Kleermaker, hoeden- en pettenmaker en winkelier te ‘s-Hertogenbosch, geboren te Nijmegen op 28 november 1831, overleden te ‘s-Hertogenbosch op 12 augustus 1888, zoon van Joannes Jacobs Boelens en Joanna Consent. Christ is getrouwd te ‘s-Hertogenbosch op 29 mei 1852 (1) met Theresia Petronella (Nelly) Baank, naaister, aldaar geboren op 15 februari 1830 en overleden op 3 juli 1864, dochter van Cornelis Baank en Anna Catharina van der Meulen. Christ is getrouwd aldaar op 14 januari 1865 (2) met Maria Johanna (Marie) Rek, aldaar geboren op 3 augustus 1837 en overleden op 25 september 1894, dochter van Antonius Cornelius Rek en Adriana Stoelemeyer (ook: Stulemeyer)
Zijn doopnamen waren Christianus Maria. De naam Christ kwam zowel bij de familie Consent als bij de familie Niel (van zijn grootmoeder) voor. Zo is dus de naam Christ in de familie gekomen, een naam die in de latere generaties nog veelvuldig gebruikt wordt.
Christ ontwikkelt zich in het 19e eeuwse Den Bosch tot een middenstander die meetelde. Hij krijgt een bloeiende zaak en wordt eigenaar van een aantal panden in de stad. Aldus legt hij de basis voor de generaties na hem.
Hij wordt vier dagen na het huwelijk van zijn ouders geboren en heeft dan al een broertje van 2 jaar. Als hij 10 maanden oud is, verhuist het gezin naar Den Bosch. Christ brengt zijn jeugd door in de Snellestraat. Hij heeft alleen de lagere school doorlopen, want op 12-jarige leeftijd komt hij al voor als kleermaker. Hij moest natuurlijk thuis meehelpen in de zaak. We weten dit omdat hij al zo jong voorkomt in een strafrechtzaak.
Den Bosch: St. Janspoort vanaf de huidige Van der Does de Willeboissingel in de richting St. Jansstraat.
1843, 21 september:
Christianus Boelens, 12 jaar, geboren te Nijmegen, wonende te ‘s-Hertogenbosch, kleermaker. Beklaagd van openbare schennis van eerbaarheid door ‘gansch naakt ten aanzien van eene menigte mans- en vrouwspersonen, in de stads-gracht te zwemmen te ’s-Bosch’. Door twee getuigen is verklaard dat op 6 juli j.l. door enige jongeren in de stadsgracht tussen de Vughter- en de St.-Janspoorten geheel naakt is gezwommen, ‘als ook dat dit ter aangeduide plaats zoo wel van den wal, als aan geene zijde der gracht en van de brug buiten laatstgemelde poort door een ieder konde gezien worden, doch niet dat de beklaagde die daad heeft bedreven en dat hij dezelve ter terechtzitting heeft ontkend, terwijl de schuld des beklaagden ook niet uit eenige ander wettig bewijsmiddel blijkt’. Ook bij de andere jongens speelt de nog jeugdige leeftijd en het feit dat het hun alleen maar om het zwemmen te doen was een rol. Christ wordt vrijgesproken. De meeste anderen ook, twee jongens krijgen kleine straffen, een boete van 50 cent.1
Christ wordt vrijgesteld van militaire dienst wegens broederdienst. Omdat zijn broer Bernard al in dienst was, hoefde Christ er niet in.2
Theresia Petronella Baank (1830-1864) en Christiaan Boelens (1831-1888).
1852:
Getuige bij zijn huwelijk waren de broer van zijn vrouw: Joannes Baank, slachter, 26 jaar, Johannes van Thiel, kramer, 44 jaar, Franciscus Konings, kleermaker, 24 jaar en Arie Smink, winkelier, 33 jaar. Zijn bruid Nelly was naaister en kon niet schrijven, want de akte kon ze niet ondertekenen. De pettenmakerij van haar man zal veel geprofiteerd hebben van haar vaardigheid. Schoonvader Cornelis Baank was al in 1843 overleden. Zijn beroep was tapijtwerker. Over hem kunnen we nog melden dat hij een vondeling was. In 1795 is hij te vondeling gelegd. Hij was toen ongeveer 2 jaar oud en is opgenomen in het Aalmoezeniers Weeshuis in Amsterdam, waar hij opgroeide. Kennelijk is hij in Den Bosch terecht gekomen waar hij in 1826 trouwde met een Bosch meisje.3 Toen hij trouwde wist hij nog steeds niet wie zijn ouders waren en is dit waarschijnlijk ook nooit meer te weten gekomen. De schoonmoeder van Christiaan was naaister/breister van beroep.
Christ en Nelly zijn meteen gaan wonen in het pandje op de Markt waar Christ verder zijn hele leven gewoond heeft.4 Schoonmoeder komt bij hen inwonen. Het was in het blok op de Markt. Midden op het grote marktplein staat een blok met huizen. Dat van Christ is nu Markt 16 (‘Broodje Flipsen’), links naast het bekende Café de Paternoster. De situatie ter plaatse is ingrijpend veranderd doordat het hoekpand van ‘de Kleine Weerelt’ rond 1913 nieuw gebouwd is, evenals het ernaast gelegen pand Markt 14 een jaar later (vanaf 1890: Frans Boelens). Bovendien heeft het pand van Christ zelf in 1914 een compleet nieuwe gevel gekregen. Tegenwoordig worden alle panden in beslag genomen door cafés met terrassen. Tot medio jaren ’60 van de 20e eeuw was dit gewoon een gevelrij met een trottoir ervoor. Het enige café was de Paternoster. Men kon in de etalages van de aldaar gevestigde winkels kijken. Het pand van Christ is geen zelfstandig huis meer, maar herbergt nu de keuken van café de Kleine Werelt.
Christs vestiging op dit gedeelte van de markt markeert het begin van bijna 140 jaar Boelens aldaar. Na zijn dood wordt hij opgevolgd door zijn oudste zoon Jan, maar ook zijn tweede zoon, Frans Boelens, begint in 1890 een hoeden- en pettenzaak pal ernaast (Markt 14). Deze zaak heeft nog tot 1990 bestaan.5
Christ specialiseert zich volledig op het maken en verhandelen van hoeden en petten. Hij deed ook markthandel. Een familielid van moederszijde was ook hoeden- en pettenmaker.6
Hoeden- en pettenmaker was in die tijd geen onaanzienlijk beroep. Vooral door de gegoede burgerij werden veel hoeden gedragen. De petten werden gedragen door arbeiders en boeren. Geen enkele man ging de straat op zonder hoofddeksel. De hoedenmakers waren aanvankelijk in een eigen ambachtsgilde verenigd en worden in een groep van gilden genoemd met de passementswerkers, bontwerkers en lakenarbeiders. In Den Bosch is het beroep van hoeden- en pettenmaker in hoog aanzien geweest en het Bossche produkt was erg gewild. In 1806 telt de stad 5 hoedenmakers, 8 hoedenmakersknechten en 1 hoedenverkoper. In 1851 zijn het er 5 met in totaal 12 man personeel. Tien jaar later zijn deze aantallen resp. 4 en 7. Vanaf het begin van de 19e eeuw heeft men in ‘s-Hertogenbosch ook te lijden gehad van het goedkopere buitenlandse produkt, waar niet tegen op te concurreren viel. Dit artikel werd veel door marskramers langs de deuren en op de markten verkocht. In het gemeenteverslag van 1854 wordt als motivering voor het kwijnen van de hoedenmakerijen opgegeven: ‘het veelvuldig venten door vreemden’. In Den Bosch worden ook predikantshoeden gemaakt en strohoeden. In 1860 telt de stad 14 van zulke bedrijfjes, waar 16 arbeidskrachten werkzaam zijn. Meestal bestonden deze bedrijven uit 1 producent met of zonder knechten. Deze branche was conjunctuur-ongevoelig. In 1871 was de toestand van de hoedenmakerijen nog precies dezelfde als 10 jaar daarvoor. Ook in het aantal pettenmakerijen komt nauwelijks verandering. De bekendste hoeden- en pettenmakerij was de onderneming van F.C. (Fritz) Schull aan de Markt.7 In de familieoverlevering is van Christ bekend, dat hij in een latere periode constant drie of meerdere personen in dienst had.
1861, 26 maart:
Weer komen we Christ tegen in een strafzaak. De volgende personen werden gedagvaard: Jan Theunissen, 46 jaar, geboren in Haarlem, Hendricus van de Ven, 22 jaar8, geboren in Den Bosch, Christ Boelens, 30 jaar, geboren te Nijmegen, en Willem Verouden9, 28 jaar, geboren in Den Bosch. De beide eersten van beroep schoenmaker, de twee laatsten worden steenhouwers genoemd, wonende in Den Bosch. Dit is duidelijk een vergissing, alleen Verouden was steenhouwer. Ze zijn beklaagd van het elkaar moedwillig toebrengen van slagen, stoten en verwondingen in de nacht van 12 op 13 februari 1861. De eis voor de eerste twee is 3 maanden gevangenisstraf en voor de laatste twee zes weken gevangenisstraf en elk een geldboete van f 8 plus de rechtskosten. Op 11 april vindt de rechtszitting plaats: In die bewuste nacht is er voor de herberg van Ververs door enkele personen gevochten. De beklaagden deden mee en zijn alle vier door een scherp voorwerp vrij ernstig gewond geraakt.. Ze zeggen dat ze zijn aangevallen en zich hebben moeten verweren en dat ze geprobeerd hadden de vechtenden te scheiden. Niemand heeft hen een wapen zien trekken, de getuigenverklaringen zijn soms met elkaar in tegenspraak, verschillende getuigen hadden behoorlijk gedronken. Sommige waren zelf betrokkenen. Eén versie is dat de twist ontstond tussen Boelens en Van de Ven, die samen naar buiten gingen, zonder Verouden, die misschien via een andere deur naar buiten ging. Boelens was bloedende.
Getuige Hurkens verklaart dat Van de Ven Verouden is komen tarten. Twee getuigen met de naam Van Leeuwaarden zeggen dat Boelens en Verouden Van de Ven naar buiten drongen. Weer anderen, o.a. de herbergier Ververs, beweren dat Christ nog in de herberg was toen er buiten al gevochten werd. De getuigen van Leeuwaarden verklaren echter, dat Van de Ven door Boelens en Verouden mishandeld werd terwijl hij tegenover de herberg over de ketting van een stoep lag, maar getuige Ammerloon ontkracht dat weer. Van den Akker verklaart dat Boelens tijdens het meest hevige van het gevecht al gewond in de herberg geleid was. Theunissen ging zich pas met de zaak bemoeien toen hij hoorde dat zijn schoonzoon Van der Ven mishandeld werd. Conclusie: Er is geen sprake van moedwillige mishandeling, doch slechts van teweerstelling. Vrijspraak volgt.10
1862, 4 maart:
Christ koopt voor f 2000 het pand Markt B17, waar hij al woonde, van Johanna Voets, weduwe van Johannes van den Hoven, bij- of meergenoemd Hopman, zonder beroep en haar zoon Johannes Antonius, koopman, beiden in Den Bosch woonachtig. Het echtpaar Hopman-Voets had het sinds 30 juli 1841 in eigendom gehad. Christ betaalt f 1000 contant. De overige f 1000 voldoet hij door de hypothecaire schuld van de verkopers over te nemen. Het betreft een lening van Nicolaus Dominicus Vincentius Josephus Bolsius, directeur der gasfabriek in Den Bosch, tegen 5 % per jaar. Het pand heet Het Jesumanneken.11
De Markt had een heel andere uitstraling dan tegenwoordig. Als wij terug zouden kunnen gaan in de tijd, dan zou ons waarschijnlijk het meest opvallen dat lang niet alle panden door winkels of horeca in beslag genomen waren. Er waren nog betrekkelijk veel ‘gewone’ particuliere huizen. Daarvan is er nu niet één meer. De markt zelf was rommeliger, niet iedereen had een kraam. Boerenvrouwen zetten manden met eieren op de grond en gingen er naast zitten. Ook groenten en fruit werden zo van de kar af verkocht. Als er geen markt was hoorde men wel af en toe een rijtuig of kar voorbij ratelen, maar verder was er meer rust, het tempo lag niet zo hoog en alles was veel kleinschaliger dan tegenwoordig.
In 1870 was ‘de Paternoster’, het café ernaast, nog slechts een water- en vuurhuis. De eigenaar maakte er later een café van.12 De buren aan de andere kant, thans Markt 14, hadden ook een hoeden- en pettenzaak. Het waren Johannes Adriaan Merx en zijn vrouw Maria Antonia van Nederop.13
Waarschijnlijk al vanaf begin jaren ’60, maar zeker vanaf 1870 zat er op het huidige Markt 12, in het pand ‘de Wereld’, een ‘hoedenfabriek’ van Fredericus Carolus (Fritz) Schull.14 Op één van de oudste foto’s van de Bossche Markt van 1868 is deze hoedenfabriek al te zien. We zien ook duidelijk dat het pand van Christ op de 3e etage een klokgevel had met in het midden één raam.15 Op een foto uit 1883 is de klokgevel verdwenen en vervangen door een rechte volwaardige verdieping met daarboven een puntdak. Er heeft dus een ingrijpende verbouwing plaatsgevonden. In 1914 volgt weer een grote verbouwing (zie hierna).
's-Hertogenbosch: blok op de Markt 1868: derde pandje van links met klokgevel is van Christ Boelens, links op de hoek de hoedenfabriek van Schull, rechts van Christ: de Paternoster, groot gebouw achter: de boterhal aan de Pensmarkt, die in de steigers staat (palen).
Drie panden naast elkaar, een en al hoeden en pettten. Werkten Merx en Boelens nauw samen met de fabriek van Schull? Werkte Schull hoofdzakelijk voor deze twee winkels? Schull heeft er tot 1884 gezeten.16 De kelders van Markt 12 en 14 zijn altijd verhuurd geweest. Er woonden hele gezinnen. De kelder van Christ was daarvoor te klein. De kelderluiken stonden open bij mooi weer en er werd zelfs handel gedreven in de kelders, dus wat dat betreft was het wel een druk stoepje.
1862, 7 maart:
Hij leent f 1200 van Laurentius Martinus Spee, koopman, een bekende van de familie. Als onderpand brengt hij in zijn pand op de Markt. De rente is 5 % per jaar.17
Op 3 juli 1864 overlijdt Nelly in het kraambed bij de geboorte van een naar haar genoemde dochter. Christ is dus op 33-jarige leeftijd al weduwnaar en blijft met drie zoontjes en een dochtertje achter.
Vóór zijn hertrouwen, een half jaar later, moet er eerst t.b.v. de minderjarige kinderen een boedelinventaris opgemaakt worden.
1865, 11 januari:
Christ treedt op voor zichzelf en als vader en wettig voogd over zijn vier minderjarige kinderen. Verder: Gerardus Hendrikus Ehrismann, huisknecht, wonend in Den Bosch, als toeziend voogd. Hij was daar geboren in 1835 als zoon van Heinrich Ehrismann en Hendrina van der Meulen en zal wel een neef van Nelly geweest zijn. De inventaris wordt opgemaakt ten huize van Christ:
In de huiskamer:
Drie glasgordijnen en rabatjes [=valgordijntjes] f 0.50
Spiegel f 1
Ronde tafel, behoort aan de weduwe Johannes Boelens, geboren Consent
Zes stoelen f 5
Secretaire f 15
Twee platen achter glas f 2
Lievevrouwen beeld met twee bloemvazen onder stulpen f 3
Crucifix [=kruisbeeld] f 1
Vijf schoorsteenbeeldjes f 1
Kagchel met pijpen, gruisbak met toebehoor f 10
Koperen waterketel f 2
Twee koperen koffijketels f 2.50
Borden, kruiken en verder glas- en aardewerk,
tassen [=kopjes], schotel[s] f 2
Schalen en aardenwerk, tinnen lepels en vorken f 1
Twee ijzeren potten f 1.50
Koperen lamp f 0.30
Kleine moderateur lamp f 0.75
Bovenkamer:
Vederen bed, peluwe, een kussen, twee lakens,
twee dekens f 22
Drie stoelen en een ladder f 0.50
Werktafel f 0.50
Twee planken en eenige latten f 1.50
Een spiegel, behoorende aan de weduwe Baank
Twee papieren gordijnen en twee hordjes f 0.50
Drie vogelkooien f 0.50
Bovenste zolder:
Een kinderledikantje f 2
Kastje f 0.50
Twee raamgordijnen f 0.50
Een tafel, behoorende aan de weduwe Baank
192 zwart lakensche petten f 96
zeven Nederlandsche ellen zwart laken f 7
fourniture van petten bestaande in marokijn leder, half zijde voering, kleppen en bodems f 8
een wollen en een katoenen deken behoorende aan voornoemde weduwe Boelens
In den winkel:
Staande winkel- en toonbank f 8
170 petten f 80
vijf ouwe petten f 0.75
vijftien ellen en een halve el verschillend petten goed f 6.60
een vol stuk zwart laken f 75.90
een stuk zwart laken f 49.50
twee blikken emmers, blik en veger f 0.75
spiegeltje f 0.25
acht gesneden petten f 2
Al nog in de voorkamer: een klokje f 0.75
Vrouwe kleeding:
Eene moeseline doek f 1
Een zijden mantilje f 3
Een jak, een groene japon en jak f 2
Omslagdoek f 0.50
Een rok f 1
Eenen katoenen japon en lijfje f 1
Door den eersten requirant [=Christ] verkocht de volgende vrouwe kleederen:
Een mantel f 12
Een boeas ? f 8
Een paar laarsjes f 2
Zwart lakenschen jak f 2.35
Drie mutsen f 1
Verder verklaart Christ ‘dat eene zijden voorschoot, hemden, kousen, onderbroeken, zakdoeken, zakken en verder ondergoed van zijne vrouw ter waarde van drie gulden door [hem] aan zijne schoonmoeder de weduwe Baank ten geschenke zijn gegeven en dat eenige rokken voor zijne kinderen vermaakt zijn.
Manskleederen bestaande in broeken, jassen en vesten f 32
Dito onderkleeding, hemden en verder ondergoed f 10
Gouden broche en twee oorbellen, achttien graads, tien wigtjes met de twee oorringen f 8
Hals snoer met gouden slot f 6
Twee gouden ringen door requirant verkocht f 3
Eene zilveren horlogie f 8
Twee gouden kettingen, twee oorringen en eene
speld, veertien graads, dertien wigtjes f 10.40
Kontanten f 124.70
In den kelder:
Een marktkraam met kist f 5
Totale waarde van de boedel: f 652.75
Vervolgens verklaart Christ dat tot de
gemeenschap behoort het pand op de Markt B 17
Men heeft te vorderen van Francis van Weli, winkelier te Dreumel, f 39.95
Schulden en lasten des boedels:
Een hypotheek ten behoeve van den heer Bolsius, directeur van het Gazfabriek, groot f 1000 ad 5 %
Een hypothecaire schuld ten behoeve van
Laurentius Martinus Spee, groot f 1100
Aan Christ Spee te 's-Hertogenbosch f 101.90
Aan Schleining en Compagnie te Amsterdam f 133.69
Aan de Gebroeders Polak te Amsterdam f 273.60 ½
Aan Endepols en Zoonen te Suchtelen f 15
Aan den apotheker Kijn en doctor van Lierop te ’s-Hertogenbosch, te zamen f 10
Totaal der schulden: f 534.19 ½
Dood en begrafeniskosten en kerkelijke diensten voor den eersten requirants huisvrouw f 47
Nog te vorderen voor levering van enige petten f 7
Het stuk zephir gezonden door Nocke en Herssens te Brussel blijft voor rekening der afzender liggen.
een groote omslagdoek f 18
Een interessante inventaris.18 Je kunt eruit opmaken dat er zaken gedaan werden, zowel in Amsterdam als in Brussel. De kelder werd niet gebruikt voor opslag van goederen of voor de pettenmakerij. Wat zeer opvallend is, dat is het kleine aantal bedden voor een gezin bestaande uit vader en vier kinderen en inwonende grootmoeder en ook dat er helemaal geen gereedschap voor het maken van petten voorkomt, noch iets anders (buiten stof en fournituren) dat wijst op fabricage van petten. Weer dringt de vraag zich op in hoeverre er een verband bestond met de hoeden- en pettenfabriek van Schull. Ook is mogelijk dat de inventarisanten helemaal niet in de kelder geweest zijn en dat daar toch nog iets meer stond dan alleen een kraam en een kist. Dat Christ ze dat niet heeft laten zien. Dit laatste is des te aannemelijker daar we uit een latere periode weten dat de keuken zich in de kelder bevond. In de inventaris wordt helemaal niet over de keuken gerept.
Als je deze inventaris uit 1865 vergelijkt met die uit 1888, zie je dat het huis in 1865 uit minder kamers bestaat. Tussen 1865 en 1883 heeft Christ de klokgevel laten afbreken en het pand vergroot. Waarschijnlijk had schoonmoeder Baank ook een kamer in gebruik, die niet mee geïnventariseerd is. Van Christ is bekend dat hij thuiswerkers in dienst had, maar ook vaste krachten. Later zou hij orders krijgen van bijv. de politie en van het oude-mannen-huis om petten te maken. De marktkraam lag opgeslagen beneden in de kelder. Naast winkelier en producent was Christ dus ook markthandelaar. Niet bekend is of hij zich beperkte tot alleen de Bossche markt of dat hij ook de markten in de omliggende dorpen bezocht.
Christ gaat hertrouwen met Marie Rek. Twee broers van hem trouwden ook met familieleden van haar.
Getuigen bij het huwelijk waren: Wilhelmus Roussel, barbier, 47 jaar Wilhelmus Cornelius Rek, boekbinder, 25 jaar, Mathijs Josephus Rek, steenhouwer, 24 jaar en Johannes Jacobus Mathijs Boelens, kleermaker, 31 jaar.
Drie broers trouwen met twee zussen en een nicht.
Roussel is regelmatig getuige bij gebeurtenissen in de familie Boelens. Hij was een schoonzoon van Johannes Adrianus Merx, die de winkel in hoeden en petten had naast Christ. Roussel was zelf ook pettenmaker geweest.19 Ook de zwagers Rek komen we vaak tegen als getuigen, vooral Wilhelmus Cornelius. Hij werkte bij de bekende drukkerij van Lutkie & Cranenburg, waar hij in 1908 nog zijn 50-jarig dienstjubileum mocht vieren. Op dat moment was hij daar concierge.20 De vierde getuige was de broer van Christ, Tijs Boelens.
Schoonouders Rek woonden aan het adres: Achter de Eksters D606, een steegje in de Hinthamerstraat. Schoonvader Rek komt voor als sociëteitsbediende, pakhuisknecht en winkelknecht; hij was in 1860 al overleden.
Nelly’s moeder, Anna Catharina Baank-Van der Meulen, komt vanaf 1865 voor in de archieven van de armenbedeling. Tot haar dood in 1881 wordt zij bedeeld. Tot 1872 krijgt zij 40 cent per week, daarna schommelen de bedragen tussen de 30 en 80 cent per week. Haar beroep van breister wordt weer vermeld, maar daar wordt in 1866 al aan toegevoegd dat zij ‘zwak van gezigt’ [dus slecht ziende] is. Op 9 april 1881 wordt zij opgenomen in ‘het Gasthuis’ waar zij een dag later overlijdt.21
Het enige persoonlijke verhaal dat over Christ is overgeleverd22 moet ongeveer in deze periode geplaatst worden: Als zijn zoontje Frans eens ernstig ziek is, koopt Christ een schaap met een lammetje voor hem. Het kind was zo blij hiermee, dat het krijgen van deze dieren zeker heeft bijgedragen tot zijn herstel. Waar de beesten dan gestaan hebben is niet duidelijk. Men huurde wel vaak een stal in de stad waar ook het paard stond dat de kar moest trekken om naar de markten te gaan.
Uit het adresboek van 1869 blijkt dat Christ stemgerechtigde is voor de gemeenteraad. Dit was niet aan iedereen gegeven, het was afhankelijk van je inkomen. Later wordt hij ook nog stemgerechtigd voor Provinciale Staten en de Tweede Kamer.23 Dit geeft de maatschappelijke status van Christ aan, als je bedenkt dat het algemeen kiesrecht voor mannen in Nederland pas in 1917 werd ingevoerd.
1874, 1 mei:
Christ koopt een pand in de Marktstraat wijk C nr. 225, kadaster sectie G nr. 2983, van Jacobus Hartman, koopman in Den Bosch, voor f 2200 en betaalt f 1200 contant. Voor het overige neemt hij de hypotheek over van f 1000 tegen 5 % rente per jaar ten gunste van Leonardus Justinus Henricus van den Bogaert, een Bossche apotheker.24
1875, 27 maart:
Er vindt een grote veiling van onroerend goed plaats in opdracht van: Vrouwe Maria Josephina van Osch, weduwe van Johannes Antonius Cordeweener, Willem Johan Eduard Cordeweener en Joseph Laurent Egide Cordeweener, beiden fabrikant en wonende in Den Bosch. Christ koopt een huisje in de Rosemarijnstraat voor f 400. Het wordt voor f 0.85 per week verhuurd. Bovendien koopt hij voor f 1960 een huis wijk C nr. 228, in de Marktstraat, kadaster sectie G nr. 537; ten behoeve van de huurder worden gereserveerd toonbank en winkelkast. Dit huis is per week verhuurd voor f 3.25
1875, 21 april:
Een betalingstermijn is vervallen van een schuld van Christ aan pettenleveranciers uit België. Het zijn vorderingen van Ernest Sury & Zoon uit Brussel en de gebrs. End. Henry uit Dinant. Hun zaken in Den Bosch worden behartigd door de fa. Victor A. van Rijckevorsel en Tilman. Zij eisen f 93.75. Christ, geconfronteerd met de wissel, zegt: “Ik betaal deze wissel niet. Ik was de trekker slechts f 86.75 schuldig mede overeenkomstig zijn schrijven van den 3e februari laatstleden en ik heb dat bedrag gisteren in eenen anderen wissel voldaan”.26
1875, 23 april:
Christ leent f 1800 tegen 5 % uit het vermogen van 7 minderjarige kinderen Van Miert uit Den Bosch. Martinus Jacobus Sweens, koopman aldaar, is hun voogd. Als hypothecair onderpand brengt hij in: Een huis en erf aan de Markt, kadaster sectie H nr. 1240, en een huis en erf in de Marktstraat, kadaster sectie G nr. 2983.27
1877, 24 februari:
Samen met zijn broer Antoon is Christ getuige bij de geboorte-aangifte van Adrianus van den Bogaart, zoon van Theodorus van den Bogaart, 32 jaar, landbouwer te Orthen wijk K 72, en van Martina Arnolda Wolfs. Het kind was de dag ervoor geboren. Christ en Antoon hadden het druk met aangifte doen die dag, want Antoons oudste zoon is geboren op 23 februari en Christs dochter Cato op 22 februari. Misschien waren zij toevallig getuige bij Van den Bogaart, omdat ze toch op het stadhuis waren. Uit een latere periode zijn verhalen overgeleverd over het aangifte gaan doen op het stadhuis. Vaak ging men dan na afloop ‘een borreltje pakken’ op het geluk van de nieuwgeborene of om het verdriet te verdrinken over een overledene. De mannen bleven dan meestal de hele dag weg en kwamen ’s avonds flink aangeschoten thuis.
's-Hertogenbosch: Volderstraatje gezien vanaf de Zuidwal in 1928, de rij lage huisjes links was van Boelens.
1877, 5 april:
Bij een veiling in het Eindhovens Koffiehuis in Den Bosch koopt Christ voor f 5850 een rij van acht huisjes in het Volderstraatje; het privaat [=de WC] staande naast het huisje gemerkt F 182 dient tot gemeenschappelijk gebruik. De huuropbrengst is f 1 per week per huisje. De vorige eigenaren waren: Vrouwe Theresia Francisca Maria Cornelia Mahie en haar echtgenoot Hendrikus Allardus Johannes van Sonsbeek, grondeigenaar, wonende te Heino en vrouwe Jacoba Adriana Maria Geertruida Mahie en haar echtgenoot Jhr. Mr. Johannes Maria Henrikus Josephus de Grez, advocaat in Den Bosch.28 Men ziet hier weer eens hoe het vroeger gesteld was met de huisvesting van de minder bedeelden in de samenleving. Acht woningen waren samen aangewezen op slechts één WC! Deze toestand was geen uitzondering, dit was in de volksbuurten vaker het geval.
Deze huisjes zouden nog 35 jaar in de familie blijven. Na de dood van Marie Rek erft zoon Bernard Boelens ze en uit die periode zijn nog verhalen overgeleverd over deze huisjes en de huurders. Zelf heb ik nog in mijn jeugd van mijn vader gehoord, toen we een keer samen door het Volderstraatje liepen, dat zijn grootvader ‘alle huizen aan één kant van de straat’ in bezit had. Toen mijn vader dit vertelde waren de huizen toch al ongeveer 50 jaar daarvoor verkocht. De huisjes hebben gestaan, als men vanuit de Verwersstraat het Volderstraatje in gaat, de brug over en dan aan de rechterzijde. Vroeger kon men ook vanaf de Zuidwal het straatje in.
1877, 4 mei:
Schuldbekentenis van Christ aan de minderjarige kinderen Van Miert, genaamd: Ludovicus Petrus Maria, Catharina Adriana Maria, Maria Johanna Agnes, Johanna Petronella Maria, Anna Maria Theresia, Josephus Bernardus Maria en Franciscus Johannes Maria, weer met hun voogd Martinus Jacobus Sweens. Het gaat om een bedrag van f 5000, dat hij van hen leent tegen 4 ¾ % rente. Als onderpand brengt hij in zijn huizen met de kadasternummers H1240, G2983, en G537, G2018 t/m G2025.29
1878, 30 december:
Christ vraagt vergunning om een eigen verbinding te maken via een ‘privaatslede’ naar een achter een huis van hem in de Marktstraat gelegen open plaats waar een put is. Dit is publiek terrein. De plaats heet ‘de Meelpoort’. Het gaat hier om het huis dat hij in 1874 kocht: Marktstraat C225, kadaster nummer G 2983. Blijkbaar heeft hij daar een eigen WC laten aanbrengen, waarvan hij de afvoer uit wil laten komen in de beerput aan de achterzijde. Het huis stond, als je van de Markt de Marktstraat inkomt aan de linkerzijde iets voorbij het midden, in de huidige situatie, dus vóór het Burgemeester Loeffplein. Het had het grootste vloeroppervlak op de begane grond van alle panden in die rij, maar dit heeft ook te maken met het feit, dat er langs het huis een doorgang was naar de daarachter gelegen woningen. Aan die plaats grensden nog een stuk of zeven woningen die niet van de straat af bereikbaar waren. De rij huizen waartoe het pand van Christ behoorde is in 1907 helemaal afgebroken om de Marktstraat te verbreden. Wat in de tijd van Christ dus een binnenplaats was, is in de huidige situatie een deel van het wegdek van de Marktstraat geworden. Aardig detail is, dat thans in de Marktstraat, ongeveer op die plek, achter De Moriaan nog een mooi poortje te zien is, ‘de Meelpoort’ Hij krijgt vergunning. Doordat hij op deze wijze gebruik gaat maken van gemeentegrond, moet hij voortaan 30 cent per jaar gebruiksrecht gaan betalen. De vorige eigenaar, J. Hartman, had in 1861 toestemming gekregen om de put met privaat aan te leggen. Hij kwam in de plaats van een privaat dat aan het noordelijk einde van het terrein was geplaatst en op de Binnendieze loosde. Het open terrein is van alle zijden met woningen bebouwd en de bewoners van die huizen maken gebruik van het privaat. Boelens werd de eigenaar van de put met privaat toen hij het pand van Hartman kocht.30
1880, 23 juni:
Een veiling van onroerend goed, in opdracht van de heren Nicolaas Klerks, Paulus Klerks, Paulus Aloysius Klerks en Wilhelmus Dominicus Mandos, uit Den Bosch. Christ koopt voor f 1800 een huis met erf, kadaster sectie H nr. 1273. Het betreft een winkelhuis, wijk C nr. 225, met erf, staande en liggende in de Marktstraat. Verhuurd aan J. Kramer voor f 2.25 per week. Toevallig is het huisnummer hetzelfde als het huis in de Marktstraat, dat hij al eerder kocht. Aan het kadasternummer, dat zelden veranderde, kun je echter zien, dat het een ander huis betreft. Blijkbaar hadden de huizen in de Marktstraat intussen andere nummers gekregen, hetgeen zeer vaak gebeurde in de 19e eeuw. ‘Deze koop is in gebruik te aanvaarden na den eersten augustus 1880, naar keuze des koopers, mits hij den wettelijken termijn van huuropzegging in acht neme. Wordt voorbehouden de toonbank in het winkelvertrek’.31
1882, 9 januari:
Christ koopt een huis en erf in de Lange Tolbrugstraat, kadaster sectie H nr. 3085, van Godefridus Jansen, winkelier, wonende in Den Bosch voor f 2200. Hij betaalt f 600. Voor de overige f 1600 neemt hij de hypothecaire schuld van de verkoper over.32 De Lange Tolbrugstraat is een andere naam voor de Marktstraat. Dit werd dus het derde pand van Christ in de volksbuurt ‘de Pijp’.
1884, 12 februari:
Hij had vergunning aangevraagd om een beerput met slede in de Volderstraat te mogen ‘behouden’. De put wordt gebruikt voor zijn acht huizen. Omdat de put met slede in gemeentegrond ligt, moet Christ 60 cent per jaar gebruiksrechten gaan betalen. Hij moet aan diverse bepalingen voldoen, waaronder: ‘bedoelden put met slede steeds in goeden staat te onderhouden en te zorgen dat het ledigen van den put zoo tijdig plaats hebbe dat het doordringen van faecale stoffen boven den put worde voorkomen’.33
1884, 14 juli:
Op een veiling koopt Christ voor f 4420 een huis, van ouds genaamd ‘De Dijstelberg’, wijk A nr. 192, in de Lange Putstraat, met open plaats. Het goed is belast ‘met eene rente groot vijf en dertig cent, verschijnende den vier en twintigsten Juni, eerstmaal in 1885, ten behoeve van de Godshuizen en Algemeene Armen te ’s-Hertogenbosch’. De veiling werd gehouden ‘in het Café Restaurant van den heer J.M. Vollaers aan de Groote Markt’. De verkoopster is de Bossche Antonia Gerardina Backer, zonder beroep, weduwe van Leonard Philip Weisfelt.34
1885, 21 april:
In de herberg van Josephus Pijnenburg te Vught wordt geveild door: Henricus Rijkers, wonende te Vught, zonder beroep, Gijsbertus Vugts, bakker te Schijndel, gehuwd met Maria Geertruida Rijkers, en Johannes Martinus Rijkers, bakker te Vught, een huis met erf, bergplaats en tuin, kadaster sectie B nr. 486, en delen van 485 en 484 (nieuw nummer 2986), in totaal 470 m2. ‘Voorbehouden wordt den tot het noordelijk aangrenzend huis behoorenden bakkersoven, om te worden uitgebroken vóór primo Mei dezes jaars, op welk tijdstip voormelde onroerende goederen door den kooper kunnen worden aanvaard’. Christ is de hoogste bieder en wordt eigenaar voor f 2710.35
Het werd een 2e huis voor de familie Boelens, want op de boedelinventaris die na het overlijden van Christ werd opgemaakt staat ook de inventaris van dit huis. Ook uit de familie-overlevering is bekend dat hij een buitenhuis had in Vught. Thans is het adres Taalstraat 129.36
Vanuit het centrum van de stad reed een paardentram in regelmatige dagelijkse diensten naar Vught; deze tram kwam langs het buitenhuis in de Taalstraat. De familie Boelens zal er regelmatig gebruik van gemaakt hebben. Ter plaatse is het nu een vrij druk punt, maar in die dagen hing er nog een echte dorpse sfeer, zonder lawaai van het verkeer. Ze zullen genoten hebben van de ruime tuin en de buitenlucht, zeker wanneer je bedenkt dat het huis op Markt B 17, waar met een groot gezin geleefd moest worden, klein was. Daar kwam nog bij dat men daar bijna dag en nacht met ‘de zaak’ bezig was.
1885, 3 juni:
Christ vraagt vergunning een kelderlichtopening te maken voor een huis van hem aan de zuidoostzijde van de Lange Tolbrugstraat C 149, kadaster sectie H nr. 3085. Dat hij het kelderluik ook daadwerkelijk heeft laten maken, wordt wat onwaarschijnlijk, als je ziet, dat hij het pand 6 weken nadien verkoopt.37
1885, 18 juli:
Het hiervoor genoemde huis met erf aan de Lange Tolbrugstraat38 wordt voor f 2200 verkocht aan Johannes Bodar, winkelier uit Den Bosch. Hij heeft f 1500 betaald en voor de overige f 700 gaat hij een hypothecaire schuld aan bij Christ tegen een jaarlijkse rente van 5 %.39
1885, 23 juli:
Christ leent f 1500 als hypothecaire lening aan Petrus Franciscus Catharina van Dijk, koopman, wonende in Den Bosch, tegen een jaarlijkse rente van 4 ½ %. Van Dijk brengt zijn pand in in de Doode Nieuwstraat, kad. sectie G nr. 563.40
1886, 25 februari:
Johannes Jacobus Sweens, uit Den Bosch, verkoopt aan Christ een huis en erf, kadaster sectie H nrs. 2908 en 2909, tezamen groot 1 are 84 centiaren voor f 4200. Het betreft een winkelhuis, wijk E nr. 130, waaraan ‘vergunning’ is verbonden, met erf en open plaats, staande en liggende aan de Sint Jacobsstraat, met ‘drie vijfden van den zich in het huis bevindende staanden winkel’. Het op het perceel nummer 2909 staande huisje is niet in de koop begrepen. ‘Worden mede voorbehouden de gasleiding, buffet, toonbank en bierpomp in de koffiehuiskamer, de planken vloer in den winkel, de toonbanken van den winkel, een uithangbord en een ijzeren raam op den zolder. Verhuurd tot den eersten mei 1887 voor driehonderd gulden per jaar. De huurpenningen tot den eersten mei 1886 worden voorbehouden’.41
1887, 6 oktober:
Christ laat een testament opmaken dat bepaalt, dat hij na zijn dood al zijn bezittingen nalaat aan de kinderen uit zijn eerste huwelijk met Theresia Petronella Baank. Het gaat hier om het beschikbare gedeelte uit de nalatenschap.42 De kinderen uit het eerste huwelijk krijgen op deze manier hun vaders- en hun overleden moeders part. Het overige gaat naar Marie Rek en na haar dood erven alleen de kinderen uit het tweede huwelijk. Christ is waarschijnlijk al ziek, want:
1887, 1 november:
De notaris komt bij hem aan huis. Hij laat vastleggen, dat hij zijn toestemming geeft tot het huwelijk van zijn zoon Antoon met Woutje van Heel.43 Christ kan kennelijk niet bij de huwelijksvoltrekking op het gemeentehuis, bij hem aan de overkant, aanwezig zijn om mondeling zijn toestemming te verlenen.
1888, 22 mei:
Ook nu moet hij verstek laten gaan bij het huwelijk van één van zijn kinderen. Hij geeft schriftelijk toestemming tot het huwelijk van zijn dochter Anna met Willem Claessen.44
1888, 14 september:
Er wordt een inventaris opgemaakt van de nalatenschap van Christ.45 Marie Rek treedt op voor zichzelf en als voogdes over haar vier minderjarige kinderen: Bernard, Mina, Marie en Cato. De overige erfgenamen zijn de vier kinderen uit het 1e huwelijk: Jan, Frans, Antoon en Nelly. Verder is aanwezig Willem Claessen, namens zijn vrouw Anna Boelens, dochter uit het 2e huwelijk. Antoon Boelens uit de Minderbroedersstraat is toeziend voogd over de minderjarige kinderen. De boedelbeschrijving vindt plaats in het woonhuis van de overledene: Markt B17. De schatter is Arnoldus Korst, koopman.
De inventaris ziet er als volgt uit:
In eene binnenkamer:
Vrouwen onder- en bovenkleederen f 70
secretaire f 10
vier stolpen f 5
spiegel en schilderijen f 6
porcelein- en glaswerk f 9
verlakt- en koperwerk f 5
kachel f 1
twee spoormandjes f 1
gordijnen f 0.50
In de huishoudkamer:
karpet en kleedjes f 1
kast f 8
negen stoelen f 4
uittrektafel f 2
spiegel en schilderijen f 2
toiletkastje f 22
kastsieraden [=kaststel] f 4
kachel f 14
klok f 4
twee vogelkooien f 1
ledikant en ressort [=springveren matras] f 14
bed met toebehooren f 35
linnen en pellen f 15
stoven f 1
Op den overloop:
glas- en aardewerk f 1
blik- en koperwerk f 4
In de slaapkamer:
ledikant f 7
bed f 12
acht wollen dekens f 5
kastje f 2
oud goed f 8
Op den zolder:
twee bedden met toebehooren f 18
beddengoed f 1
ladder f 1
machine en gereedschappen f 10
kast f 1
Gouden en zilveren werken:
gouden ketting, 52 gram f 46.80
broche en oorbellen, 10 gram f 9
dameshorloge f 10
gouden slot f 5
suikerstrooier, 39 gram f 2.34
twaalf mesjes f 2
In den kelder:
glas- en aardewerk f 3
blik- en ijzerwerk f 6
bed f 2
kookkachel f 9
houtwerk f 2
rommel f 2
ijzeren plaat f 1
In den winkel:
voorraad petten en hoeden f 285.55
fournituren en laken f 196.74
winkel, toonbank en kasten f 40
lamp, spiegel en kapstok f 3
In het huis te Vught:
een kast f 35
een secretaire f 35
tafel f 14
zes stoelen en fauteuil f 15
twee emmers f 2
glas- en aardewerk f 2.50
theestoof en doofpot f 3
aanrecht f 4
keukengereedschap f 1
tuingereedschap f 1
twee gordijnen f 1.50
Totale waarde van de boedel: f 1043.93
Gezien het feit dat op de zolder ‘machine en gereedschappen’ aanwezig zijn en in de kelder o.a. een bed en een kookkachel, mogen we concluderen, dat de hoeden- en pettenmakerij dus op de zolder en niet in de kelder plaatsvond. Dit klopt ook met het verhaal uit de overlevering, dat in de tijd dat zoon Jan in het pand woonde, de keuken in de kelder lag. Overigens werden later bij buurman Frans Boelens ook de hoeden en petten op zolder gemaakt. De eerstgenoemde kamer was waarschijnlijk een kleine kamer achter de winkel, de huiskamer was op de eerste verdieping. Hier werd kennelijk ook geslapen. Verder kunnen we concluderen, dat de mooiste spullen in het 2e huis in Vught stonden, gezien de waarde van het meubilair aldaar. Wat wel opvalt is dat er bij de boedel van het huis in Vught geen melding gemaakt wordt van bedden, dat waren altijd dure artikelen op inventarissen. Blijkens de akte is de inventarisant ook niet naar Vught gereisd om daar de boedel op te nemen. Marie zal uit de losse hand wat zaken opgenoemd hebben.
We gaan nu verder de memorie van successie. Waar deze afwijkt van de inventaris wordt dat aangegeven met de letters BB (boedelbeschrijving).
Buiten het onroerende goed is er aan bezittingen: De onverdeelde helft in de inboedel, geschat op f 1043.93
Een schuldvordering met hypotheek, groot f 1500, rentende 4 ½ % ten laste van P.F.C. van Dijk, uit Den Bosch, f 1503.75, Contant geld f 856.85 (BB: Hiervan is betaald aan dood- en begrafeniskosten f 215.35 en aan Doctor Cauling f 40), Nog ontvangen wegens verrichte werkzaamheden en verkocht hout f 17.50, belegd in de spaarbank f 1001.50, een vordering op schoonzoon Willem Claassen f 35, een vordering op zoon Antoon f 58.50
Overige vorderingen: Merx te Drunen, f 11.70, geschat op nihil, dus deze post zal niet geïnd kunnen worden, Joels Den Bosch, f 3, P.v.Hasselt, Engelen f 9.60, A. Kok, Orthen f 2.90, Van Zelst, Den Bosch, f 1.50, Chapel, Den Bosch, f 6.25, geschat op nihil, het gesticht voor oude mannen en jongens te Den Bosch, f 8.70, de Politie in ‘s-Hertogenbosch, f 31.50
De balans van de twee huwelijksgemeenschappen geeft te zien dat 2e huwelijksgemeenschap (Christ en Marie) op de 1e (Christ en Nelly) f 1916.49 te vorderen heeft. Totaal is er aan bezit in de nalatenschap, het onroerend goed meegerekend, f 32.522.08.
Schulden: Schulden over 1888 tot het overlijden: Gebroeders Polak, geleverd laken: f 97.56 ½, patentbelasting, f 1.99 ½, personele Belasting f 16.38 ½ (BB f 32.33 ½), Dr. v.d. Hagen, geneeskundige behandeling f 39.75, grondlasten t/m dag van overlijden f 11.83 (BB f 52), Schulhof en Bierman, Amsterdam, wegens geleverde goederen f 5.40, Peijnenburg te Vught, voor het bouwen van een muur f 11.15 (deze post stond niet in de BB), hoofdelijke omslag f 9.39 ½ (niet in de BB), polderlasten tot de dag van overlijden f 5.62 (niet in de BB), Dr. Cauling, geneeskundige behandeling f 40 (BB deze rekening zou al betaald zijn), schuld aan ieder van zijn 4 kinderen uit zijn eerste huwelijk van f 50, blijkens een schuldbewijs d.d. 26-8-1882 BB: Marie Rek verklaart ‘dat door haar, staande haar huwelijk met den erflater uit de nalatenschap van den heer de Leijer eene som van zeven honderd gulden is ontvangen’. [We weten niet wie deze heer is]. Totaal van de schulden: f 439.09.
Blijft over als batig saldo van de nalatenschap: f 32.082.99, waarvan de helft: f 16.041.49 ½ de nalatenschap van Christ is; daar gaan de begrafeniskosten af à f 215.35. Blijft over: f 15.826.14 ½.46
1888, 26 september:
Het request wordt ingediend door alle erfgenamen. ‘...Dat partijen tot scheiding en deeling van den onverdeelden boedel wenschen over te gaan, maar eenstemmig van oordeel zijn, dat daartoe verkoop van het vastgoed noodzakelijk is; dat toch door de talrijkheid der deelgerechtigden verdeeling in natura zeer moeilijk en ieder geval nadeelig schijnt. Dat het ook nog opmerking verdient dat bij testament in dato 6 October 1887 ten overstaan van den notaris Mr. Jan de Bergh verleden, Christ Boelens zijne kinderen uit het eerste huwelijk heeft benoemd tot erfgenamen voor het beschikbaar deel, waardoor natuurlijk den omvang der gerechtigheid der kinderen uit het tweede huwelijk alweer kleiner wordt. Dat requiranten dan ook van Uwe Rechtbank bevel tot dien verkoop wenschen te vragen’. Hetgeen geschiedde.47
1888, 6 november:
De veiling vindt plaats ‘s avonds om 7 uur in het Bossche koffiehuis ‘Het Parlement’ in opdracht van de weduwe en de kinderen van Christ. Broer Antoon Boelens treedt op als voogd over de minderjarige kinderen. Christ laat 15 panden en pandjes na.
- Een koopmanshuis Markt B17 (gekocht in 1862). ‘Worden voorbehouden winkelopstand en toonbanken in den winkel. Verhuurd tot 1 november 1900 voor f 300 ’s jaars’. De eerste driemaandelijkse huurtermijn loopt af op 1 februari 1889. Het pand is verhuurd aan de oudste zoon Jan Boelens. De hoogste bieder is Adrianus van Liempt, bouwkundige uit Den Bosch, voor een bedrag van f 4760. Deze meldt direct, dat hij geboden heeft uit naam van Jan Boelens, die dus de koper wordt.
- Het huis De Dijstelberg in de Lange Putstraat A192 (gekocht in 1884). ‘Worden voorbehouden de winkelbetimmering en een afdak op de binnenplaats’. ‘Verhuurd tot een Mei aanstaande voor vijf gulden ’s weeks’. Johannes Maria Franken, zonder beroep, uit Den Bosch, wordt eigenaar voor f 4325.
- Een winkelhuis, van ouds genaamd De Windmolenberg, in de St.-Jacobsstraat E 130 (gekocht in 1886), de vergunning zit er nog steeds op, en ‘worden voorbehouden buffet en toonbank in de koffiehuiskamer, de planken vloer, toonbanken en twee vijfde van den opstand in den winkel’. Verhuurd tot 1 mei 1890 voor zes gulden per week. Antoon Boelens is de hoogste bieder met f 4200. Hij verklaart geboden te hebben uit naam van Marie Rek, ‘zijnde zij bereids [=reeds] voor de helft in het gekochte gerechtigd’.
- Een huis, ‘waaraan vergunningsrecht is verbonden, met erf aan de Marktstraat en uitgang in de Meelpoort (...) worden voorbehouden buffet en toonbank in de gelagkamer’. Kadaster sectie G nr. 2983 (gekocht in 1874). Verhuurd voor f 4 per week. Als het kaarsje is opgebrand is Frederik Josephus Marie Hagen, tapper, uit Den Bosch, eigenaar voor f 2800. Antoon had weer meegeboden, maar het ging aan zijn neus voorbij.
- Een huis, Marktstraat C 239, kadaster sectie G nr. 537, ‘worden voorbehouden toonbank en winkelopstand in het voorhuis, zoomede een beschot, thans een bergplaats uitmakende (gekocht in 1875). Verhuurd voor f 4 per week. Antoon Boelens is hoogste bieder met f 2025. Hij verklaart, dat hij dit huis, met toestemming van Marie Rek, koopt namens Bernard Boelens, de minderjarige zoon uit het 2e huwelijk, die al voor 1/24 deel in het gekochte gerechtigd was.
- Een huis met afzonderlijke bovenwoning aan de Marktstraat C 225 (gekocht in 1880), verhuurd de benedenwoning voor f 2.50, de bovenwoning, 1e verdieping, voor f 1.25 per week en de tweede verdieping voor f 13 per 3 maanden. Antoon biedt het meest, nl. f 2510; hij doet dit namens zijn zwager en schoonzus Willem en Anna Jansen-Boelens.
- De acht huisjes, ‘waarin waterleiding en privaat, onder één dak’, in het Volderstraatje (gekocht in 1877). In acht gedeelten verhuurd, samen voor f 10.95 per week. Er wordt o.a. geboden door Franciscus Hendrikus Lathouwers, rijtuigfabrikant uit Den Bosch,48 maar het is Antoon Boelens die de hoogste bieder is voor een bedrag van f 6400, weer namens zijn schoonzuster Marie Rek, die dus eigenaresse wordt, maar die, al voor de helft deze huizen in eigendom heeft.
- In de gemeente Vught: Een huis A 89, staande aan de Rijksweg van Den Bosch [thans Taalstraat], met daarachter gelegen tuin. Worden voorbehouden de in de tuin voorhanden zijnde groenten. Na verschillende biedingen blijkt Antoon Boelens weer de hoogste bieder te zijn, deze keer echt voor zichzelf. Hij koopt het huis voor f 2350.49
Na het overlijden van haar man verlaat Marie het vertrouwde adres Markt B17. Haar stiefzoon Jan Boelens is getrouwd en gaat boven de zaak wonen. Marie verhuist met haar stiefdochter Pietje en haar dochters Mina, Marie en Cato naar Minderbroedersstraat B 412A. De buren op nr. 411 zijn haar zuster en zwager Cato en Antoon Boelens-Rek. Haar moeder Adriana Rek-Stoelemeyer woont ook op 412 A. Zij overlijdt in maart 1892. Vijf jaar wonen Marie en haar dochters op dit adres.50
In 1889 en 1890 leent Marie geld uit aan haar zoon Bernard en haar stiefzoon Frans Boelens.
Van mijn betovergrootmoeder Boelens is nog bekend dat zij twee keer per jaar met haar dochters naar Amsterdam reisde, voor een gezellig uitstapje en om de nieuwste mode te zien.
Maria Johanna Rek (1837-1894).
1893, 17 april:
Marie vraagt vergunning ‘tot het maken van eene uitlossing naar het hoofdriool der gemeente, ten behoeve van het huis wijk F No. 175’. Dit is een van de acht huizen in het Volderstraatje. Ze krijgt de vergunning, maar het riool mag niet worden gebruikt als uitloop van enig privaat of urinoir. Zij moet f 1.20 betalen aan kosten van aanleg door de gemeente-arbeiders.51
1893, 2 augustus:
Doorhaling van een schuldvordering door: Maria Johanna Rek, weduwe van Christ Boelens, als moeder en wettig voogdes over haar dochters Marie en Cato en verder door Nelly en Mina Boelens. Frans Boelens zal zijn schuld afbetaald hebben.52
1893, 30 september:
Een gevolmachtigde treedt op namens Marie als voogdes over haar minderjarige dochters Marie en Cato Boelens. Samen met hun zuster Mina lenen ze f 4000 aan Maria Theresia Elisabeth Verhulst, handelaarster in manufacturen, en aan Petrus Simon Verhulst, directeur van de bank van lening. De schuldenaren beloven jaarlijks 4 % rente te zullen betalen. Als zekerheidstelling verlenen zij hypotheek op hun pand aan de Markt, kadaster sectie H nr. 1214. De directeur van de bank van lening komt geld lenen bij de familie Boelens, het is de wereld op zijn kop!53
Eind 1893 / begin 1894:
Marie koopt een pand in de Orthenstraat in Den Bosch, van Alphonsus de Booij, koopman, woonachtig te Tilburg.54 Het was Orthenstraat wijk C nr. 425A. Het pand staat er nu nog, op de hoek van de Orthenstraat en het Eerste Straatje van Best. Ze trekt er zelf in met haar stiefdochter Pietje, haar dochters Mina, Marie en Cato, maar ook haar oudste dochter Anna met haar man Willem Claessen en de kinderen vestigen zich daar. Anna zal er een winkel beginnen. Het gezin Claessen bewoont het achterhuis en Marie met de andere dochters wonen aan de voorkant boven de winkel.
Op 5 mei 1894 laat Marie notarieel vastleggen dat haar dochter Anna en haar man Willem Claessen, tegen inbreng van een bedrag van f 7000 in haar nalatenschap, dit pand mogen overnemen.
Vier maanden later overlijdt Marie Boelens-Rek op dit adres.
1895, 12 januari:
Er wordt een inventaris opgemaakt van de boedel.55 Dit op verzoek van haar broer Wilhelmus Cornelis Rek, boekbinder, als voogd over de minderjarige Cato Boelens. Verdere aanwezigen: Willem Claassen, timmermansknecht, gehuwd met dochter Anna, zoon Bernard, en een gemachtigde namens de dochters Mina en Marie. Antoon Boelens was weer toeziend voogd over Cato. De beschrijving heeft plaats in het huis van oom W.C. Rek aan de Vughterstraat wijk G nr. 32A.
twee karpetten en kleedjes f 5
kast f 30
console f 2
tafel f 4
ronde tafel f 12
kachel f 8
secretaire f 35
schilderijen en spiegel f 8
twee bloemenstandaards f 3
val en meubelgordijnen met
garnituur f 6
vier stoelen en fauteuil f 6
vouwstoel f 3
bloemvazen f 4
twee beelden onder stolp en
vazen f 4
lamp f 6
verlakt werk f 5
linnen en pellen f 18
gordijnen f 10
twee spreien f 3
twee kussens en beddetijken f 3
onder- en bovenkleederen f 22
twee beelden f 2
porcelein glas en aardewerk f 12
nieuwe goederen f 10
ledikant met ressort f 14
bed met toebehooren f 40
ijzeren ledikant f 10
bed met toebehooren f 28
kruisbeeld f 2
vier schilderijen f 0.50
zes stoelen f 6
kachel f 2
naaimachine f 35
tafel f 1
gordijn f 1
aanrecht f 3
vliegenkast f 2
uittrektafel f 1
spiegel f 1
vier stoelen f 1
glas- en aardewerk f 4
blik, koper en ijzerwerk f 18
kookkachel f 8
diverse houtwerk f 1
ledikant f 8
bed met toebehooren f 18
nachtgemak [=toiletstoel] f 3
kapstok f 1
ladder f 1
diverse voorwerpen f 1
Gouden en zilveren werken:
gouden ketting, 53 gram f 53
dito broche, 4 gram f 4
dito ring f 5
dito slot f 6
twee dito oorknopjes f 3
zes zilveren lepeltjes, 35 gram f 1.90
dito suikerstrooier en insignes, 42 gram, f 2.52
Totale waarde van de boedel: f 508.92
We volgen verder de memorie van successie. De bij de schulden genoemde eerste drie posten en de begrafeniskosten zijn betaald met de rente en de huuropbrengsten die na het overlijden van Marie zijn geïnd.
Betreffende het legaat aangaande het pand in de Orthenstraat uit het testament van mei 1894 wordt opgemerkt, dat dit geweigerd is. De bezittingen: de acht huizen in het Volderstraatje, en de panden in de St. Jacobsstraat en de Orthenstraat: totale waarde f 12.400, lichamelijke roerende goederen, f 508.92, een spaarbankboekje van de spaarbank van het departement Den Bosch der Maatschappij tot Nut van ‘t Algemeen f 763.48, een certificaat 2 ½ % Nationale Werkelijke Schuld, groot f 1000, waarde: f 927.50, een niet-rentegevende vordering op Bernard f 977.87, een vordering op P.F.C. van Dijk, groot f 1500, gereed [=contant] geld f 4, lopende rente en huur f 27.78.
Schulden: personele belasting: f 15, hoofdelijke omslag [=inkomstenbelasting]: f 13.75, dr. Freericks, geneeskundige diensten: f 5.25, R. Hendriks, geleverd ijzerwerk f 5.84, schoonzoon Claassen voor timmerwerk:
f 39.81, J. Hurkens, metselwerk f 30.71, J. Peijnenburg, loodgieterswerk f 9.98, gemeente Den Bosch, geleverd water: f 1.29, begrafeniskosten f 509.10.
De totale zuivere nalatenschap bedraagt f 16.478.81. Ieder kind wordt dus voor een bedrag van f 3295.76 aangeslagen voor successierecht. Het onroerend goed wordt pas in 1898 geveild (zie bij zoon Bernard Boelens) en blijft zolang gemeenschappelijk bezit van de vijf kinderen.
Kinderen van Christiaan Boelens, uit het eerste huwelijk:
- Joanna Hubertina (1854-1854)
- Johannes Wilhelmus (Jan) (1855-1918)
- Johanna Jacoba ((1857-1859)
- Franciscus Matheus (Frans) (1858-1924)
- Wilhelmus Antonius (Toon) (1861-1905)
- Petronella Henrica Antonia (Nelly / Pietje) (1864-1942)
Uit het tweede huwelijk:
- Joanna Wilhelmina (Anna) (1865-1944)
- Bernardus Adrianus (Bernard) (1867-1935)
- Wilhelmina Theresia (Mina) (1869-1939)
- Maria Johanna Elisabeth (Marie) (1870-1947)
- Adrianus Johannes (1871-1872)
- Adriana Wilhelmina Maria ((1873-1873)
- Petrus Christianus (1874-1874)
- Elisabeth Bernardina (1875-1879)
- Antonia Catharina (Cato) (1877-1931)
- Johannes Petrus (1878-1878)
| |