Eigenaresse bontzaak te 's-Hertogenbosch, geboren aldaar op 27 oktober 1901, ook gewoond te Vught, overleden aldaar op 29 juni 1989, dochter van Bernardus Adrianus Boelens en Frederika Johanna (Anna) van Getsen. Marie is getrouwd te 's-Hertogenbosch op 10 mei 1926 met Fredericus Antonius (Frits) van der Ven, eerst korte tijd slager en later eigenaar bontzaak, geboren aldaar op 1 april 1899, overleden te 's-Hertogenbosch op 26 maart 1981, zoon van Jan van der Ven en Adriana Maria van Ulsen.1
Getuigen bij de geboorteaangifte: Haar (halve) oom Jan Boelens en Johannes Lambertus van den Broek, oud 56 jaar, reiziger [=handelsreiziger], wonende in Den Bosch. Adres bij de geboorte: Tweede Korenstraatje, wijk B399, het huis 'In de Put'. Doop St.-Pieter op dezelfde dag. Peter en meter: Oud-oom Wilhelmus Cornelius Rek en Maria Anna Boelens. Dit zal wel haar tante Marie de Mol-Boelens geweest zijn.2
Marie vertrekt op 26 juni 1909 naar Berlicum, naar ‘pensionaat’, zoals kostscholen in die dagen genoemd werden. Ze mocht maar heel weinig naar huis. De school stond midden in het dorp, naast de kerk en werd gerund door de witte paters uit Heeswijk. Marie had zeer goede herinneringen aan die school. Er waren maar 24 leerlingen. Op 27 januari 1914 komt ze weer thuis wonen.3 Het plan was om haar in augustus naar een kostschool te laten gaan in Visé (bij Luik) bij Franstalige nonnen, maar door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog is dit niet doorgegaan. Haar ouders hadden graag gezien dat zij vloeiend Frans leerde spreken. Al haar kleding was al gemerkt. Toen is ze in de Choorstraat bij de zusters op school gegaan. Marie kon erg goed leren en de zusters wilden haar onderwijzeres laten worden. Haar moeder zei: “Mijn dochter wordt later een zakenvrouw, dat zie ik nu al in haar en ik ga niet die hele onderwijzersopleiding betalen. Als ze straks 18 jaar is en ze krijgt verkering, dan verdient ze bij ons in de zaak al veel meer dan een onderwijzeres.” Marie is nog een jaar op de naaischool geweest, maar dat lag haar helemaal niet.
De dienstbode die intern was bij Boelens, was een wees. Ze is ‘uit’ de familie Boelens getrouwd. Dit hield in dat de familie Boelens haar een bruiloft bezorgde en haar uitgeleide deed, zoals ouders dat doen. Marie vroeg daarna aan haar moeder of ze al een nieuwe dienstbode had. Anna antwoordde bevestigend: “Jij wordt de nieuwe dienstbode. Later krijg jij een grote zaak met veel personeel en dan moet jij beter kunnen werken dan jouw personeel, anders kun je niemand houden.” Marie was 14 jaar oud.
Twee jaar later kreeg ze al verkering met haar latere man, die een vriend was van haar broers Antoon en Willem. Hij kwam al vanaf zijn 4e jaar bij Boelens over de vloer. Hij woonde op de Pensmarkt. Alle kinderen speelden met elkaar op de Markt. Twee jaar heeft Marie mee moeten helpen in de huishouding, hetgeen geen sinecure was in dat grote huis op Markt 25. Iedere morgen moesten er vijf kachels aangemaakt worden; alleen de gróte was werd door een wasserij gedaan. Ook grootmoeder Van Getsen woonde nog in huis. Die zat Marie altijd flink achter de vodden, dat ze alles zo perfect mogelijk moest doen. Er woonde ook nog een winkeljuffrouw intern. Marie heeft toen hoofdzakelijk in het huishouden gewerkt, maar vond het ook prachtig om af en toe achter de toonbank te staan, waar ze weer gecommandeerd werd door haar oudere zuster Mien. Toen ze 16 jaar was is ze echt in de zaak van haar ouders gekomen. Vanaf dat moment tot op zeer hoge leeftijd was ze bijna iedere dag op Markt 25 te vinden. Haar ouders waren erop tegen, dat ze al zo jong verkering had. Op haar 18e jaar mocht ze zich verloven. Frits was zeer godsdienstig van aard. “Hij heeft in zijn leven alle stenen van de St.-Jan versleten”.
Op die leeftijd ging ze ook de zaak reorganiseren. Ze kocht en verkocht volledig zelfstandig en ging specialiseren in alleen stoffen en bont, alle overige artikelen werden afgevoerd. Ze durfde nog niet goed helemaal te gaan inzetten op bont, omdat de mode in bontmantels toen heel anders was dan in een latere periode, toen de bonthandel een grote vlucht nam. Er werd wel volop bont verkocht, maar alleen kleine beestjes, bontjes, mofjes. Iedereen moest contant betalen, niets ging op de pof, of de mensen nu uit de Pijp kwamen of uit de Peperstraat, het was een zaak voor iedereen.
Op die jonge leeftijd al werd ze weleens opgebeld door plebaan Brekelmans van de St.-Jan, die haar vroeg of zij hem wilde assisteren bij, noem het maar, pastoraal werk. Tientallen keren is Marie op huisbezoek gegaan in de arme buurten, zoals de Beurdschestraat en omgeving. Plebaan Brekelmans was verlegen en kon niet met die mensen overweg. Echt een volksbuurt was het, als het maar even kon, leefde heel de straat buiten. Er woonden veel sigarenmakers en er was ook een caféhoudster, die minstens 125 kilo woog. Marie kon heel goed met iedereen opschieten en sprong bij waar nodig. De buurt wist wie zij was, haar vader had immers jarenlang de huisjes in het Volderstraatje gehad.
Ook kwam ze veel in de Pijp. Opvallend voor haar was dat ook daar arm en rijk samenwoonde en dat men elkaar allemaal hielp. Stille armoede bestond niet, men wist alles van elkaar en men zag ook alles.
Op de bruiloft van haar zus Mien in 1919 mocht ze haar vriend Frits van der Ven voor het eerst meenemen in de familiekring. Bij de familie Boelens waren er wel wat twijfels of deze jonge slagersknecht wel goed de kost zou kunnen verdienen voor Marie. Marie en Mien Boelens behoorden tot de sjiekst geklede meisjes van Den Bosch. Maar de oma van Marie, opoe Leentje, vond Frits erg leuk; ze noemde hem steeds Sjors en danste met hem, ondanks haar hoge leeftijd. Toen Frits haar uitnodigde om in het café van zijn ouders een citroentje met suiker te komen drinken, wilde ze dat niet voor niks hebben.
Op een dag in 1923 overleed grootmoeder Leentje van Getsen-Kramer plotseling. Marie’s moeder kon toen natuurlijk niet naar de markt. Marie is dat toen gaan doen en vond het heel erg leuk. Ze zette het dubbele om van wat haar moeder verkocht. 's Morgens om 4 uur opstaan en om 5 uur weg, te voet naar Helmond met een handkar. De winkeljuffrouw nam ze mee. Een paar van haar broers zaten ook in de zaak, maar die wisten er geen raad mee.
Getuigen bij haar wettelijk huwelijk in 1926 waren: Harry van der Ven, controleur, wonende in Den Bosch, broer van Frits, en Willem Boelens, koopman, wonende te Vught, broer van Marie.
Verschillende broers en haar zuster wilden niet op de bruiloft komen. Marie had de zaak van haar ouders op Markt 25 overgenomen met de afspraak dat ze alles netjes zou afbetalen. Er was geroddeld in de familie dat het toch ongehoord was dat Marie “zomaar” de zaak “gekregen” had van haar ouders. Tot haar grote opluchting kwamen op het laatste nippertje toch nog verschillende familieleden opdagen. Vooral was ze zeer blij haar lievelingsbroer Jo met zijn vrouw en twee oudste kinderen in de kanunnikenbanken in de St.-Jan te zien zitten.
Schoonouders Van der Ven hadden een hotel/café op Pensmarkt 13/15, genaamd ‘Gelders Welvaren’. Frits had niet goed kunnen leren. Na de 3e klas van de lagere school werd de ouders geadviseerd om hem van school te halen en hem een vak te laten leren. Dit was rond 1908. Frits werd knecht bij slagerij Nouwens op de Markt (thans WE-modezaak). Hij heeft daar tien jaar gewerkt. Vóór zijn huwelijk werkte hij ook wel mee in het hotel van zijn ouders. Frits en Marie hadden geen geld toen ze trouwden en zijn begonnen met een schuld van ƒ 3000 tegen 6 % rente.
Het jonge stel ging meteen boven de zaak op Markt 25 wonen. De naam ‘Frits van der Ven’ kwam op de gevel. Het woord ‘de Bijenkorf’ bleef gehandhaafd. Bij de grote verbouwing in 1946 verdween ook die naam definitief. De winkel was enigszins verlopen. De zwarte bontpellerientjes hingen buiten aan het rek. Maar de zaak breidde zich steeds meer uit. Door haar markante persoonlijkheid en haar krachtige uitspraken, haar chique voorkomen en allure, werd Marie een bekende persoonlijkheid in de Bossche binnenstad. Met haar man bouwde zij een bontzaak op van internationale allure.
In 1927 werd het eerste kind, een meisje, Anna, geboren. Het overleed bij de geboorte t.g.v. de navelstreng die om het halsje zat. Na de bevalling is Frits met het kind in zijn armen door het huis gegaan om het te laten zien waar het opgegroeid zou zijn.
Piet Appel, de eigenaar van het pand, wilde rond 1932 de huur verhogen van ƒ 40 naar ƒ 50 per week. Marie vond dit belachelijk en ging naar hem toe om de huur op te zeggen. Piet Appel heeft daar niet van kunnen slapen en de huurverhoging ging niet door. Het bleef ?ƒ 40 per week! In de crisisjaren, de jaren ’30, was er echt een ‘struggle for life’. Het gebeurde wel op zondag dat Frits en Marie ’s avonds de voordeur van de winkel open lieten staan. De etalagekasten waren verlicht, het interieur was volop geëtaleerd en in de deurpost hadden ze een houten rek, waar de mensen overheen konden kijken de winkel in en konden zien wat voor artikelen er geëtaleerd waren. Zij zaten dan achter een soort stellage waar de vossen op waren gerangschikt met zijn tweetjes de hele avond met de jassen aan - want verwarming was er niet op zondag in de winkel - te luisteren naar wat de klanten zeiden. Zij konden dat goed horen want de akoestiek was zodanig dat de geluiden vanuit de portiek enorm doorklonken. En ze zaten daar dan iedere zondagavond op hoop van zegen dat dat door de week eventueel verkoop zou opleveren.
Vanaf 1935 werd er voor het eerst in Londen op veilingen bont gekocht.
Op 21 december 1938 brandde het grote pand van Vroom & Dreesmann (Magazijn de Zon) op de hoek van de Pensmarkt en de Minderbroedersstraat af. Deze brand heeft de gemoederen in de stad danig bezig gehouden. De vlammenzee was enorm. Het was koud en het vroor. De volgende dag was er een ijspaleis ontstaan doordat het bluswater bevroren was. Frits en Marie kochten samen met haar broers Christ en
Uit: de Jubileumkrant t.g.v. het 750-jarig bestaan van 's-Hertogenbosch 4 juli 1935
Toon Boelens de resterende inboedel van V&D voor één bedrag ineens op. In de dagen daarna hielden ze een grote uitverkoop in het pand Hoge Steenweg 21.
Na het overlijden van zijn ouders erft Frits in 1939 het hoekpand Pensmarkt 17 / Markt 44, een pand in de Vughterstraat en twee huizen onder één kap aan de Graafseweg.
1940, 10 mei:
De Tweede Wereldoorlog breekt uit. De kinderen werden van de kostscholen naar huis gestuurd. De situatie werd te onveilig. Frits en Marie - het was hun trouwdag - hadden enorme voorraden levensmiddelen ingeslagen voor het gezin. Men wist niet wat er nog komen ging. Ze vonden ook de pui van de winkel met de grote glazen etalageruiten erg kwetsbaar en lieten daarom een houten constructie maken waar ze 's avonds een deur en houten schotten in konden zetten, zodat de complete pui afgesloten was. Op het Julianaplein werd in de villa van De Gruyter ‘de Ortskommandantur’ gevestigd, de ‘Sicherheitspolizei’ kwam in de Wolvenhoek en de ‘S.S. Kommandant’ zat in de Willem I kazerne. Aanvankelijk leek het leven zijn gewone gang te hervatten. Maar dat was maar schijn. Op 1 juni gingen koffie en thee op de bon, heel snel gevolgd door de meeste andere artikelen. Dit beperkte zich niet alleen tot levensmiddelen. Ook alle textiel en kleding en de meeste gebruiksartikelen gingen op de bon. Een van de weinige uitzonderingen was bont, omdat dit als een luxe artikel gezien moest worden.
Daardoor hebben Frits en Marie in de beginjaren van de Tweede Wereldoorlog erg veel geld verdiend. De mensen hadden geld genoeg, maar ze konden niets kopen, omdat het op de bon was. Dit distributie-systeem had o.a. tot gevolg dat er een enorme ‘zwarte handel’ ontstond. Voor veel geld kon men zonder bonnen kopen. Maar hoe langer de oorlog duurde, hoe groter de schaarste werd en hoe hoger dus de prijzen. De bestedingsmogelijkheden van geld werden steeds beperkter. Periodiek konden de mensen bonkaarten afhalen op vertoon van hun ‘persoonsbewijs’ op het distributiekantoor in de Orthenstraat. Deze bonkaarten bestonden uit vellen zegeltjes met letters en nummers in bepaalde kleuren. In de krant werd gepubliceerd welke levensmiddelen of goederen tegen welke prijs gekocht konden worden. Het waren vastgestelde prijzen. Voor de bonthandel gold dit hele systeem niet, die was nog steeds vrij. Stoffen vielen wel onder het distributiesysteem. Zij hadden een vrij grote voorraad Engelse stoffen, die ze toen uit de zaak gehaald en boven opgeslagen hebben om die van tijd tot tijd te ruilen tegen extra levensmiddelen. Het heeft hen in de oorlog aan niets ontbroken.
Op 10 september 1940 nam burgemeester Van Lanschot ontslag en werd opgevolgd door een N.S.B. burgemeester. Gelukkig was één van de wethouders zeer betrouwbaar. Hij heette Van Soestbergen en was bevriend met Frits en Marie. Hij stond in nauw contact met de ondergrondse beweging, het verzet tegen de Duitse bezetter. Van tijd tot tijd kreeg hij van Frits en Marie financiële steun.
Bijna alle bonthandel in Amsterdam was in Joodse handen. Een van de beperkende maatregelen, die al in het begin van de oorlog de Joden opgelegd werd, was, dat ze geen zaken meer mochten doen met het buitenland. Heel veel bont kwam uit België. Marie en Frits zijn voor Joodse firma's uit Amsterdam in Gent konijnenvellen gaan kopen. Zij hadden daar al contacten liggen en kenden verschillende fabrieken die konijnenvellen bereidden en verfden. Zij exporteerden veel naar Engeland. Die export lag natuurlijk ineens plat door de oorlog. Dit was aanleiding voor Frits om vrij snel na het begin van de oorlog daarheen te gaan om te zien wat er met die handel zou gaan gebeuren. Ze begonnen met een DKW vol bont, waarmee ze van Gent via een tussenstop bij hun huis in Den Bosch naar Amsterdam reden. Deze handel ontwikkelde zich zo, dat ze uiteindelijk vrachtwagens vol bereide konijnenvellen naar Amsterdam lieten vervoeren. Ze waren dus tussenhandelaren. De Joodse firma's waren daar natuurlijk ontzettend blij mee, want die konden op die manier hun zaken nog laten doordraaien. Diverse van die Amsterdamse bedrijven deden al zaken met de ouders van Marie. Er werd erg veel geld verdiend. Frits was zo verstandig om met het geld panden te kopen, ook wel omdat Marie het nogal makkelijk en snel uitgaf en door panden te kopen was het goed belegd. Tot de eerste panden die ze kochten behoorden twee huizen op de Hekellaan. Toen de handel op volle toeren draaide, sloten op een gegeven moment (waarschijnlijk in 1941) de Duitsers de grenzen en viel ook die geldstroom droog. Door de veldtocht in Rusland hadden de Duitsers behoefte aan bont voor binnenvoering van militaire kleding. Duitsers van het ‘Wehrmachtsbeschaffungsambt’ kwamen bij Frits van der Ven en vroegen hem om gebruik te maken van zijn relaties in Gent. Hij zou dan de totale verantwoordelijkheid krijgen voor de import van bont voor de Duitsers, als hij maar met hen wilde samenwerken. Frits heeft dit geweigerd. Er was veel geld mee te verdienen. Ze zijn ook onder druk gezet om voor de Duitsers te produceren. Ook dit hebben ze geweigerd.
Op 22 februari 1941 geven Frits en Marie opdracht aan de beeldhouwer H. Jonkers uit Den Bosch tot het maken van een beeld van de H. Gemma Galgani, die zij vurig vereerden. Het beeld werd in de kathedraal van St. Jan geplaatst, in de buurt van de Mariakapel. In het beeld bevindt zich een oorkonde met informatie over de schenkers. Ook maakte hij in december 1943 een beeld van de H. Bernadette. In dit beeld wordt eveneens een oorkonde ingemetseld en in de St. Jan geplaatst, tegen de pilaar links boven de ingang van de Mariakapel. Twee dochters van Frits en Marie zouden Gemma en Bernadette genoemd worden.
1941, maart/april:
Frits krijgt de opdracht van de Gestapo in de Wolvenhoek om zich te gaan melden bij het Gestapo hoofdkwartier in Scheveningen. Hij moest er op eigen gelegenheid met de trein heen gaan. In Scheveningen is hij voor de keus gesteld: ofwel hij kon tienduizenden guldens gaan brengen naar de Gestapo in Den Bosch, ofwel hij zou vastgehouden worden in Scheveningen. De Gestapo had daar een beruchte strafgevangenis, waar verre van zachtzinnige methodes gehanteerd werden. Dit had te maken met het feit dat Frits en Marie niet voor de Duitsers wilden werken. Verder speelde ook een rol dat officieren van de Gestapo in de bontzaak bontjassen hadden gekocht voor hun vriendinnen en dat die levering niet naar hun wensen verlopen was. Deze officieren leefden zwaar boven hun stand en maakten zo misbruik van hun positie. Het was een samenspel tussen de Gestapo in Den Bosch en die van Scheveningen om de familie Van der Ven onder druk te zetten. Frits is diezelfde avond nog teruggekeerd naar Den Bosch. Vrienden van hem moesten Marie en de kinderen uit de St. Jan gaan halen. Knielend voor Maria heeft ze gebeden en gezegd: “Ik ben hier zo dikwijls geweest, U laat me nu niet in de steek. Ik ga niet weg voordat mijn man Frits weer terug is.” Daarna is Frits het geld bij de Gestapo gaan brengen.
Marie en Frits van der Ven-Boelens 'op' hun salon 1e etage Markt 25
In 1942 worden de etages van Markt 25 verbouwd, met het oog op de steeds groeiende kinderschaar. In de beginperiode was de voorkamer op de eerste etage nog verhuurd geweest. Op de eerste etage was ook de kinderkamer. De deur werd met een schuif gesloten zodat de kinderen er niet af konden lopen. Ze werden verzorgd door de kinderjuf. De kinderen zaten altijd op de kinderkamer, behalve als ze met “juffie” gingen wandelen naar het plantsoen. De kinderen aten ook met juffie in de kinderkamer. Frits en Marie aten nooit met hun kinderen samen toen ze nog klein waren. 's Zaterdags werd er een flinke zinken teil in de kinderkamer gezet, met warm water gevuld en werden de kinderen in bad gestopt. De voorkamer werd verbouwd tot een fraaie salon met een haardpartij met een tegeltableau waarop alle dieren waren afgebeeld die in de bonthandel voorkomen. Naast andere moderniseringen wordt er, i.v.m. de oorlog, ook een geheime kamer gebouwd. Op de zolderetage wordt de vloer van een grote kast wegneembaar gemaakt, hierdoor kon je met een losse houten trap de geheime kamer bereiken. Ook wordt in het hele huis centrale verwarming aangelegd. Daarnaast begonnen ze de eerste investeringen in antiek en schilderijen te doen.
Frits en Marie kochten ook het zogenaamde ‘Verenigingsgebouw’ in de Kerkstraat, achter Markt 25, met ingangen in de Kerkstraat en op de St. Annaplaats. In de oorlog zaten daar de zusters van de Mariënburg met hun leerlingen. Nadat zij door de Duitsers uit hun gebouwen waren gezet aan de St. Janssingel, kregen zij van Frits en Marie de beschikking over het Verenigingsgebouw. Het dateert uit 1894 en is gebouwd als schoolgebouw voor de Maatschappij 'Tot Nut van 't Algemeen'. Ervóór bevond zich toen een ommuurde speelplaats.4 Later is de muur verwijderd.
Aan de zaak was ook een eigen bontatelier verbonden. Tot midden 1946 zat het bontatelier helemaal achterin het pand Markt 25 op de begane grond. Een zeer geliefd werknemer van Frits van der Ven was Max Verwey, die 50 jaar actief geweest is als bontwerker, van zijn 18e tot zijn 68e jaar. Hij woonde eerst in huis bij Van der Ven, waar hij in 1930 begonnen was. Hij hield zich uitsluitend bezig met het maken van bontmantels en het repareren en moderniseren van deze artikelen.
1944, 28 augustus:
Frits en Marie ruilen drie woonhuizen aan de Hekellaan nrs. 24, 26 en 28 in Den Bosch tegen de eigendom van het woon- winkelhuis Markt 25 met Piet (Petrus Johannes Adrianus) Appel. Jarenlang hadden ze geprobeerd Markt 25 te kopen. Nooit was het gelukt. Eindelijk ging deze lang gekoesterde wens in vervulling.
1944, eind oktober:
De huizen aan de zuidkant van de stad worden op bevel van de Duitsers ontruimd. De bewoners evacueren met handkarren en kinderwagens naar de binnenstad. Bij Van der Ven achter in het Verenigingsgebouw aan de St. Annaplaats worden families uit het Kruisbroedershof ondergebracht, o.a. de familie Kurvers. Er zaten wel 200 evacués. Tijdens de oorlogshandelingen bij de bevrijding van Den Bosch werd er heel erg gevochten, een levensgevaarlijke situatie. Frits en Marie verstoppen hun kostbaartste bezittingen onder de vloer van de etalages. Wekenlang brengen zij met twaalf kinderen, de oudste 16 jaar en de jongste 9 maanden in de kelder van Markt 25 door. Ook de meid Nel en de kinderjuffrouw zijn er bij. Als er een gevechtspauze is, wordt er warm eten in de keuken klaargemaakt. De dagen en nachten in de kelder zijn lang. Bedden waren naar de kelder verplaatst. Liggend in bed luisteren ze naar het gefluit van de granaten en de klap van de inslag. Er is geen electriciteit of water. Men kon water gaan halen bij een pomp die geslagen was in de Hinthamerstraat of vooraan in de Minderbroedersstraat. Er zijn geen mensen op straat. De Markt ligt vol granaatscherven en langs de huizen ligt glas en puin. De gevels aan de overkant van de Markt, die men vanuit de kelder kan zien, zitten vol gaten van de granaat-inslagen. Restaurant Lohengrin (later de Bijenkorf) en slagerij Nouwens staan in brand. De Duitsers verbieden te blussen. De mensen die in de kelders van die panden zitten, kunnen ternauwernood ontkomen. Door de spijlen van het kelderluik kunnen de Van der Ven's de brandende huizen zien. Iedereen houdt de adem in. En dan, op 25 oktober, om ongeveer vier uur, komen de eerste Engelsen op de Markt via de Hinthamerstraat, de Kolperstraat en de Kerkstraat. De jonge soldaten met hun platte helmen lopen vlak langs de huizen, hun wapens in de aanslag. Ze zijn gespannen. De tanks volgen, jeeps en carriers. Ineens staat de Markt vol. De mensen komen uit de huizen en zijn dolgelukkig. De Tommies zijn er! Dit was een koosnaampje dat aan de Engelse soldaten gegeven werd. De soldaten trekken de huizen in. Ook bij Frits en Marie komt een tiental vermoeide jongens binnen. Eerst wordt de hele situatie bekeken. Dan besluiten ze hun bivak in te richten op de tweede etage in de jongens- en meisjeskamer. Voor het raam aan de Markt op de jongenskamer wordt een mitrailleur in stelling gebracht. En dan is er eten. Door Nel wordt stamppot gemaakt en de soldaten eten mee. Gedurende de daarop volgende twee dagen is de stad definitief bevrijd. In het Verenigingsgebouw van Van der Ven werd in een grote zaal een gaarkeuken ondergebracht. De zonen Van der Ven stonden achter de pannen met erwtensoep. Toen het allemaal achter de rug was, wilden de zonen het gebouw gaan schoonmaken. Het was een grote troep door al die honderden mensen die er gebruik van gemaakt hadden. Het werk was erg zwaar en er moest hulp komen. Geen probleem: Marie liep de Pijp in, babbelde hier en daar wat met vrouwen die buiten op de stoep zaten en had in een mum van tijd een goede degelijke werkster. Deze vrouw is jaren bij de familie in dienst gebleven.
Midden 1946 wordt de hele winkel Markt 25 verbouwd. Tot die tijd was er direct achter de winkel een huiskamer. 's Winters werden de schuifdeuren opengeschoven en werd die huiskamer bij de winkel getrokken. Men gebruikte dan privé meer de salon op de eerste etage. Vanwege de grotere voorraden in de wintermaanden kon men aldus in dat seizoen over een grote winkelruimte beschikken. 's Zomers werd het weer huiskamer, daarachter was een binnenplaats en daarachter de keuken en het bontatelier. Bij de verbouwing in 1946 wordt het hele voorhuis winkel. Het bontatelier verhuist naar de 1e en 2e etage van het Verenigingsgebouw. Men produceert dan al echt in het groot bontmantels, die men aan de warenhuizen en grote concerns verkoopt. Later toen in Amsterdam de Joodse firma's die handel weer gingen opstarten, werd de groothandelsfunctie van Frits van der Ven wat minder, maar het bontatelier is wel blijven bestaan. De binnenplaats en de keuken bleven gehandhaafd en het vroegere bontatelier werd een grote huiskamer met daarin o.a. een royale tafel met vijftien stoelen. Vader, moeder en dertien kinderen, 8 zonen en 5 dochters. Ieder kind had een stoel waarop zijn/haar eigen naam stond. De zonen hebben alle acht op kostschool gezeten op ‘de Ruwenberg’ in St. Michielsgestel. Ook de dochters zaten op goede scholen en internaten.
In 1949 is er op de begane grond van het Verenigingsgebouw een schitterend modehuis geopend door enkele kinderen van Frits van der Ven. De zaak was ingericht met kamerbreed tapijt en prachtige kristallen kroonluchters. Op het voorpleintje aan de Kerkstraat werden fraaie etalagekasten gebouwd. Het Modehuis heeft daar ruim twee jaar gezeten. Het was opgericht voor de zonen Frits en Jan. De bontzaak op Markt 25 bleef gewoon bestaan. Marie was daar alleenheerseres. De bontzaak was een goudmijn en voor haar hoefde er verder niets te gebeuren, maar ze wilde ook niet die twee zonen in de bontzaak, die wilde ze voor zichzelf houden. In het begin heeft Marie wel geholpen met het Modehuis. Ze nam haar zonen mee naar Amsterdam en introduceerde hen bij haar zakenrelaties, maar geleidelijk aan deed ze niets meer in de modezaak.
’s-Hertogenbosch: het Verenigingsgebouw achter Markt 25 in de Kerkstraat
Opening Modehuis Frits van der Ven, Kerkstraat; links burgemeester Mr. Loeff, midden Marie Boelens en haar dochter Mieke van der Ven, rechts (met bril) Frits van der Ven (1949)
In 1951 kon men op Markt 17 het grote gebouw van de Incassobank kopen en er werd daar een zeer ruim opgezet nieuw modehuis ‘Frits van der Ven’ geopend.
Het gezin Van der Ven-Boelens op 31 augustus 1947: Achter staand: Christ, vader Frits, moeder Marie, Jan en Frits jr., zittend rechts: Ben en Ans, zittend links: Bea, Stephan en Clemens, achter Bea: Henk, rechts van hem: Ad met voor zich staande: Gemma, in het midden met satijnen jurk: Mieke met voor zich: Bernadette
Eigenlijk was de verhuizing naar Markt 17 vanuit het Verenigingsgebouw wel erg snel, na die dure investering aldaar. Want ook op Markt 17 werden weer kosten noch moeite gespaard om daar een zeer chique modezaak te maken, zowaar nog mooier en duurder dan in het Verenigingsgebouw. Wel bleven de fraaie etalages aan de Kerkstraat nog lang gehandhaafd. Het modehuis was voor Den Bosch van een ongekende allure. Ook na die tijd tot op heden heeft de stad nooit meer een dergelijk chique damesmodezaak gehad.
Het probleem was daar dat er geen etalagekasten waren. Vóór het pand had je, zoals nog veel te zien is in de Peperstraat, een hartstenen stoepje met paaltjes met elkaar verbonden met kettingen. Ze hebben voor elkaar gekregen bij de gemeente, dat ze op die plaats etalagekasten mochten bouwen, dus vóór het pand. Zoon Jan deed de inkoop en zoon Frits de publiciteit, advertenties, de modeshows. Hij was speaker bij de shows. Dit deed hij nog tot een paar dagen voor zijn intreding. Toen Frits Jezuïet werd is zijn zus Ans in de zaak gekomen. De later zo beroemde couturier Frank Govers was een van de etaleurs. Zijn etalages waren geweldig artistiek en echte publiekstrekkers.
Na de oorlog ging het de handel zeer voor de wind. Het publiek was in de oorlogsjaren veel tekort gekomen en er was een enorme koop-behoefte. Het was wel een probleem om goederen te krijgen. Die grote kooplust bij de mensen heeft jaren geduurd, zeker nog tot 1960. Rond dat jaar werkten er bij Frits van der Ven 45 personen.
In die periode zaten ook de zusters Theresianen, een zeer strenge kloosterorde, 75 jaar in Den Bosch. Er was een vergadering bij Hotel Royal in de Visstraat, onder voorzitterschap van de latere Mgr. Bekkers, toen rector van de Theresianen, met de bedoeling geld in te zamelen voor deze nonnen, die in kommervolle omstandigheden in de Clarastraat leefden. Er werd voorgesteld om in heel Brabant geld te gaan inzamelen. Frits is toen opgestaan en heeft gezegd, dat als men in Den Bosch zelf niet genoeg geld bij elkaar kon krijgen om deze 24 nonnen te onderhouden, de stad geen knip voor haar neus waard was. Door zijn toedoen kwam er een stichting die de zaken goed ging aanpakken. Het hele klooster werd gerenoveerd. Ze hebben duizenden guldens daarvoor geschonken: Er werd centrale verwarming aangelegd, nieuwe electrische bedrading, nieuw sanitair, alle machines die ze nodig hadden, kwamen er, een complete wasinrichting en wat dies meer zij.
1953:
Frits en Marie waren eigenaar van het pand met bijbehorend terrein en vijver van restaurant De Witte aan de Bosscheweg in Vught. De zaak werd verpacht. Op een dag komen daar een vader met zijn zoon binnen. Ze heten Martien en Gerrit van der Valk. De mannen bestellen iets te drinken en maken een praatje met de kastelein/kok. Die wilde er graag mee stoppen. Hij vertelde dat Frits van der Ven de eigenaar was. De man wist niet of Frits en Marie het wel wilden verkopen. Dus rijden Martien en Gerrit van der Valk door naar Markt 25 in Den Bosch om dat te vragen. Frits van der Ven wilde er wel van af en vroeg ƒ 65.000 voor De Witte, maar heeft daar wel iets van af moeten doen. De koop werd met een handdruk beklonken.5 Het oude restaurant is inmiddels uitgegroeid tot Hotel Vught en is onderdeel van de Van der Valk-keten.
In 1959, na zijn rechten-studie, was zoon Christ in de zaak gekomen. Daarvóór had hij er al veel gewerkt, in eerste instantie in de modezaak. Hij hield zich bezig met de organisatie, het beter regelen van de financiën, en het almaar groeiende onroerend goed-bezit. Het begon nl. wat chaotisch te worden. Marie had haar kassa in de bontzaak en verder was zij wel belangstellend naar de andere onderdelen van het bedrijf, maar er zat geen lijn in. Christ heeft e.e.a. beter op poten gezet en er discipline, systeem in gebracht.
Meer kinderen Van der Ven werden actief in de bedrijven; er kwamen bontzaken in de Kalverstraat in Amsterdam, op de Piazza in Eindhoven en in Breda. In Den Bosch werd de 'Tik-Tak-boetiek' geopend, in de jaren ’60 was dit de eerste echt 'trendy' boetiek in de stad. De boetiek werd geleid door zoon Henk van der Ven, later voorzitter van Ondernemersvereniging Hartje Den Bosch. Ook kwamen er vestigingen in België. Addy van de Krommenacker is daar begonnen als couturier.
Ondertussen bleef Marie heerlijk doorwerken in haar eigen bontzaak. Zij kon, zoals veel Boelensen, ongelooflijk goed verkopen.
Tientallen panden in de Bossche binnenstad waren eigendom van de familie Van der Ven. Al dit onroerend goed werd ondergebracht in een aparte B.V. 'De Bossche Markt'.
De grootste vriendin van Marie was Onze Lieve Vrouw van Den Bosch. Bijna iedere dag ging ze haar opzoeken. Eens, toen haar zoon Christ een zwaar examen moest doen voor zijn rechtenstudie, heeft Marie 1 ½ uur in de koude St.-Jan bij het wonderbeeld zitten bidden. Toen zij later hoorde dat hij van de zenuwen gezakt was heeft ze de kaarsen bij Maria uitgeblazen, maar de volgende dag was ze toch weer present. Zij heeft gedurende haar leven altijd een sterke drang gehad om haar enthousiaste geloofsleven uit te dragen naar andere mensen. Zo is zij met ‘tante Truus Bosmans’ naar Lourdes geweest. Deze alom bekende Bossche vrouw van protestantse huize had laten merken dat ze toch ook wel erg graag naar Lourdes, een typisch katholiek bedevaartsoord, wilde gaan. Truus Bosmans was de uitbaatster van café 't Pumpke in de Pijp, later op de Parade. De zaak werd later geleid door haar zoon Jan en haar kleinzoon Hans Bosmans.
Maria Anna Christina Boelens (1901-1989) vóór Markt 25
Van 1961 tot 1971 woonden Marie en Frits in een fraaie villa aan de Aloysiuslaan 1 in Vught. Frits miste de stad wel en ging iedere dag naar de St. Jan. Ook Marie bleef veel in de stad komen.
Vervolgens zijn ze verhuisd naar service-flat Eikendonk in Vught. Donderdags was er geen hulp, en die dag beschouwde Marie als haar vrije dag. Dan vond ze het bij voorbeeld fijn om met een van haar zonen naar Amsterdam en Den Haag te rijden en aanwezig te zijn bij zakelijke besprekingen, die hij daar te voeren had. Ze had zich weliswaar teruggetrokken uit de zaken, maar vond het toch interessant om nog op de hoogte te blijven en ook om de nieuwe collecties te bewonderen.
Na het overlijden van Frits heeft Marie nog enige tijd op Eikendonk gewoond. De laatste paar jaar van haar leven woonde ze in het verzorgingshuis Huize ‘de Braacken’ in Vught.
Na haar dood hebben de kinderen al het onroerend goed verkocht aan verzekeringsmaatschappij Amev. Zoon Christ kocht echter voor zichzelf o.a. het ouderlijk huis Markt 25, het pand waar Bernard Boelens en Anna van Getsen ook hun zaak hadden en waar het allemaal begonnen was. Uit eerbetoon aan zijn ouders liet hij buiten voor de voordeur een steen leggen met hun namen en geboorte- en overlijdensdata erop.
Marie en Frits zijn begraven op het kerkhof aan het Mariaplein in Vught.
Uit dit huwelijk: 14 kinderen:
- Doodgeboren (1927-1927)
- Johannes Josephus (Jan) van der Ven (1928-2016), gehuwd met Els van Middelkoop. Jan was directeur van het Modehuis Frits van der Ven B.V.
Uit dit huwelijk, o.a.: Floris van der Ven (geb. 1966), gehuwd met Nynke van Wijngaarden. Zij hebben Van der Ven Oriental Art overgenomen van Floris’ oom en tante Clemens en Neeltje van der Ven-Blonk. De zaak houdt kantoor aan het Nachtegaalslaantje 1.
- Bernardus Fredericus Antonius (Ben) van der Ven (1929-2004), gehuwd met Jeanny Pijnenburg. Ben was directeur bont- en damesconfectiezaak Van der Ven in Voorburg (ZH).
- Fredericus Antonius Aloysius (Frits) van der Ven S.J. (1930-2010). Pater Jezuïet, genoot landelijke bekendheid door zijn preken op de radio, erudiet publicist en moderne geloofsverkondiger.
Studentenpastor in Maastricht en in Amsterdam.
- Mr. Christianus Wilhelmus Alphonsus (Christ) van der Ven (1932), gehuwd met José Haks. Financieel directeur van de Frits van der Ven ondernemingen, ondernemer, secretaris-generaal van The European Fine Art Fire (Tefaf), onderscheiden met de Stadspenning 's-Hertogenbosch.
- Johanna Adriana Maria (Ans) van der Ven (1933), gehuwd met Hein den Doop junior, zoon van Hein den Doop (schoenenzaak Markt en Kerkstraat). Ans was directrice van het Modehuis Frits van der Ven B.V.
- Dr. Adriaan Hendericus Gerardus Silverius (Ad) van der Ven (1935), mathematisch psycholoog aan de Radbout Universiteit te Nijmegen
- Maria Theresia Gerarda Theodora (Mieke) van der Ven (1936), gehuwd met Nol Verhees, directeur A.C. Verhees fotografie (Hinthamerstraat). Mieke was directrice van Modehuis Frits van der Ven B.V.
- Henricus Leonardus Olrada (Henk) van der Ven (1938-1992), gehuwd met Helen Jacobse. Henk was directeur van Venfur B.V. en was de oprichter van de eerste trendy boetiek in Den Bosch: de Tik-Tak boutique, hoek Verwersstraat/Achter het Stadhuis. Hij was voorzitter van Ondernemersvereniging Hartje Den Bosch en onderscheiden met de erepenning van de Stad 's-Hertogenbosch.
- Beatrijs Bernadette Wilhelmina Polycarpa (Bea) van der Ven (1940), gehuwd met en gescheiden van Mr. Ferdinand Hengst, vice-president van de rechtbank te 's-Hertogenbosch. Bea richtte een zeer bekend geworden yoga-studio op, gevestigd in de Lange Putstraat. Zij is regentes van de Frits van der Ven Stichting en schrijfster/chroniqueur voor de Kroniek van de Frits van der Ven Stichting.
- Clemens Maria Gemma Franciscus (Clemens) van der Ven (1941-2014), gehuwd met Neeltje Blonk. Clemens en Neeltje waren antiquairs, gespecialiseerd in Orientaalse Kunst, met name in Chinees porselein. Clemens was mede-oprichter van de PAN, een kunst- en antiekbeurs in de RAI in Amsterdam, founding father van de Tefaf in Maastricht, proost van de Frits van der Ven Stichting, voorzitter Stichting Huizinghe ‘de Loet’, zijn woonhuis op Peperstraat 6, voorzitter Stichting Museum Zwanenbroedershuis, drager van de Zilveren Anjer van het Prins Bernard Cultuurfonds en Erebroeder van de Illustere Lieve Vrouwe Broederschap.
- Gemma Margriet Francisca Raymunda (Gemma) van der Ven (1943), gehuwd met dr. Paul Engelen, financieel adviseur.
- Bernadette Jacoba Theresia Antonia van der Ven (1944), gehuwd met en gescheiden van Cees van Gelder, later partner van Willem Brouwer. Bernadette is directeur van Van Gelder Indian and Oriental Antique Jewellery and South Sea Baroque Pearls, kantoor houdend aan Nachtegaalslaantje 1.
- Drs. Stephanus Willibrordus Joseph Paulus (Steve) van der Ven (1947), gehuwd met Yolande Otten. Steve was journalist bij de Telegraaf, redacteur van het Stan Huygensjournaal.
| |