Gent 7 juli 1787 - Heeswijk 13 januari 1855Gouverneur van Noord-Brabant 1830-1842. Huwde te Gent in 1821 Eugénie Thérèse Barbe Ghislaine Papeians de Morchoven (± 1795 - Heeswijk 11 februari 1843) (dochter van Jacobus Joseph en Theresia Gratiana B.G. Piers van Welle). In (pj) 1835 gouverneur, voorzitter provinciale onderwijscommissie en mede-oprichter Provinciaal Genootschap voor Kunsten en Wetenschappen (1837). Hij staat in 1844 als eerste vermeld op de lijst van 24 hoogstaangeslagenen te Heeswijk met een aanslag van ƒ 657,08. De echtgenote was in (pj) 1835 voorzitster van de Maatschappij tot verzachting van het lot van behoeftige kraamvrouwen. | 297 |
Hij was een zoon van Andreas an den Bogaerde, aan wie in 1830 werd toegezegd, dat hij tot de Nederlandse adel behoorde met de titel van baron. Andreas werd reeds in 1817 opgenomen in de ridderschap en de staten van Oost-Vlaanderen. In 1819 werd hij burgemeester van Waesmunster, later districtscommissaris te Sint-Nikolaas en vervolgens districtscommissaris in Gent. Hij werd door koning Willem I benoemd tot gouverneur van Noord-Brabant als opvolger van Van der Fosse. Hij was ook Kamerheer van Willem I en | 174 |
staatsraad in buitengewone dienst; werd in 1842 benoemd tot opperschenker van de koning. Van den Bogaerde publiceerde een werk in drie delen in de Vlaamse taal Geschiedkundige en statistieke beschrijving van het district St. Nicolaas; werd lid van de Maatsch. van Ned. Letterkunde; huwde in 1831 Euginia Theresa Barbara Ghislena Papejans van Morchoven, gen. van der Strepen. Hij was commandeur in de Orde van de Ned. Leeuw en bezat het grootkruis van de Orde van de Eiken kroon. Werd in 1830 gouverneur van de provincie Noord-Brabant, kocht in dat jaar kasteel Nemerlaer te Haaren en in 1833 kasteel Heeswijk te Heeswijk, dat hij liet vergroten. Van den Bogaerde was mede-oprichter en werd de eerste voorzitter van het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant. In 1842 legde hij het voorzitterschap neer. Legde de eerste provinciale steenweg aan vanaf Rosmalen langs het kasteel in Heeswijk, bekend als de Gouverneursweg. De door hem opgezette grote collectie antiquiteiten, die in beide kastelen werd ondergebracht, werd na zijn dood door zijn zonen verder uitgebouwd. Zijn zoon Ludovicus overleed in 1890 te Heeswijk, Donatus, die veel op Nemerlaer verbleef en dat liet verbouwen, stierf in 1895. Hij bepaalde bij testament, dat beide kastelen 68 jaar lang (tot de jongste erfgenaam - toen 12 jaar - 80 jaar geworden zou zijn) onbewoond moesten blijven en dat er niets uit ontvreemd mocht worden. De erfgenamen wisten door het voeren van processen echter gedaan te krijgen, dat zij over de inboedel mochten beschikken. Veel daarvan is verkocht op veilingen. De rest bevindt zich op kasteel Heeswijk. Kasteel Nemelaer werd na de periode met het landgoed in 1964 aangekocht door de Stichting Brabants Landschap. Het kasteel werd voor 75 jaren ter beschikking gesteld van de in 1967 opgerichte Stichting Kasteel Nemelaer. | 175 |
1991 |
R.W.A.M. CleverensKasteel Heeswijk en de geslachten Van den Bogaerde van Terbrugge en De Looz-CorswaremNobles C.V. Middelburg | Heeswijk 1991 | ISBN 90-7110-307-2 |
|
2011 |
J. Baartmans, C. van der Heijden, J. Kerkhoff, J. van Oudeheusden-van der Kant en M. van VlierdenEen andere wereld : André van den Bogaerde (1787-1855), gouverneur van Noord-BrabantBerne-Heeswijk | 2011 | ISBN 90-7803-917-4 |
Noordbrabants Historisch Jaarboek 12 (1995) 173; 33 (2016) 151-152
Maarten van Boven, Bossche Heeren : Een biografie van het Bossche sociëteitsleven 1789-2019 (2019) 62, 195
Margriet van Boven, Noordbrabants Museum (1979) 11
Klaasje Douma, De adel in Noord-Brabant, 1814-1918 (2015) 19, 314, 318, 322, 328-331, 366, 379, 410, 437, 445, 471, 474, 486 (afb. 7.4); Bijlage 16, 133-134, 149, 156, 158-159, 169, 179, 189, 212-213, 217, 228
Maarten Duijvendak, Rooms, rijk of regentesk (1990) 27, 85, 69, 103, 133, 142, 143 (afb.), 146, 147, 297, t6.4, t6.6
H.F.J.M. van den Eerenbeemt, Geschiedenis van Noord-Brabant (1996-1997) I. 92, 93, 94, 96, 393, 396, 400, 401, 437
Henk Henkes, Van den Raethuys tot Stadhuis (2016) 72, 73
A.F.J. van Kempen, Gouvernement tussen Kroon en Statenfacties LXXVI (1988) 5, 244, 268, 274, 288, 293-294, 299, 305, 311-312, 324n, 326, 332-333, 354, 359
A.M. Koldeweij, In Buscoducis (1990) 293; Bijdragen: 450
W.M. Lindemann, H.Th.M. Roosenboom en J.P.M. Buiks, Van den Bogaerde van Terbrugge (1988) passim
P.Th.J. Kuyer, Rondom en in het gouvernement (1973) 6, 83, 87, 88, 89, 90, 91, 103
Charles de Mooij en Paul Kokke, De Muze als Motor : Beeldende kunst en de ontwikkeling van het moderne Brabant, 1796-1940 (1996) 19, 52, 53, 70, 112, 125
Jan van Oudheusden, Geschiedenis van Brabant van het hertogdom tot heden (2004) 577, 643, 654, 669
C. Peeters, De Sint Janskathedraal te 's-Hertogenbosch (1985) 95, 339, 343
L. Scheeder o.s.c., Henricus van den Wijmelenberg een religieus emancipator in Oost-Brabant 1800-1881 (1976) 116
G.N.M. Vis, 'Provinciaal bestuur in Noord-Brabant' in: 175 jaar Provinciaal Bestuur van Noord-Brabant (1989) 33, 34-39
Aart Vos, 's-Hertogenbosch : De geschiedenis van een Brabantse stad 1629-1990 (1997) 257, 263, 266
M.G. Wildeman, De Ridderschap van Noordbrabant (1903) No. 49
Chris Will, Noordbrabants Museum Bezoekersgids (1987) 6
H.J. Zomerdijk, Het muziekleven in Noord-Brabant 1770-1850 LI (1981) 349