Op het voorbeeld van eenige steden in ons vaderland, bepaalde de regering der stad 's Hertogenbosch, bij eene resolutie van den 3 november 1703, en van den 29 augustus 1704, dat aan de leden van den magistraat, als presentie-geld, zilveren penningen, ter innerlijke waarde van tien of elf stuivers, zouden worden betaald. Dit besluit, dat later wel eenigszins gewijzigd werd, maar wat de hoofdzaak betreft, tot het jaar 1794 onderhouden is, heeft aanleiding gegeven, dat 's-Hertogenbosch eene menigte van stadhuispenningen, waaronder eenigen, om vinding en fraaiheid bij de penningkunst gezocht, bezit, zoo als geene stad van den geheelen aardbol die kan aanwijzen, en daarboven het kunsttalent ontwikkeld heeft van drie Van Berckels, vader, zoon en kleinzoon, waarvan de laatste als stempelsnijder of medailleur eene Europische vermaardheid verworven heeft. De familie Van Berckel behoorde in de vijftiende en zestiende eeuw tot de aanzienlijkste der stad, en telde destijds steeds bloedverwanten in
| 131 |
de stedelijke regering en andere hoogere collegiën. Na den oorlog met Spanje, toen onze edele en vermogendste gewestgenooten hun vaderlijke erf verlieten, dat in eene afschuwelijke slavernij was weggezonken, week ook deze familie uit, liever dan in eene vernederende nietigheid, waarin de gehechtheid aan de voorvaderlijke godsdienst haar doemde, de hooge bedieningen, ondanks de heiligst gezworene verdragen, in handen te moeten zien van vreemdelingen, en hield haar verblijf te Keulen. Eerst in de achttiende eeuw vinden wij de familie van Berckel te 's Hertogenbosch terug, doch merkelijk in vermogen en aanzien gedaald, hoezeer zij steeds tot den deftigen burgerstand bleef behooren. In 1705 was Theodorus van Berckel zilversmid in 's Hertogenbosch. In dien tijd was de gewoonte vrij algemeen, om trouw- of godspenningen, schutter-, gilde- en toegangs - penningen uit te deelen. Bij de zilversmeden waren die verkrijgbaar, hetzij men geslagene, doch meer algemeen verlangde 1). De zilversmid Van Berckel verstond er zich op, om dergelijke penningen te vervaardigen, weshalve het stedelijk
| 132 |
bestuur een doorgaand contract met hem sloot, om stadhuispenningen voor rekening der stad te schroeven, zoo als de resolutie spreekt. Theodorus van Berckel maakte alzoo penningen, die het jaarwerk 1705, 1711, 1713, 1721, 1722, 1723, 1725, 1726, 1727, 1729, (dubbelde) en 1732, droegen. Op eenige dezer medailles heeft hij zijn naamteeken, T.V.B. of enkel B. geplaatst. In het begin van 1732 schijnt Theodorus van Berckel, de vader overleden te zijn, daar zijn zoon, mede Theodorus van Berckel, bij resolutie der stedelijke regering van den 16 maart 1734, gematigd werd, tot het schroeven en leveren der stadhuispenningen, op dezelfde voorwaarde, als zulks door zijn overleden vader gedaan was. Penningen met het jaarwerk 1734, 1735, 1738, 1739 en 1741 schijnen, van de hand te zijn van Van Berckel den zoon, hoezeer er geen naamteeken op gevonden wordt. Misschien heeft die man zulks uit zedigheid gelaten, daar ook de stempels van zijne hand weinig vooruitgang verraden in het graveerstift, vergeleken met de kunststukken van zijne voorganger. Van Berckel deed dus zeer wel, met de enkele en dubbelde stadhuispenningen van 1741, mede ter gedachtenis van den aangelegden straatweg van 's Hertogenbosch op Eindhoven vervaardigd, te bestellen bij den bekwamen stempelsnijder J.C. Marmé,
| 133 |
graveur van de munt te Kleef, die ook de enkele en dubbelde Bossche madailles van 1748, op den vrede van Aken gesneden heeft. Deze Van Berckel de vader, die als zilver en goudsmid en kasthouder met voorspoed zijne zaken dreef, overleed in of omtrent het jaar 1769. Onder zijne kinderen moeten met onderscheiding genoemd worden, Theodorus Victor van Berckel, den beroemden graveur, die zich op zijne medailles slechts met de eerste letters van zijn naam T.V.B. teekende 2), en Dr. Petrus Josephus van Berckel, die zich in 1766 als Medicinae Doctor in zijne geboorteplaats vestigde, en zich weldra met het volste vertrouwen zijner stadgenooten vereerd zag. Naauwelijks werd het Staats - Braband in 1794 door de zegevierende wapenen der Franschen van het hatelijke juk bevrijd, waarin Hun Edel-mogenden, sedert den vrede van Munster, onze vaderen gekneld hielden, of doctor Van Berckel werd reeds het volgend jaar, tot lid gekozen der municipaliteit, en later, van het gemeente-bestuur, en bewees zijnen stadgenooten in velerlei commissiën, de | 134 |
beste diensten. In 1808 werd hij door Koning Lodewijk tot Burgemeester van 's Hertogenbosch benoemd, welke betrekking hij met eer en lof vervulde tot aan de inlijving van ons gewest in Frankrijk, en overleed ambteloos den 20 mei 1817, in den ouderdom van bijna 76 jaren. Aan zijn broeder Victor Theodorus van Berckel viel geene minder eervolle loopbaan te beurt, en mogt hij al minder schitteren bij het gemeen, dat meer het uiterlijke dan ware diensten waardeert, zijn kunsttalent deed hem eenen naam en roem erlangen, die slechts aan buitengewone vernuften ten deel valt.
De stempelsnijder Theodorus van Berckel werd den 21 april 1739 geboren. Zijn vader leidde hem in zijn vak, als goud- en zilversmid op, en wilde hem tevens het teekenen laten leeren, dat hem, als de toekomstige graveur der gewone stadhuispenningen, te pas zou komen. Zijn schoonzoon Godefridus van Amelsfoort - een ervaren teekenaar en kunstschilder, van wiens hand een fraai autaarstuk, den marteldood van de H. Lambertus voorstellende, in de kerk te Cromvoirt bij Vught, wordt aangetroffen, en vader van den meer bekenden historieschilder Quirinus van Amelsfoort, - onderwees den jeugdigen Van Berckel in de grondbeginselen van het teekenen, doch de knaap toonde daarvoor, ondanks alle
| 135 |
vlijt, zoo weinig vatbaarheid, dat Van Amelsfoort duizendmaal in ongeduld tot zijner zuster zeide, dat hij hem geen onderrigt meer zou willen geven, indien hij haar broeder niet was. Eindelijk ontwaakte zij ingeschapen talent en zijne jeugdige proeven gaven hoop, dat hij een bekwaam mester in het schilderen zou worden, zoo hij zich verder ontwikkelen kon. Doch de vader aan zijn eerste voornemen getrouw, hield hem aan de werkbank en leerde hem de eerste grepen van het graveerstift. De jongeling zag dagelijks stadhuispenningen schroeven, waarvoor de stempels door Marmé gegraveerd waren, vergeleek die met de matrijzen, door zijnen vader en grootvader vervaardigd, en beproefde weldra zijne krachten, om die stempels na te snijden. De eerste proeve, welke de jeugdige kunstenaar gaf, schijnt een stadhuispenning met het jaarmerk MDCCVI (het laatste cijfer is blijkbaar weggesneden) geweest te zijn, zijnde eene copie van den eersten penning met een jaartal door zijnen grootvader gemaakt, doch blijkbaar door den jongeling gegraveerd naar den trant van Marmé.
Vader Van Berckel, die geen onkosten ontzag, als het de ontwikkeling en vordering zijner kinderen gold, wist Marné te bewegen, om zijner zoon gedurende één jaar ten zijnen huize te onderwijzen, waarvoor de som van 700 gulden bedongen
| 136 |
werd. Gedurende dien leertijd is hij buiten twijfel de graveur geweest der keerzijde van een der stadhuispenningen met het jaartal 1741, zijnde geteekend met het lettermerk B en eene copie van eene penningplaat van Marné. Daar er zoo menigvuldige peningen geslagen werden 3) op het leggen van den steenweg van 's Hertogenbosch naar Eindhoven, zoo schijnen de stempels dikwijls onbruikbaar geworden te zijn, die Marné zelf met geringe veranderingen vernieuwde, doch waarvan hij één stempel zal hebben toevertrouwd aan zijn leerling, die hem toen reeds op zijde streefde en later ver achter zich liet. Van Kleef naar zijne ouderlijke woning teruggekeerd, bleef hij op den winkel van zijnen vader werkzaam, tot dat hij in huwelijk trad met jufvrouw .. Nahuysen van 's Hertogenbosch, en voor eigene rekening de affaire als zilversmid ondernam, terwijl hij zich reeds als een uitmuntend medailleur had doen kennen, door de stadhuispenningen van 1761, 1762, 1763 en 1765, waaruit de kunstkenners besloten, dat on vaderland eenmaal een stepelsnijder bezitten zou, die onder de bekwaamste mannen in dat vak, een eervolle plaats zou innemen. Van Berckel beantwoordde
| 137 |
ten volle aan deze verwachting, en kwam het uitstekend vernuft van den grooten Hedlinger, waarop de Duitschers te regt roem dragen, zeer nabij, ja scheen dezen stempelsnijder in eenige kunstgewrochten te evenaren, zoo niet te overtreffen. Wij zouden de perken van dit volksboekje overschrijden, indien wij hier eene opgave mededeelden van al de geldstukken, en gedenkpenningen, die de kunstenaar, ten getale van over de honderd, gedurende zijn 69 jarig leven, vervaardigd heeft; de penningliefhebber vindt daarvan eene lijst in een fransch en in een nederduitsch tijdschrift 4). Nog bij het leven van zijnen vader, bragt hij zijne zaken over naar Rotterdam, alwaar hij door de liefhebberij, die de Noord-Nederlanders destijds voor het verzamelen van penningen hadden, ruime gelegenheid vond, om proeve van zijn talent te geven.
Zijn roem verspreidde zich ook weldra buiten 's lands, zoodat hij in 1776, in den ouderdom van 37 jaren, door hertog Karel van Lotharingen uitgenoodigd werd, om zich met er woon te Brussel te vestigen. Weldra bespeurde men aan de sierlijk uitgevoerde geldstukken, dat Van Berckel aan de Brabandsche munt werkzaam was. Een der
| 138 |
fraaiste medailles van zijne hand is de gedenkpenning, met het borstbeeld van zijnen doorluchtigen Mecenas. Maar ondanks de hooge bescherming, welke hij onder dien kunstminnenden vorst te Brussel genoot, bleef Holland hem echter steeds dierbaar; want het schijnt, dat hij daar die voordeelen niet erlangde, welke hij meende, dat hem in zijn vaderland zeker zouden te beurt zijn gevallen. Tijdens de Belgische omwenteling in 1789, vervaardigde hij de door fraaiheid bekende munt dezer nieuwe republiek. De uitstekend gegraveerde Belgische driegulden- en goud- stukken van 1790, met de wapens van al de Zuid-Nederlandsche provinciën, zijn bij de penningkundigen zeer gezocht.
Bij den inval der Franschen in België, in 1792, week hij met zijn gezin, eerst naar 's Hertogenbosch, en kort daarop naar Santen, alwaar zijn broeder Gijsbertus Josephus (eerst in 1837 in 87 jarigen ouderdom overleden), en zijn zoon Theodorus Dominicus kanunnikken der kapittel-kerk waren. Hij moest daar het verlies zijner echtgenoote betreuren, waarmede hij ongeveer dertig jaren in den gelukkigsten echt geleefd had. Naar Weenen vertrokken, werd hij als tweede graveur aan de keizerlijke munt geplaatst, en kreeg eindelijk een pensioen, dat weinig geëvenredigd was aan zijn verdiensten.
In 1803 vestigde hij zich met er woon in zij-
| 139 |
ne geboorteplaats, om in den schoot zijner talrijke familie zijne laatste levensjaren door te brengen. Zijn zoon, de kanunnik van Santen, was na de opheffing des kapittels door de Franschen, mede derwaarts gekomen, die den 7 mei 1840 overleden is. Zijn andere zoon Mr. Petrus Cornelis van Berckel was advokaat te dezer stede, later als vrederegter van het kanton-geregt Gemert, den 24 april 1831, te Gemert overleden. Zijn broeder Doctor van Berckel, zag hij in aanzienlijke stedelijke betrekkingen schitteren, toen hij den 19 september 1808 in den ouderdom van 66 jaren overleed. Zijn stoffelijk overblijfsel werd in den familiekelder, in de groote of St. Jans Kerk 5), ter aarde besteld, zonder dat men er aan schijnt te hebben gedacht, om zijne roemrijke nagedachtenis door een gedenkteeken levend te houden. Mogt men deze miskenning van 's mans uitnemende verdiensten toch weldra herstellen!
Zijn portret in omtrekken, komt voor in de Messager des sciences et beaux arts de Gand. Het portret waarmede wij dit jaarboekje versieren, is geteekend naar eene schilderij in olieverf, berustendbij den Heer A. van de Wetering, die sedert ruim zestig jaren gehuwd is, met eene eigene nicht van den graveur Van Berckel, aan welk gezegend paar ik de meeste medegedeelde bijzonderheden te danken heb. Het wapen der familie Van Berckel bestaat uit drie gouden starren op een blaauw veld; wij deelen hetzelfde mede naar eene schilderij, welke benevens eene menigte familieportretten bewaard wordt, bij genoemden Heer van de Wetering, dien wij voor zijne goedwillige mededeeling onzen opregsten dank betuigen.
| 140 |
Noten | |
1. | Van dergelijke penningen bezit het Noord-Brabands Genootschap eene vrij talrijke verzameling, meest betrekkelijk de stad 's Hertogenbosch. Ook is deszelfs verzameling in zilver der Bossche stadhuispenningen, ten getale van 74 of 76, op een zes- of achttal na, volledig. |
2. | Penningkundigen van naam verklaren het monogram T.V.B. Theodorus van Berckel, maar dan zou op de penningen moeten staan T.V.B.: nu is het woordeken van weggelaten. De Biographie universelle chez Michaud (suppl.) heeft dus gelijk, met van Berckel, Theodore Victoire te noemen, zoo als hij ook gedoopt is. Als stempelsnijder hebben wij hem slechts Theodorus genoemd onder welke naam hij bij de numismatici meest bekend is. |
3. | Dit blijkt uit eene resolutie van de stedelijke regering van den 30 augustus 1740. |
4. | Messager des sciences et des beaux arts, Gand 1829 et 1830, en Van der Chijs, Tijdschrift voor munt- en penningkunde I. 211 enz. |
5. | Deze grafkelder, welke nog ongeschonden bewaard gebleven is, ligt in den regter doorgang tusschen den tweeden en derden pilaar van de doopvont af, en is met een bijzonder fraaijen zerk gedekt, waarop Ridder Rutger van Berckel, Heer van Nunen en Tongelre, den 16 december 1575 overleden, met zijne echtgenoote, Jonkvrouw Livina van Coudenhoven, in levensgrootte zijn uitgehouwen. |
Theodoor Victor van Berckel werd op 21 april 1739 geboren in 's-Hertogenbosch (Nederland). Hij was een telg uit een aanzienlijk geslacht van zilversmeden waarvan enkele werken in het Noordbrabants Museum te 's-Hertogenbosch te zien zijn. Theodoor Victor was de derde generatie wiens naam met Theodoor begon. Grootvader Theodoor Casparus van Berckel was naast zilversmid tevens stempelsnijder. In de 18de eeuw werden in opdracht van het stadsbestuur (vroedschap) van 's-Hertogenbosch jaarlijks een aantal zogenoemde vroedschapspenningen uitgegeven en de Van Berckels waren hiervan de voornaamste leveranciers. Ook de zoon van Th. Casparus was een belangrijke zilversmid die vele opdrachten van zilverwerken van het Stadsbestuur verwierf. Deze Theodoor Everhardus was echter geen stempelsnijder. De door de stad bestelde vroedschaps- en stadhuispenningen werden door Th. Everhardus in opdracht gegeven aan de stempelsnijder Johan-Conrad Marmé uit Kleef. Zijn jonge jarenDe jonge Theodoor Victor werd door vader Th. Everhardus opgeleid als zilversmid, een vak dat hij echter nooit zou uitoefenen. De jongen bleek meer aanleg te hebben voor het stempelsnijden en leerde het vak hoogstwaarschijnlijk van Marmé, die vanaf 1747 tevens in Utrecht werkte als vrije meester. Spoedig ontwikkelde Theodoor Victor zich tot een begaafd stempelsnijder met een geheel eigen stijl. De eerste werken waarvan met zekerheid kan worden aangenomen dat ze van zijn hand zijn, ontstonden vanaf ongeveer 1761. Vanaf dat jaar maakte Th. Victor ontelbare prachtige stempels van penningen voor 's-Hertogenbosch maar ook voor andere steden, zoals zijn volgende domicilie; de stad Rotterdam. Ook verwierf hij opdrachten voor huwelijkspenningen en hij werkte voor stadhouder Willem V. Na zijn huwelijk in 1763 vestigde hij zich zoals gezegd in Rotterdam maar bleef gedurende zijn verdere werkzame leven penningen vervaardigen voor stad en burgers van 's-Hertogenbosch.Een fraai voorbeeld hiervan is de in 1774 vervaardigde penning ter gelegenheid van het gouden huwelijksfeest van het puissant rijke echtpaar Martini - Van Schagen. Hendrik Bernard Martini was tijdens zijn werkzame leven als President en Oudste Raad der stad 's-Hertogenbosch lange tijd verantwoordelijk geweest voor de uitgifte van de jaarlijkse Bossche stadhuispenningen. Het feit dat 's-Hertogenbosch deze traditie had is waarschijnlijk de stimulans geweest voor de jonge Theodoor Victor om stempelsnijder te worden. Graveur-generaal aan de Munt van BrusselIn 1772 solliciteerde Van Berckel aan de Munt te Brussel. Na het overlijden van Jacques Roettiers was diens functie als hoofdgraveur (Graveur-Generaal) vrijgekomen. Van Berckel stelde bij zijn verzoekschrift als voorwaarde dat hij voor eigen rekening penningen mocht blijven vervaardigen maar hiermee ging de regering toen niet akkoord. In 1776 was de vacante functie nog steeds niet ingevuld. In die tijd was het huidige België onderdeel van het Keizerrijk Oostenrijk en op initiatief van landvoogd hertog Karel van Lotharingen, gouverneur van de Oostenrijkse Nederlanden, besloot de regering in Wenen een concours uit te schrijven waaraan naast Van Berckel nog drie andere graveurs deelnamen. Uiteindelijk werd Van Berckel gekozen als beste van de vier en mocht hij, met inwilliging van zijn eerdere voorwaarden, de functie van Graveur-Generaal gaan vervullen. Hij kwam rechtstreeks in dienst van Keizerin Maria Theresia van Oostenrijk. De daarop volgende jaren werd de faam van Van Berckel alsmaar groter. Als ambachtsman en kunstenaar was hij volwassen geworden en hij groeide uit tot de beste stempelsnijder die België ooit heeft gehad.Zijn uitzonderlijke kwaliteiten als stempelsnijder komen het beste tot hun recht bij een medaille die Van Berckel in 1778 sneed voor de Brusselse Academie des Beaux-arts. De voorzijde draagt het portret van Hertog Karel. Op de keerzijde staat een allegorische voorstelling die de schilder-, beeldhouw- en graveerkunst en de bouwkunde verbeeldt. Hij bleef in Brussel in dienst bij de Oostenrijkers tot 1794 toen de Fransen het regime omver wierpen. In 1789 echter brak er een kortstondige revolutie uit die bekend staat als de Brabantse Omwenteling. De Oostenrijkers werden begin 1790 verdreven om binnen een jaar weer terug te keren. In die periode bleef Van Berckel, waarschijnlijk met toestemming van de Oostenrijkers, op zijn post en vervaardigde de munten voor de nieuwe regering van de Verenigde Nederlandse Staten. De muntserie die slechts kortstondig in omloop is geweest is tegenwoordig zeer gezocht door muntverzamelaars. De Verenigde Nederlandse Staten waren vanwege onderlinge ruzies geen lang leven beschoren. Het Oostenrijkse Ancien régime kwam terug en alles was weer bij het oude. Zijn Weense periode en terugkeer naar de geboortegrondToen de Fransen in 1794 de macht overnamen vertrok Van Berckel in het kielzog van de Oostenrijkse ex-machthebbers naar Wenen. Daar was hem de functie aangeboden van hoofdgraveur aan de Weense Munt. De toenmalige hoofdgraveur Johann Nepomuk Würth (1752-1811) zou een andere functie krijgen en zijn post zou door Van Berckel worden ingenomen. Helaas voor Van Berckel ging dit niet door. Van Berckel kreeg wel de aanstelling als graveur maar de artistieke leiding bleef in handen van Würth. Van Berckel was hierover zeer slecht te spreken en heeft in talloze correspondenties met het Keizerlijk Hof geprobeerd om er wat aan te doen. Tevergeefs. Van zijn Oostenrijkse jaren zijn daarom niet veel penningen en munten bekend met zijn kenmerkende stijl. In maart 1802 kreeg Van Berckel een ernstige oogziekte waarna hij zijn vak niet meer kon uitoefenen. Hij reisde in die periode half blind door Europa en vestigde zich tijdelijk en later permanent in zijn geboortestad 's-Hertogenbosch waar hij op 21 september 1808 overleed.
Literatuur:
• Le graveur Théodore-Victor van Berckel. Essai d'un catalogue de son oeuvre (Alph. de Witte) - Leuven 1909
• De Medailleur Theodoor Victor van Berckel - H.J.M. Ebeling • Noord-Brabandsche Volks-almanak voor het jaar 1841 • Aantekeningen van L. Lennaerts, Koninklijke Bibliotheek van België, Rijksarchief Utrecht |
In 1761 sneed Theodor Victor van Berckel voor de stad 's-Hertogenbosch een tolzegelstempel, dat de bosboom toont waarin het wapen met de twee Brabantse en de twee Limburgse leeuwen hangt. Op de banderol staat de tekst: 'S.OPPIDI DE BUSCO DUC. PUBL. TELONIO'. Dit zegelstempel was door het stadsbestuur besteld bij de medailleur Theodoor Everardus van Berckel, die tevens als zilversmid in het gilde van de goud- en zilversmeden was ingeschreven. Deze liet het echter door zijn zoon Theodor Victor, die niet officieel als zilversmid in Den Bosch heeft gewerkt, vervaardigen. Het eigenlijke stempel is gesneden in een zilveren plaatje dat tegen een ijzeren houder is gemonteerd. | 251 |
? |
Pinchart ?Mémoire en réponse a la question suivante. Faire l'histoire de la gravure des médailles en Belgique, depuis le XVIe siècle jusqu'en 1794Mémoires couronnés et mémoires des savants étranges, publiés par l' Academie Royale des Sciences et Belles-Letters de Bruxelles Academie Royale des sciences, des letters et des beaux-arts de Belgique (s.l. z.j.) 1-84 |
|
? |
G.V.O.Iets over den Nederlandschen stempelsnijder of medaileur Theodorus van Berckel (gedeeltelijk medegedeeld door een voornaam liefhebber der hedendaagsche penningkunde te R.)s.n. (s.l. z.j.) 221-228 |
|
1841 |
z.n.De drie stempelsnijders of medailleurs Theodorus van Berckel, vader, zoon en kleinzoon, van 's HertogenboschNoord-Brabantsche volks-almanak (1841) 131-141 |
|
1895 |
Von ErnstLes dernières quinze années de Theodore van BerckelGoemaere (Bruxelles 1895) |
|
1909 |
Alph. de WitteLe graveur Théodore-Victor van Berckel. Essai d'un catalogue de son oeuvreCeuterick (Louvain 1909) |
|
1927 |
M.A. SnoeckAanteekeningen over de 's-Hertogenbossche stadhuispenningenin: Jaarboek voor munt- en penningkunde 1927 Müller (Amsterdam 1927) |
|
1931 |
H.J.M. EbelingDe medailleur Theodoor Victor van BerckelJaarverslag Vereeniging voor Penningkunst 1930 (1931) 24-31 |
|
1946 |
dr. H. v. VelthovenBrabant, een gewest in opkomsts.n. (s.l. 1946) |
|
1947 |
H.J.M. EbelingTheodoor Victor van Berckel. Over zijne zegelstempelsJaarboek Koninklijk genootschap voor munt- en penningkunde (1947) 117-121 |
|
1985 |
RedactieBerckel, Theodore Victor vanEncyclopedie van Noord-Brabant 1 (1985) 105 |
|
1997 |
Henk BruggemanVan Berckelstraat te 's-Hertogenbosch. Een verzameling van gegevens over de historie van deze straat; over de huizen en haar bewonersHenk Bruggeman ('s-Hertogenbosch 1997) |
|
2008 |
RedactieGraveur 'krijgt' na twee eeuwen zelf penningBrabants Dagblad dinsdag 2 september 2008 |
|
2008 |
RedactieTweehonderd jaar geleden stierf Theodoor van BerckelBossche Omroep zondag 21 september 2008 (foto) |
|
2008 |
Redactie• Van Berckel was 'n beroemd man (Erwtenman)• 'Via nazaten heb ik ook een portret van hem opgedoken' Brabants Dagblad vrijdag 3 oktober 2008 |
2008 |
StadhuispenningHet college stelt de raad voor om aan de eenmalige stadhuispenning bij raadsbesluit het SC - "Senatus Consulto" te verlenen. (Dat betekent; goedgekeurd bij raadsbesluit)In september is de tweehonderdste sterfdag van Theodoor Victor van Berckel, een beroemde graveur die zijn carrière begon in 's-Hertogenbosch. Als hommage aan deze graveur uit de 18e eeuw, heeft de Bossche graveur L. Lennaerts een herdenkingspenning ontworpen, gebaseerd op de voormalige Bossche stadhuispenningen.
B&W Besluitenlijst 26 augustus 2008
|
Margriet van Boven e.a., Noordbrabants Museum (1979) 28
F.G.G. Govers, Het geslacht en de firma F. van Lanschot 1737-1901 XXV (1989) 10, 10n
Charles de Mooij en Paul Kokke, De Muze als Motor : Beeldende kunst en de ontwikkeling van het moderne Brabant, 1796-1940 (1996) 119
Jan van Oudheusden en Harry Tummers, De grafzerken van de Sint-Jan te 's-Hertogenbosch (2010) II. 215-216, 416; III. 75-76; IV. 218
Pieter A. Scheen, Nederlandse Beeldende Kunstnaars 1750-1950 A-L (1969) 81