Cler. Luik, A.I.L. 1504 (1502-1505) Den Bosch Meester Willem Bardeyn, (van) Berdeyn, Perdeyn, was een zoon van Peter Bardeyn, natuurlijke zoon van heer Jan Bardeyn (zie nr.33), en van Christijn. Zijn vader Peter was behalve rector van de tweede fundatie aan het altaar van de H.Apostelen te Oss (1460) ook rector van de derde fundatie aan dat altaar (1462-1464) en van de kosterij van Nistelrode (1459-1463). Hij resideerde in deze jaren echter noch in Oss noch in Nistelrode maar liet zijn taken steeds door anderen waarnemen. Vermoedelijk woonde hij in Den Bosch waar hij in 1474 de helft van een huis en erf in de Karrenstraat en de helft van een huis en erf geheten "Toet" in de Schrijnwerkersstraat overdroeg aan Benedictus Bits, zoon van Roelof Willems. Tussen 28 september 1494 en 2 januari 1495 kocht hij bovendien van de executeurs-testamentair van Geertruyt, dochter van Dirck Snoex en weduwe van Henrick die Langhe alias inden Ancker, tweederde deel van het huis geheten "den Ancker". Dit huis lag aan het Hinthamereinde bij de Zwengelbrug, tussen het St.Anthonisstraatje aan de ene kant en het erfgoed van Coenraet die Cuyper aan de andere kant. Op 2 januari 1495 sloot hij met Coenraet, die zelf eenderde deel van dat huis bezat, een overeenkomst waarbij de wederzijdse rechten en plichten werden vastgelegd. Peter, die omstreeks 1500 overleed, had bij zijn vrouw Christijn drie zoons die allen priester waren: heer Jan, heer Lambrecht en meester Willem (de notaris). 1) Op 29 augustus 1504 droeg Christijn als weduwe van Peter het vruchtgebruik van het huis "den Ancker" over aan haar zoons meester Willem en heer Jan die ieder reeds tweenegende van het huis bezaten. Meester Willem droeg daarop zijn deel over aan heer Jan. Op 10 maart 1509 verkocht hun broer heer Lambrecht Bardeyn ten slotte ook zijn deel aan heer Jan, die nu tweederde van het huis bezat. Deze heer Jan was in 1510 rector van het altaar van Maria Magdalena in de St.Petruskapel in Den Bosch en tevens van de eerste fundatie van het altaar van de H.Apostelen in Oss. In deze laatste plaats resideerde hij toen ook, maar hij liet zijn altaar door een ander bedienen. Heer Jan had drie natuurlijke kinderen: Raphael, Anthonisken, echtgenote van Joerden Claess die Leeuwe, en Yda, echtgenote van Peter Peter Claessen. Hij vermaakte aan hen bij testament zijn gedeelte van "den Ancker" en overleed vóór 9 januari 1529 toen het huis werd verkocht aan Gerit Wouters vander Hoeven. Meester Willems andere broer, heer Lambrecht, had zich op 21 juni 1503 te Leuven laten inschrijven als Lambertus de Osse, filius Petri Bardeyn, clericus van het bisdom Luik. In 1510 resideerde hij te Oss waar hij rector was van het altaar van St.Jan Evangelist en van de eerste fundatie van het H.Apostelenaltaar. In 1510 en 1520 bediende hij er ook de tweede fundatie van het H.Apostelenaltaar en in 1524 bediende hij er naast zijn eigen beneficie aan het H.Apostelenaltaar ook het St.Barbara-altaar. Volgens Schutjes was hij in 1540 vicaris van Oss en werd hij als zodanig omstreeks 1543 opgevolgd door een zekere heer Peter Bardeyn. 88)
De notaris meester Willem Bardeyn ging op 11 mei 1484 in Leuven studeren als Wilhelmus Berdain. Hij werd begeleid door zijn vader die voor hem de eed aflegde, vermoedelijk omdat hij nog minderjarig was (jonger dan 15 jaar). Toch bezat hij toen al enkele beneficies. Wilhelmus Bardeyn, clericus volgde in 1475 heer Jan Houtloeck (nr.192) op als rector van de kosterij van Nistelrode. Zijn vader Peter, die eerder ditzelfde beneficie had bezeten, betaalde voor de bevestiging van meester Willems voordracht aan de aartsdiaken van Kempenland 2 Rijnsgulden. Meester Willem kan toen niet veel ouder zijn geweest dan vijf jaar. In 1485 bezat hij naast de kosterij van Nistelrode ook het rectoraat van het door zijn grootvader gestichte beneficie in de kerk van Oss. Hij liet het toen bedienen door Gerit van Grotel (nr.155). Na zijn studie vestigde magister Wilhelmus Bardeyn zich (weer) in Den Bosch. Op 2 mei 1491 assisteerde hij daar samen met meester Alart Brants (nr.64) heer Henrick vanden Loe (nr.246) bij de collatie van een testament. Later was hij zelf in Den Bosch werkzaam als openbaar notaris en tevens als kapittelnotaris. Toen de O.L.V.-broederschap in 1501/02 bijvoorbeeld besloot om de copieën van de pauselijke privileges en aflaten die in het O.L.V.-koor hingen te laten vernieuwen, werd op advies van enkele van de medebroeders meester Willem van Berdeyn, tamquam notaris capituli verzocht om de nieuwe afschriften te vergelijken met de originele akten en ze naar behoren te ondertekenen, "welc meester Willem voirs. willichlijc alsoe gedaen heeft". Hij ontving er 20 stuivers voor. Op 27 oktober 1504 stelde hij als openbaar notaris het testament op van Goyart Grotart van Oss, raadsheer van Den Bosch en vader van de gelijknamige notaris (nr.151). Het testament werd geïngrosseerd door hun verwant Jan Willems van Geldrop (nr.134). In 1502 en 1504 wordt meester Willem verder vermeld als vicaris van Nuland. Tussen 14 maart en 29 augustus 1504 werd hij tot priester gewijd en tussen 1 januari en 18 april 1505 werd hij geïnstalleerd als kanunnik van de St.Jan. Hij overleed op 19 december van datzelfde jaar. 2)
|
Noten | |
1. | Bannenberg e.a., De oude dekenaten, I 63, 73, 74; GAH, RA 1238, fo.245r (26 juli 1469), RA 1239, fo. 16r (15 nov.1469), 121r (idem), 148v (25 okt.1469), 179r-v (15 dec. 1469), RA 1241, fo.147v (27 aug.1472), RA 1244, fo.7v (1474); Bijlage II 268.1 (destinataris in dorso: pro Petro Bardeyn de Os; RANB, Coll.PG 368 (regest suppl.139) (2 jan.1495). |
88. | GAH, RA 1269, fo.162v (19 mei 1501), RA 1272, fo.425v (29 aug.1504); RANB, Coll.PG 397 (suppl.152) (29 aug.1504), 413 (regest suppl.160) (10 mrt.1509), 474 (regest suppl.199) (9 jan.1529); Bannenberg e.a., De oude dekenaten, I 73, II 260, 266; Bijsterveld, Laverend, I 333 nr.2693, vgl. II 662 nr.2692; Schillings, Matricule, III 257 nr.99; Schutjes, Geschiedenis, V 447; Vgl.: Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen, III 80. |
2. | GAH, RA 1238, fo.245r (26 juli 1469), RA 1255, fo.25v (20 juli 1486), RA 1272, fo.333v-334r (14 mrt.1504), fo.425r (29 aug.1504) 1274, fo.130r (18 apr.1505); Wils, Matricule, II 483 nr.44; Schillings, Matricule, III xii-xiii; Bannenberg e.a., De oude dekenaten, I 63, 64, II 256, 260; Bijsterveld, Laverend, II 654 nr.2590; Bijlage II 34.1, 246.6; GAH, IVR 416, p.9 (1503/04); OLVB 52, band 6, fo.42r (1501/02); AAB II, hs. Kievits, p.12; Schutjes, Geschiedenis, IV 248. |