921- van het Stedelijk Orkest en de instorting van het Concertgebouw gevoelige verliezen geleden. Léon C. Bouman is een talent van een culturele familie. Vader Gijsbertus als muziekonderwijzer, de broers Carolus (Karel) als organist en Frans als dirigent zijn er voorbeelden van. Joanna Halewijn-Bouman, dochter van Léon geeft een indruk hoe het er thuis, bij zo'n muzikale familie aan toe ging.
Léon C. Bouman in zijn Nijmeegse periode (1894-1919). De tekening is van Jan Toorop, huisvriend van de Boumannen.
Vader Léon werd op 2 december 1852 geboren in het ouderlijk huis aan Achter het Wild Varken A432. Mijn ouders zijn kort na de feestelijkheden van 700 jaar Den Bosch getrouwd. Niet hier maar in Rotterdam, de geboortestad van moeder Pauline Dupont. In juli 1885, de feestmaand van de jarige stad, componeerde vader de mars ‚Hoezee Den Bosschenaar’, een lied waarvan in 1931 bij de onthulling van het standbeeld van Jeroen Bosch een aangepaste versie klonk samen met de ‚Koninklijke’ onder leiding van Johan Wierts. De eerste regel luidde toen: Hieronimus Bosch met je wonderpenseel.
Een tweede bijzonderheid uit dat jaar was de openingsuitvoering van Die Jahreszeiten van Haydn in het Concertgebouw. Het werd uitgevoerd met vader als dirigent en moeder als één van de koorleden van de Liedertafel.
Eerste Bossche pianoschool
Samen met oom Tinus zette vader in mei 1882 de eerste pianoschool op aan Wolvenhoek A439, later IJkkantoor en tegenwoordig Bank Van Mees & Hope. In het hoekpand met het Lombardje is vader ook gaan wonen. Het initiatief kreeg nogal veel weerstand, omdat er jongens èn meisjes in de klas zaten. In september 1886 toonde een zekere ‚Septima’ via een ingezonden brief in de krant zijn afschuw over gemengd onderwijs. Vader antwoordde dat hij een openbare discussie niet uit de weg ging, mits de schrijver zich bekend maakte. Er is nooit meer iets van Septima vernomen.
Vooral leerlingen uit rijkere milieus, kinderen van Rouppe van de Voort en Frans van Lanschot, de latere burgemeester, hebben er vóór en na schooltijd lessen gevolgd. 's-Winters, toen de kachels zo vroeg nog niet opgestookt waren, moet dat geen pretje zijn geweest, want Van Lanschot heeft er zich nog eens omstandig over beklaagd.
| 61 |
Léon C. Bouman (1852-1919), vermaard musicus, directeur van de Liedertafel, later Concertgebouw en directeur van de Gemeentelijke Muziekschool, verhuisde in 1892 bij zijn benoeming aan de Rijkskweekschool voor onderwijzers naar Nijmegen.
Op de Gemeentelijke Muziekschool, ook aan de Wolvenhoek, het huis met poortje en trapgeveltje, werd officieel muziekonderwijs gegeven. Vader was er vanaf 21 augustus 1874 benoemd. Hörmann, Herman van Bree en Marinus Ogier senior had hij als collega's. Vader liet wel eens blijken, dat Charles de la Rosiëre, een student piano en kerkorgel, zijn liefste leerling was. Later geboren leden van de familie Bouman genoten er ook muziekonderwijs.
Bij ons thuis aan de Peperstraat, waar vader in zijn huwelijk heeft gewoond, was het een komen en gaan van beroemde zangers en muzikanten. Duivelskunstenaar Pablo de Sarasate, een virtuoos op de viool, de Bossche zanger Jos Orelio en de zeer bescheiden bakkerszoon Willem Deckers waren bij ons kind aan huis. Ik lag toen nog in de wieg, maar mijn zusjes vertelden daar later over.
Een man die enorme indruk op mij maakte was Marinus Ogier. Vader was toen al in Nijmegen aan de Rijks Kweekschool voor onderwijzers benoemd. Dus het was na mei 1892. In die tijd kwam Ogier in vol ornaat aan, wanneer hij met het Muziekkorps van de Bossche schutterij in Nijmegen moest optreden. Dat uniform met epouletten, gouden knopen en de met bont en een cocarde getooide hoed is mij altijd bij gebleven. Van de keren dat Pablo Casals op visite was heb ik niet veel begrepen. Oom Antoon, een broer van vader die goed Frans sprak, was er dan altijd bij. Het ging meestal over het instrument van oom Antoon, ook cellist, dat gemaakt was door Gasparo da Salo. Casals toonde een buitengewone belangstelling voor die twee eeuwen oude cello.
Met de gasten werd vaak gezamenlijk gemusiceerd en wij speelden daarbij een ondergeschikte rol. Aan dat samenspel met vader aan de piano of met zussen onderling heb ik veel plezier beleefd op de cello. Die cellostudie werd door vader geforceerd omdat er in het huisorkest juist dàt instrument ontbrak. En dan zong Charley, de dochter van Jan Toorop, met ons mee of ze speelde viool. Haar vader maakte enkele malen een portret van paatje. Door het vele bezoek leek het thuis altijd zondag.
De kontakten die er met Alphons Diepenbrock liepen zijn in Nijmegen niet voortgezet. In Den Bosch musiceerde ze met elkaar, aten samen en spraken veel over het onderwijs. Diepenbrock was leraar aan het Stedelijk Gymnasium en componeerde werken die vader in studie nam. Diepenbrock woonde op kamers aan Verwerstraat 352, zo omstreeks 1894. In de periode dat hij verliefd raakte op Elisabeth de Jong uit Hintham moeten er met vader gezamenlijke diners zijn geweest. Uit de correspondentie bleek dat vader eens uitgenodigd werd om in Annastate te komen dineren. Bij het overlijden van Carel Léonard, een halfbroer van vader uit Dordrecht, is het kontakt plotseling verbroken. Diepenbrock stuurde een condoléance aan moeder in de veronderstelling dat vader was overleden. Die dramatische vergissing speelde zich in 1905 af.
De voortdurende aanloop hoorde bij vaders manier van leven. Hij voerde graag een loyaal huishouden. Moeder had voor het bezoek een apart dienstmeisje. „Geld is een broos bezit", zei hij altijd. Als musicus kende hij de problemen om de kost te kunnen verdienen. Daarom liet hij ons studeren en een goed vak leren. Muziek mochten we aanhouden als hobby. In het geheel genomen waren ze thuis niet flauw. De meisjes uit het gezin zwommen kort na 1900 al in de Waal. We gingen op dansles en kregen ritmische gymnastiek. En wat een reacties daarop kwamen!, van al die dwaze mensen. Vroeger mocht je als meisje niks. Vader trok zich er weinig van aan.
| 63 |