('s-Hertogenbosch 1901 - Bladel 1984), bracht een deel van zijn jeugd door in Brussel; in het begin van de dertiger jaren trok hij naar Eindhoven, waar hij een leidende rol in de beeldende kunst zou vervullen. Studeerde aan de Academie in Den Haag en aan de Rijksacademie in Amsterdam; vestigde zich in Waterloo, maar keerde terug naar Eindhoven, waar hij met zijn zwager Kees Timmering (1898-1966) en Hub van Baar (1894-1982) een tekenschool begon in Strijp, de eerste vorm van onderwijs op dit gebied in Eindhoven e.o. Kreeg in 1931 en 1932 de koninklijke subsidie voor schilderkunst. Omstreeks 1960 vestigde hij zich in Knegsel; schilderde vooral landschappen en portretten. bron: J. v.d. Schoot in ED januari 1984 | 66 |
Pieter A. Scheen, Nederlandse Beeldende Kunstnaars 1750-1950 A-L (1969) 41