Cler. Luik, I.L. 1477-1483 (1477-1510) Den Bosch Heer Gerit, Gherit, Gheert van Beest, was een zoon van Lambrecht Jans van Beest en van Lysbeth, dochter van Gerit Muykens van Kessel. Hij had nog een broer Jan. Nadat zijn moeder Lysbeth was overleden trouwde zijn vader tussen 1435 en 1461 voor de tweede maal met Peterken, weduwe van Jan die Brouwer van Tefelen. Waarschijnlijk woonde zijn vader net als diens broer Anthonis in Lithoijen. Op 23 augustus 1470 ging Gherardus Lamberti de Beest, Leodiensis diocesis in Leuven studeren. Zijn studie was echter van korte duur want op 24 januari 1471 was hij alweer in Den Bosch om daar de goederen die zijn broer van zijn moeder had geërfd over te nemen. Hij had toen inmiddels de wijdingsgraad van subdiaken. Op 18 april 1471 assisteerde hij samen met heer Reyner Muyken, kanunnik van de St.Jan, heer Jan Amelrijcx (nr.5) bij de collatie van een akte. Hij werd toen beneficiant van de St.Jan genoemd en was mogelijk rector van het St.Anthoniusaltaar in die kerk, in welke hoedanigheid hij voorkomt in 1479. In 1470/71 werd hij tevens gezworen broeder van de O.L.V.-broederschap. Toen deze op 2 juli 1474 haar eerste vergadering van het nieuwe rekeningjaar hield betaalde heer Gerit 10 stuivers omdat hij zijn staat verhoogd had door rector te worden van de kerk van Megen. Hij bezat dit rectoraat nog in 1478. In 1472 was hij inmiddels ook rector geworden van het St.Catharina-altaar in het Gasthuis van Hamont en in 1475 van het Groot Begijnhof van Den Bosch. Daarnaast bezat hij in 1485 nog drie andere beneficies: dat van het O.L.V.-altaar in Lithoijen, het St.Catharina-altaar in Lith en de kosterij van Waalre-Valkenswaard. 1) Omstreeks 1475 nam hij ook het bestuurlijk-administratieve ambt van landdeken van het dekenaat Cuijk op zich. De oudst bekende akte die door Gerardus de Beest, decanus concilii Cukensis werd uitgevaardigd dateert van 9 december 1479 en werd ondertekend door de notaris Willem Spierinck (nr.365). Als deken zat heer Gerit tweemaal per jaar de vergaderingen van de pastoors van zijn dekenaat voor en had hij bepaalde inkomsten uit de kleinere kerken (quarte capelle), net zoals de aartsdiaken die had uit de middelbare en grote kerken (dimidie en integre ecclesie). Tussen 1491 en 1499 leverde her Gerit van Beest, landeken ieder jaar met Pasen ook de in Luik gewijde H.Olie aan het Groot Gasthuis ten behoeve van de armen. Hij ontving daarvoor jaarlijks een wijnschenking ter waarde van 2½ stuiver, hoewel de Luikse statuten dit verboden. Als notaris was hij vooral actief op het Groot Begijnhof waarvan hij sinds 1475 pastoor was. Zo tekende hij in 1477 twee codicillen van een begijn op die vervolgens door Sander Pieck (nr.313) werden uitgeschreven. In 1483 stelde hij het testament op van een andere begijn en op 10 april 1484 legde hij als notaris ook de belofte van de meesteressen en overige begijnen vast dat ze de nieuwe statuten zouden naleven. Samen met heer Jan Amelrijcx, die misschien zijn leermeester was, kreeg hij op 9 februari 1483 de protocollen toegewezen van heer Jan Houtloeck uit Oss (nr.192). Op 15 mei 1481 werd heer Gerit krachtens een pauselijke bul opgenomen in het kapittel van de St.Jan. Hij volgde heer Goeswijn Kemp op die op 4 maart van dat jaar was overleden. Kort daarna stichtte heer Gerit een beneficie ter ere van St.Christophorus waartoe hij op 3 juni 1483 de miskelk en andere benodigdheden schonk. In 1502 wordt hij ten slotte nog genoemd als deken van de broederschap van het H.Sacrament. 2)
Heer Gerit van Beest had een natuurlijke dochter Margriet aan wie hij in 1488 een lijfpacht van twee mud rogge overdroeg uit zijn huis, erf, tuin en achterhuis aan de Papenhuls. Dit huis was zijn woonhuis en had voorheen toebehoord aan heer Zebrecht van Hokelem die eveneens kanunnik en notaris was (nr.183). Daarnaast was hij korte tijd eigenaar van een opgewonnen huis in de Verwerstraat dat hij in 1508/09 verkocht aan meester Gerit Wouters Zelle van Herenthals, rector van de Latijnse school. Omstreeks deze tijd moet hij zijn testament hebben gemaakt. Tot uitvoerders van het testament benoemde hij heer Alart Baliaert, deken van de St.Jan, heer Jan van Brussel, pater van het Fraterhuis, en Henrick Hoze, een clericus die onder meer beneficies bezat in Oijen en Lithoijen en die tussen 1500 en 1538 notaris was van de aartsdiaken van Kempenland. Heer Gerit overleed op 6 april 1510. In de O.L.V.-broederschapsrekening van dat jaar worden de voornaamste beneficies die hij bij zijn dood bezat nog eens opgesomd: "Her Gerit van Beest, presbiter, canonick inder kercke van Onser Liever Vroue ende Sunte Jans Evangeliste inden Bosch, lantdeken in tconsilium van Kuijck ende persoen vanden begijnen inden Bosch, gezuoren bruder." Heer Daem van Tefelen (nr.386) zong als vice-deken van de broederschap bij zijn uitvaart op 9 april de zielmis. Heer Gerit werd vóór het St.Christophorusaltaar begraven. Vermoedelijk nog diezelfde dag werd zijn plaats in de koorbanken alweer ingenomen door meester Gerit Kemp. Een andere Gerit van Beest, deken vanden snyderen werd in 1517 door een zekere Gerit Cloot "heymontlyck dood gestoken ende vermoerdt". 3)
|
Noten | |
1. | GAH, RA 1200, fo.23v (1429/30), RA 1205, fo.22v (1434/35), RA 1232, fo.91r (15 okt.1461), RA 1240, fo.66v (24 jan.1471), RA 1245, fo.56r (1475/76), RA 1248, fo.66r (23 jan.1479), RA 1252, fo.117r (1482/83), RA 1261, fo.512v-513r (17 aug.1492); GAH, GG 2820 (1504); Schutjes, Geschiedenis, IV 367 (1470 niet juist); GAH, GB 421 (20 febr.1510, pastoor: "ung nommé sg. Gheert van Beest"); Wils, Matricule, II 238 nr.182; Een meester Jan van Beest en zijn zoon Gerit uit St.Oedenrode studeerden in de eerste decennia van de zestiende eeuw in Orléans en Leuven, zie: Schillings, Matricule, IV 14 nr.163; De Ridder e.a., Les livres, 1.2.1 285 nr.485; Bijlage II 5.60, zie ook 5.91, 30.1, 31.4, 31.7, 246.20, ; OLVB 52, band 4, fo.35r (1470/71), fo.155v (1474/75); Bannenberg e.a., De dekenaten, I 54, 73, 83, 188 II, 22, 36, 249, 250, 263, 324; Bijsterveld, Laverend, I 315, nr.2497; Van Bavel, Regestenboek, II 82 nrs.926, 927 en 928. |
2. | SABNOG, Par.Beers 138 (regest 31) (9 dec.1479); SABNOG, KSEG 2 (regesten 35 en 36) (10 juni 1484), 3 (regest 39); Bijsterveld, Laverend, 44-45; GAH, GG 609 (1490/91) t/m 616 (1498/99); Schoolmeesters, Les statuts synodaux, 55, 148-149; Bormans, Recueil, 1e serie, 242-243, 418; GAH, RVA 793 (1506/07); Bijlage II 37.1, 37.2, 37.3, vgl. 229.2; De akte van 1484 is niet in bijlage II opgenomen, maar wordt vermeld in: Vander Elsen, Hoevenaars, Analecta, II 58-59; Tabel 3.2, nr.43; AAB II, hs. Kievits, p.13; Schutjes, Geschiedenis, IV 246; APB, St.Jan II, processtuk van 2 aug.1502. |
3. | GAH, RA 1258, fo.111v (16 okt.1488); APB, St.Jan II, cijnsregister van 1503, p.253, p.260, vgl. p.261, p.263; Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen, II 246-247; GAH, GG 2563 (8 aug.1513); Bijlage II 134.12; Bannenberg e.a., De oude dekenaten, II 249, 259; RANB, KDOG 1133 (27 april 1500); AAB I, IV.E.19 (4 aug.1538); OLVB 52, band 7, fo.189r-v (1509/10); RANB, Coll.Martini 13, p.375 (met wapen); APB, St.Jan II, Obituarium, p.109, vgl. p.153; AAB II, hs. Kievits, p.13; Van Zuijlen, Inventaris, 317; Zelf was heer Gerit o.a. executeur-testamentair van de kanunnik Everart van Berck, zie: GAH, GG 3169 (29 okt.1505); Van Sasse Van Ysselt, De voorname huizen, II 581. |
Namen en wapenen der Heeren Beêedigde Broeders soo Geestelijke en Wereltlijke van de seer oude ende seer doorluchtige Broederschap van onse Lieve Vrouw binne de stad s'HertogenboschHr. Gerardusvan Beest canonick van deser Stad sHerto- genbosch, pastor vant Beggijn hof obiit 6 april 1510 | 74v |
Lucas G.C.M. van Dijck, Van vroomheid naar vriendschap (2012) 77-78
C.F.Xav. Smits, De grafzerken in de kathedrale Sint-Janskerk van 's-Hertogenbosch (1912) 109