-- -- (1404-1458) Luik, Den Bosch Heer Ghijsbert Back, heer Ghiselbert Bac, werd reeds uitvoerig bestudeerd door Adriaenssen, aan wiens artikelen dan ook veel van het hieronderstaande is ontleend. Heer Ghijsbrecht werd volgens hem in Loon op Zand geboren als zoon van Henric Bac van Riethoven, zoon van Ghijsbrecht, en van Aleyt Eryt Wynricx. Naast heer Ghijsbrecht had dit echtpaar nog vijf kinderen: Aleyt, Geertruyt, Hillegont, Engel en Henric. Heer Ghijsbrechts zusters waren alle vier getrouwd en hadden tal van nakomelingen. Zijn broer Henric, die op 16 maart 1428 aan heer Ghijsbrecht beloofde dat hij hem na hun vaders dood 100 Beiersgulden zou betalen, overleed daarentegen kinderloos. Van het begin van heer Ghijsbrechts carrière is niets bekend. Hij moet vóór 1404 de bevoegdheden van openbaar notaris hebben verworven en tot priester zijn gewijd. Vanaf deze tijd blijkt hij aan de Luikse Curie te werken als notaris. Hij ondertekende zijn akten met Ghisel.Bac(k). Vanaf 1416 of eerder was hij notaris van de zegeldrager of zegelaar. Dit belangrijke ambt werd toen bekleed door zijn bloedverwant heer Arnt Buc(k) die afkomstig was uit Den Bosch. In 1421 wordt heer Ghijsbrecht nog vermeld als notarius in sigillo, maar in 1427 heet hij inmiddels subsigillifer Curie Leodiensis, onderzegelaar van de officiaal van Luik. Dankzij de voorname positie die heer Arnt en heer Ghijsbrecht aan het Luikse hof bekleedden konden ze de carrières van andere streekgenoten en vooral die van hun eigen verwanten gunstig beïnvloeden. Daarbij vergaten ze zichzelf niet. Zo was heer Arnt kanunnik van de St.Jan in Den Bosch en van de St.Lambertus en de St.Jan in Luik, alsmede proost van de St.Dionysius aldaar. Heer Ghijsbrecht was volgens Frenken al in 1400 en 1405 kanunnik van de St.Petruskerk te Hilvarenbeek en wordt in een akte van heer Arnt Buc daterend van 23 december 1426 nog als zodanig vermeld. Kort daarna verwierf hij ook een prebende in de Bossche St.Jan want op 15 maart 1427 heet hij kanunnik van Den Bosch en van Hilvarenbeek terwijl hij in latere akten alleen als kanunnik van de St.Jan wordt vermeld. Zijn Bossche prebende was tot 1402 in het bezit geweest van zijn verwant heer Henric Buc die in zijn testament opdracht had gegeven tot de stichting van het Bossche Bonifantenhuis. Het is twijfelachtig of heer Ghijsbrecht ook kanunnik is geweest van de Luikse St.Petruskerk en van de Luikse St.Jan zoals Poncelet en Lahaye vermelden. Wel was hij tevens absent rector van Zonhoven bij Hasselt en wordt hij van 1421 tot 1427 genoemd als rector van het Maria-altaar in Rijsbergen. 1) Op 16 juni 1427 overleed heer Arnt Buc. Daarmee kwam ook een einde aan de Luikse carrière van heer Ghijsbrecht. Hij vestigde zich in Den Bosch in een huis in de Peperstraat dat later bewoond zou worden door heer Jan Amelrijcx (nr.5). Aanvankelijk wijdde hij zich aan de uitvoering van het testament van heer Arnt. Hij stichtte onder meer een kapelanie in de huidige St.Anthoniuskapel in de St.Jan en werd daarvan zelf de eerste rector. De oude benaming voor deze kapel was "St.Salvatorskapel" maar sinds de vijftiende eeuw stond hij bekend als "het Backskoortje". De kapel werd dus niet hernoemd naar de testateur heer Arnt Buc, maar naar de uitvoerder van diens testament heer Ghijsbrecht Back. Zoals Adriaenssen opmerkt was dit waarschijnlijk te danken aan de uitbreiding van de stichting met twee extra kapelanieën in 1455 door heer Ghijsbrecht. De aan het koortje verbonden kapelanieën waren voorbehouden aan bloedverwanten, waarvan er 82 door Adriaenssen zijn achterhaald. Vanaf 1440 was heer Ghijsbrecht bovendien bezig met de stichting van een cantorij in de St.Petruskerk van Hilvarenbeek. Hij nam daarbij de Bossche cantorij tot voorbeeld die in 1425 door heer Arnt Buc was gesticht ter uitvoering van het testament van diens oom heer Aelbrecht Buc (zie nr.7). Het duurde nog tot 1448 tot alle kerkelijke overheden hun toestemming hadden gegeven en pas in 1449 kon heer Ghijsbrechts neef Jan Metten alias Back als eerste rector van de Beekse cantorij worden geïnstalleerd. Op 5 september 1455 maakte heer Ghijsbrecht ten overstaan van de kapittelnotaris heer Jan Amelrijcx zijn testament dat echter niet in extenso is bewaard. Uit andere bronnen is bekend dat hij tal van liturgische voorwerpen naliet aan de St.Jan en aan de St.Petrus te Hilvarenbeek, dat hij opdracht gaf tot het lezen van verschillende jaargetijden in die kerken en dat hij tevens zeer gedetailleerde bepalingen maakte over de plechtigheden die bij zijn begrafenis plaats moesten hebben. Hij overleed op 24 juli 1458 in Den Bosch en werd begraven in het Backskoortje. 2)
In de periode van 1427 tot 1458 komt heer Ghijsbrecht Back, kanunnik van de St.Jan, regelmatig voor in het Bosch' protocol in akten van andere Bossche notarissen. Van hemzelf is als openbaar notaris geen enkele akte bewaard. De vermelding door Adriaenssen van een notariële akte van zijn hand daterend van 23 november 1444 berust op een misverstand. De betreffende akte werd in zijn woonhuis in de Peperstraat opgetekend door Rutgher van Arkel (nr.14). Heer Ghijsbrecht zal na 1427 geen behoefte meer hebben gehad aan notariële bijverdiensten. Van zijn vele verwanten die eveneens notaris waren zijn er drie bekend die ook de naam Back droegen. De eerste is Hubertus Back van Bergeyck (cler. Luik, I.) die op 30 mei 1447 in Borgloon een akte opstelde. Hij was een zoon van Huybrecht Back uit Bergeijk en was van 1477 tot 1479 rector van het Maria-altaar in Overpelt. In 1477 was hij tevens notarius sigilli maioris reverendi domini nostri [espiscopi] Leodiensis en in 1479 wordt hij genoemd als notaris en collector fructuum van de bisschop. De tweede verwant is Hermannus Back de Oesterwijck (cler. Luik, I.L.) die op 4 januari 1451 in de abdij van Herkenrode te Kuringen bij Hasselt een akte opmaakte, en de derde is Laurentius Back (nr.25). 3)
|
Noten | |
1. | Adriaenssen, Hilvarenbeek, 151; Adriaenssen, "De gerechtigden", 116-118, 121-126; Adriaenssen, "De erfgenamen", 47-50, 54; GAH, RA 1196, fo.113r (15 mrt.1427), RA 1198, fo.271v (16 mrt.1428); Juten, Consilium, 242, 280; Frenken, Documenten, 32, 76, 79; Bijlage II 338.1; AAB II, hs. Kievits, p.17; Schutjes, Geschiedenis, IV 233; Vgl.: Poncelet, Inventaire ... Saint-Pierre à Liège, xlix; Lahaye, ,Inventaire ... Saint-Jean à Liège, I liii; Vermeldingen als notaris en onderzegelaar: RALU, St.Jean 19 (Liber testamentorum, 1366-1519), fo.8v (11 apr.1404); GAH, THG 1578a (12 mei 1416, transscriptie in: Kappelhof, Het archieg van de Tafel van de H.Geest, VI bijlage I); APB, St.Jan I 1777 (3 febr.1424); Juten, Consilium, 242 (1421, 1427), vgl. 249 (1418/19); Vgl. voor de functies: Pieyns-Rigo, "Notaires d'officialité", 300, 310-318; Vleeschouwers-Van Melkebeek, De officialiteit, 89-93, 100-108; Zie voor heer Arnt Buc ook: Bijsterveld, Laverend, II 645 nr.2467; AAB II, hs. Kievits, p.5; Bijlage II 5.99, 338.1; Bormans, "Répertoire", 18. |
2. | Adriaenssen, Hilvarenbeek, 151-159, 252-255. 266-267; Adriaenssen, "De gerechtigden", 116-118; Adriaenssen, "De erfgenamen", 49-53, 60; Frenken, Documenten, 32-33, 76-80; Bijlage II 5.14, 17.1, 27.20; Zie voor het huis: Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen, 423; Van Sasse van Ysselt, "Iets over de familie Bacx", 174; GAH, RA 1212, fo.179v (9 juni 1442). |
3. | GAH, RA 1196, fo.113r (15 mrt.1427), RA 1198, fo.271v (16 mrt.1428), RA 1202, fo.162r (12 okt.1431), RA 1212, fo.179v (9 juni 1442); Bijlage II 60.24, 157.41, 293.4, 362.7, 362.8; Adriaenssen, "De erfgenamen", 47, 49; Van Sasse van Ysselt, "Iets over de familie Bacx", 174; Hubertus Back: Bannenberg e.a., De oude dekenaten, I 228, vgl. II 92; RANB, Mierlo 1a, fo.59r, 64r; Vgl. bijlage II, 281.1; Hermannus Back: Oosterbosch, "Het openbare notariaat in Hasselt", 271; Vgl. ook Hubertus Back de Hoechstraten, notaris te Mechelen (cler. Kamerijk, I.): ABH, KV 290 (18 juli 1476). |
L.F.W. Adriaenssen, 'De erfgenamen van heer Ghijsel Back' in: De Brabantse Leeuw (1989) 47-64, 108-127, 182-191, 220-242; (1990) 1-26, 90-99, 159-192, 251-256; (1991) 45-63, 90-103, 172-182, 238-250; (1992) 56-62, 80-92, 149-162, 231-254; (1993) 16-20, 73-83; (1994) 14-24, 93-102, 139-149; (1995) 30-36, 180-187, 193-205
A.M. Frenken en J.W.M. Peijnenburg, 'De Bossche Cantorie' in: Van Blauwe Stoep tot Citadel (1988) 152
A.M. Koldeweij, In Buscoducis (1990) 91
Jan van Oudheusden en Harry Tummers, De grafzerken van de Sint-Jan te 's-Hertogenbosch (2010) I. 40, 41
C. Peeters, De Sint Janskathedraal te 's-Hertogenbosch (1985) 349