Schoenmaker, geboren op 12 september 1873, wonende te 's-Hertogenbosch, met een korte onderbreking naar Utrecht, Grave (NB), Rotterdam, en weer in Den Bosch overleden aldaar op 9 november 1896. Tijs is daar getrouwd op 24 augustus 1895 met Antonetta Joanna (Antje) van der Wielen, dienstbode, huishoudster en eigenaresse wasserij, geboren te Herpen (NB) op 30 november 1872, wonende te 's-Hertogenbosch, overleden aldaar op 18 december 1947, dochter van Martinus van der Wielen en Allegonda Reijs.1 Getuigen geboorte-aangifte: Zijn oom Christ Boelens en zijn grootvader Jacobus van Mulbregt. Adres: Markt B19. Doop St.-Pieter op de dag van zijn geboorte. Peter en meter: Gerardus Franken en Anna van Mulbrecht, zijn oom en tante van moederszijde. 1885, 10 september tot 1887, 13 april: In Grave staat hij ingeschreven in het bevolkingsregister als nr. 156 op een lijst met jongens en mannen uit verschillende woonplaatsen. Velen gaan na hun verblijf in Grave weer terug naar hun woonplaats, net als Tijs. Op het blad van Tijs komt ook een frater van Tilburg voor. Allen zijn R.-K. De beroepen worden niet vermeld, alleen bij de frater. Bekend is dat de fraters van Tilburg in Grave een blindeninstituut hadden. Helaas kan men niet achterhalen of de lijst van dit instituut was.2 Tijs is niet ingeloot voor de nationale militie, dus hij hoefde niet in militaire dienst. 1893, 4 oktober: Hij gaat in Rotterdam wonen bij zijn zuster Anna Huppertz-Boelens. Op 30 maart 1894 vertrekt zijn vriendin Antje van der Wielen vanuit Den Bosch naar Rotterdam.3 Ze gaan samenwonen aan de Schoutenstraat 36. Tijs wordt daar voor het eerst schoenmaker genoemd. Bij de bijlagen bij het huwelijk in Den Bosch zit een certificaat van onvermogen voor Antje. Daarin wordt verklaard dat zij onvermogend is de kosten van de stukken die benodigd zijn voor het aangaan van haar huwelijk te betalen. Haar ouders en grootouders zijn allen overleden. Daarom moeten er voogden over haar aangesteld worden. Zij is nog minderjarig, 22 jaar. Bij het kantongerecht worden op 6 augustus 1895 de volgende personen beëdigd tot voogd: Theodorus Johannes Nicolaas van der Wielen, pakhuisknecht, en tot toeziend voogd: Johannes Boumans, stalknecht, beide wonende te ‘s-Hertogenbosch. De getuigen bij het huwelijk waren geen van allen familieleden van het bruidspaar. Schoonvader Martinus van der Wielen was molenaar geweest en enkele zonen oefenden dat vak ook uit. De familie van der Wielen was in 1876 van Herpen naar Den Bosch gekomen. In Herpen was de molen van Antje's vader na blikseminslag afgebrand. Van der Wielen nam in Den Bosch de molen ‘Nooit Gedacht’ over. Deze heeft gestaan op het vroegere bastion Maria in de Dommel, bij de Westwal, tegenover het Berewouthofje. In 1883 is de molen door de gemeente aangekocht met de bedoeling hem af te breken.4 Bij zijn overlijden in 1893 (Antje's moeder was al in 1890 overleden) woonde schoonvader met zijn gezin aan het St. Jacobskerkhof wijk E nr. 170. De drie zonen en vier dochters, allen volwassen, bleven samen op dat adres wonen. De woning was in de overblijfselen van de kapel van het voormalig klooster van de zusters van Bethanië, van de orde van St. Augustinus. In 1925, toen er niet veel meer van over was dan een ruïne, werd het geheel gesloopt om plaats te maken voor de bouw van de Bethaniëstraat, die haar naam ontleent aan het genoemde klooster.5 Vanuit dit huis is Antje naar Rotterdam vertrokken. 1896, 31 augustus: Met vrouw en dochtertje keert Tijs terug naar Den Bosch, waarschijnlijk omdat hij ernstig ziek was. Ze gaan weer bij de broers en zusters van Antje wonen.6 Een paar maanden later overlijdt hij op dit adres aan tuberculose. De aangevers van zijn overlijden zijn: Een aanspreker en Fredericus Veltman, kleermaker, 36 jaar, wonende in Den Bosch. Na het overlijden van haar man, op 23-jarige leeftijd, blijft Antje wonen op het adres St.-Jacobskerkhof E 170. Haar zuster Wilhelmina Antonia (Mien) trouwde in 1898 met Nicolaas Richardus (Klaas) de Rijk, een timmerman, die hoofdbewoner wordt van het ouderlijk huis van Antje. De overige broers en zusters verlaten de woning, alleen Theodora Maria (Door) van der Wielen en Antje met haar dochtertje blijven nog bij hun zuster en zwager wonen.7 Ze probeert zich zelfstandig te vestigen en verhuist naar Schilderstraat D118 en vandaar naar St.-Jacobsstraat E158. Schoonmoeder Betje Boelens-van Mulbregt, weer terug in Den Bosch, woont in 1903 korte tijd bij haar op dit adres. Dochter Betsie Boelens vertrekt op 20 april 1904 naar Rosmalen. Antje keert weer terug naar het Van der Wielenhuis, waar ook Betsie in 1907 zich weer bij haar voegt.8 Ze blijft in dit huis wonen bij haar zuster en haar zwager, Klaas en Mien de Rijk-van der Wielen. Haar zuster Door woont er ook nog steeds. Inmiddels is haar zwager een wasserijtje begonnen. In 1909 krijgen ze een ander huisnummer: St.-Jacobskerkhof 15, later 24. Antje is werkvrouw en haar dochter strijkster. Met haar ongehuwde zuster Door gaat ze in de Kerkstraat op nr. 2 wonen. Ze is daar huishoudster.9 Betsie blijft op het St.-Jacobskerkhof. Antje heeft altijd hard moeten werken om voor haarzelf en haar dochtertje de kost te verdienen, maar echte armoede zal ze niet gekend hebben. In wezen waren ze met drie volwassen mensen aan het werk: Antje, Door en hun zwager Klaas de Rijk. Bovendien hadden Klaas en Mien de Rijk-van der Wielen maar twee kinderen en Antje één. Ze was o.a. dienstbode bij een familie Kaanders, waarschijnlijk in de Peperstraat. Het verhaal gaat, dat de mevrouw een grote pot met dropjes had staan, waarop, om te voorkomen dat Antje ervan zou snoepen, een briefje geplakt zat met de tekst: ‘Wij zijn geteld’. Als Antje de bedden aan het opmaken was, sabbelde ze toch af en toe aan een dropje en gooide dat vervolgens weer terug in de pot. De mevrouw wilde ook iedere dag een gebakje. Op een ochtend belt ze om Antje. Als er gebeld werd kon men in de keuken precies zien vanuit welk vertrek in het huis dat was. Antje gaat naar de salon en mevrouw zegt dat ze die dag haar gebakje niet wil, omdat ze zich niet lekker voelt. Terug in de keuken, snijdt Antje het gebakje doormidden en eet het samen met de huisknecht op. De volgende dag wordt Antje weer geroepen en mevrouw zegt: “Nu wil ik het gebakje van gisteren hebben”. Paniek natuurlijk. De huisknecht gaat snel een vers gebakje halen. Dit zag er echter zo prachtig nieuw uit, dat het nooit voor een gebakje van de vorige dag kon doorgaan. De huisknecht heeft het toen expres wat lelijk gemaakt, anders durfde Antje er niet mee naar de salon te gaan. In het begin, als Antje de tafel gedekt had, stuurde mevrouw haar steeds terug om ander bestek te halen, want ze moest iedere dag hetzelfde bestek hebben. Antje wist niet waar ze dat aan kon zien, want alle couverts waren in haar ogen gelijk. Tot ze ontdekte, dat mevrouw tussen mes en lemmet een heel dun draadje had zitten, zo kon ze het onthouden. Op een gegeven moment is ze met de huisknecht van de familie carnaval gaan vieren. Antje had van mevrouw een jurk uit de kast gehaald en de huisknecht droeg het ruiterkostuum van mijnheer. Na carnaval werd ze op staande voet ontslagen, maar waarschijnlijk wist ze dit van tevoren al en belette dit haar niet om eens goed de bloemetjes buiten te zetten. Ze begon als huishoudster in de St. Josephstraat op nr. 19 bij de drie gebroeders Van der Meulen. Zij hadden een kolenhandel.10 Deze betrekking zou voor een ommekeer in haar leven gaan zorgen. Ze had het daar goed naar haar zin en een voordeel was dat ze haar dochter Betsie mee kon brengen. Altijd moest Antje rekening houden met haar geestelijk gehandicapte dochter, die ze niet goed alleen kon laten. De broers Van der Meulen waren vermogend. Er was ook een huisknecht. Nadat twee broers overleden waren bleef ze in dienst bij de laatst overgebleven broer, Louis van der Meulen, die steeds zei, dat hij na zijn dood goed voor haar zou zorgen. Kort voor zijn overlijden op 69-jarige leeftijd in juni 1923 kwamen de paters Redemptoristen, die ernaast woonden, vaak op visite. Antje bleef steeds bij het sterfbed zitten, uit angst dat Van der Meulen financiële toezeggingen zou doen ten gunste van het klooster. Toen Van der Meulen overleden was, liet hij een legaat van f 25.000 na aan zijn huishoudster Antje Boelens-Van der Wielen. Verder mochten zij en de huisknecht nog een half jaar in het huis blijven wonen. Een krantenartikeltje over Van der Meulen dat n.a.v. zijn dood in een Bossche krant verscheen is al die jaren bewaard gebleven in de familie van Antje. Het vermeldt dat hij firmant was in het familiebedrijf A.C. van der Meulen en Zonen, opgericht in 1873 en gevestigd aan de Pensmarkt. Hij wist deze zaak ‘tot groote hoogte’ te brengen en: ‘De heer Van der Meulen was een katholiek in merg en been, die in stilte aan velen weldeed’.11 Welnu, voor Antje was hij de grote weldoener! Blijkbaar was er iets waardoor de overige erfgenamen reden dachten te hebben om deze beschikking aan te vechten, het is niet bekend wat het geweest is, maar notaris Worst van de Zuid Willemsvaart was niet zo toeschietelijk met het uitkeren van het geld aan Antje. Ook de paters vochten de uitkering aan, want Van der Meulen schijnt toch toezeggingen gedaan te hebben. De paters wilden het geld hebben en dan Antje de rente laten trekken. In die tijd was f 25.000 echt een enorm vermogen. Je kon voor f 3000 al een mooi huis kopen. Antje liep de deur plat bij de notaris. Ze had de bijnaam Krom Antje, omdat ze mank was. De notaris maakte zich een keer zo kwaad, dat hij uitriep: “Vooruit, kromme kont, van m’n kantoor af!” Haar zwager Klaas de Rijk steunde haar en ging steeds met haar mee om haar recht te halen. De hele strijd met de overige erfgenamen heeft nog een jaar geduurd. Maar ze kreeg haar geld uiteindelijk. Met het nieuw verworven vermogen ging Antje de wasserij van haar zuster en zwager De Rijk-Van der Wielen groot maken, zelf werd ze directrice. Ze moeten eerst een wasserij in de Molenstraat gehad hebben (thans Stichting Binnendieze). Later zat hier wasserij ‘De Spuistroom’. 1925, 30 oktober: Voor f 12.000 koopt ze een huis met erf en tuin aan de Van der Weeghensingel/hoek Hennequinstraat van Antonius Johannes Hurkens, bouwkundige. Het pand wordt verhuurd en vanaf 1 november gaat Antje de huur innen. Met het onderpand gaat ze meteen een hypothecaire lening aan van f 5000 tegen 5 ¼ %. De geldschietster is Petronella Josepha Francisca Louisa van Meerwijk, van goederen gescheiden echtgenote van Cornelis Gijsbertus Mooyman, zonder beroep, wonende te Eindhoven. Antje verkoopt dit bezit in 1934.12 Er werd een mooie nieuwe wasserij ingericht aan de Graafseweg nr. 177 met de naam ‘Eureka’.13 Antje leefde en deed alles samen met haar zusters Door, die vrijgezel is gebleven, en Mien, die met Klaas de Rijk getrouwd was. Mien en Klaas hadden twee kinderen, Mientje en Richard. En dan was er ook nog Antje's dochter Betsie Boelens. Heel de familie woonde samen boven de zaak en werkte mee in de wasserij, die zeer goed draaide. Personeel hadden ze niet nodig, ze deden alles zelf. De mannen droegen in die tijd nog losse boorden en manchetten, die men apart liet wassen en stijven. De was werd thuis bezorgd. Daarvoor waren er fietsen met grote manden eraan. Nicht Mientje de Rijk, dochter van Mien en Klaas, trouwde met Nico van den Broek, ook hij kwam in de wasserij. Hij kocht een auto en moest altijd door de poort naar de binnenplaats rijden, want het was een hele toer om zijn schoonmoeder Mien, haar zuster Antje en Betsie met behulp van een houten opstapje in de auto te krijgen. Het was een tweezitter, maar je kon achter een klep omlaag doen en dan waren er nog twee zitplaatsen meer. Alles ging in zeer goede harmonie met elkaar, ondanks het feit, dat ze tamelijk klein behuisd waren op het bovenhuis. Ze hadden altijd veel plezier. Antje is heel plotseling overleden: Ze zat dood in haar stoel. Ze heeft de wasserij nagelaten aan haar zuster Mien en haar schoonzoon en dochter Nico en Mientje van den Broek-de Rijk, onder voorwaarde dat ze altijd goed voor Betsie zouden zorgen. Uit het huwelijk van Matheus Gerardus Boelens en Antonetta Johanna van der Wielen:
|
Noten | |
1. | Naast mevr. Blok danken wij ook de familie Van der Wielen uit 's-Hertogenbosch voor de vele leuke details. |
2. | SABNO BR Grave 1880-1900, blad 21 en brief d.d. 29 augustus 1995, eigen archief. |
3. | SASH BR 's-Hertogenbosch 1890-1900, wijk E, blad nr. 323. |
4. | Bron: Brabants Dagblad, datum niet genoteerd. |
5. | Zie: 's-Hertogenbosch in Oude Ansichten deel 2, foto nr. 85. Dezelfde foto wordt in de familie Van der Wielen bewaard en men vertelt erbij dat dat het huis was waar overgrootvader Van der Wielen woonde. |
6. | SASH BR 1890-1900 wijk E blad nr. 323. |
7. | SASH BR 1900-1905 wijk E deel 2, folio 315. |
8. | Idem folio 301, v.w.b. de St. Jacobsstraat. |
9. | SASH BR 1910-1920, deel 9, folio 239: Antje staat hier vermeld als hoofd en Door als zuster van het hoofd. Antje is huishoudster, Door is strijkster. Andere mensen staan op dit adres niet vermeld. |
10. | In feb. 2012 verwierf het Stadsarchief Den Bosch een serie foto's uit 1905. Hierop zijn het huis en de ernaast gelegen zaak in de St. Josephstraat duidelijk te zien. |
11. | Het is aan het knipsel niet te zien welke krant het betreft. De datum is gebaseerd op het feit dat aan de achterkant toevallig iets staat waaruit met zekerheid jaar en maand vastgesteld kunnen worden. |
12. | SASH notarissen 1916-1925, notaris Eycken, inv. nr. 416, akten nrs 455 en 456 en: toegang 1B.1, nieuw archief, kadaster, boekdeel 19, art. nr. 9384; voor de Graafseweg: sectie C nr. 2197. |
13. | In het pand heeft later jarenlang dr. Hammelburg zijn praktijk gehad. In mijn jeugd in de jaren ’60 stond het woord ‘Eureka’ nog op de gevel, waarschijnlijk bestond de wasserij toen nog. |