Bij een onderzoek naar de familie Beijhaerts die eind zestiende en in de zeventiende eeuw in Oisterwijk en Boxtel leefde, stuitte ik op Adolf Beijhaerts, prior van het Wilhelmietenklooster in Huijbergen. Over de herkomst van deze Adolf was niet veel bekend. Ik vond enkele nieuwe feiten, die ik hier graag presenteer.
BEYHAERTS (Adolf), geboren te Boxtel omstreeks 1582, trad in het Wilhelmietenklooster de Hemelsche Poort te 's-Hertogenbosch. In 1628 werd hij gekozen tot prior van het klooster derzelfde orde te Huybergen, waar hij overleed op de nabijgelegen hofstede Creytenberg onder Calmpthout 9 Mei 1651 in het 47e jaar na zijne priesterwijding. Zo schrijft G.C.A. Juten (1875-1944) in het Nieuw Nederlands Biografisch Woordenboek uit 1911.1 Wilhemietenklooster te Huijbergen, circa 1700
Zijn broer W.J.F. Juten (1868-1929) noemt Adolf Beijhaerts wel in zijn genealogie Beijharts2, maar weet hem geen plaats in de stamboom te geven. In 19273 tenslotte meldt G.C.A. Juten dat Adolf een zoon was van Jacob Beijhaerts, schout der vrijheid Oisterwijk. Waar G.C.A. Juten dit op baseert vermeldt hij niet. Maar zijn bewering blijkt wel te kloppen.Jacob Beijhaerts was in de jaren zestig en zeventig van de zestiende eeuw een van de belangrijkste lakenkopers van Oisterwijk en de Meierij. Tussen 1566 en 1581 fungeerde hij zeven jaar lang als schepen van die vrijheid. Zoals vele bewoners van het Meierijse platteland ontvluchtte hij begin jaren tachtig het aanhoudende oorlogsgeweld. Hij vestigde zich binnen de veilige muren van ’s-Hertogenbosch, waar hij in 1580 een huis aan de Diepstraat kocht. In de jaren negentig was hij een aantal jaren plaatsvervangend schout van het kwartier van Oisterwijk. Hij stierf in Oisterwijk in 1621.
Jacob was maar liefst vier maal getrouwd en vader van minstens dertien kinderen. Éen van die kinderen was Adolf, prior der Wilhelmieten van Huijbergen. Toen deze rond 1599 in het Bossche Wilhelmietenklooster Porta Coeli intrad, liet hij zijn voorgaande leven achter zich en was hij als dood voor de wereld. Dat verklaart waarom hij in geen enkele schepenakte die betrekking heeft op de vele bezittingen van zijn vader, wordt vermeld. Hetzelfde geldt overigens voor zijn zuster Johanna / Jenneken, die in het Bossche Geertruiklooster intrad.
Gelukkig biedt het doopboek van de Bossche Sint-Jacobsparochie uitkomst. Tussen 1584 en 1591 vinden we hier vijf dopen van kinderen van Jacop Beijhaerts en zijn derde vrouw Peterken / Petronella van Antwerpen († 3 juni 1591, begraven in de Sint-Jan)4:
Peterken overleed zes dagen na de doop van haar laatste kind, dus zeer waarschijnlijk aan complicaties rond de bevalling. Wat opvalt is dat Jacob Beijhaerts op verschillende manieren wordt aangeduid: Jacob Franss, Jacob Franss van Oisterwijck, Jacob Franss Beijharts. De moeder wordt slechts bij één van de dopen genoemd, en dan nog alleen met haar voornaam. Maar het feit dat bij alle vijf de dopen een of meerdere leden van de Jacobs schoonfamilie, de Van Antwerpens, als getuige optreedt, bewijst voldoende dat het hier om de vijf kinderen van Jacob Beijhaerts en zijn derde vrouw Peterken van Antwerpen gaat.
En hiermee is het gelijk van Juten bewezen en hebben we letterlijk de doopceel van prior Adolf Beijhaerts gelicht: hij werd op 11 maart 1584 in de Sint-Jacobskerk in ’s-Hertogenbosch gedoopt. Bij zijn overlijden in mei 1651 was Adolf dus 67 jaar oud, en niet 70, zoals het Obituarium van het Huijbergse klooster vermeldt.6
|
1906 |
G.C.A. JutenObituarium HubergenseTaxandria 13 (1906) 8-12 |
|
1915 |
W.J.F. JutenBeyhartsTaxandria 22 (1915) 327-333 |