Cler./ -- Luik, I.L. 1426-1463 (1426-1470) Den Bosch Rutger van Arkel (van sHertogenbosch), Rutgher van Erkel, werd in Den Bosch geboren als wettige zoon van Coenraet Rutger Rutgers soen en van Agnes van Arkel. Zijn moeder was een dochter van Henrick die Cleyen en van Geertruyt van Arkel. Dit echtpaar had nog een dochter Oda die getrouwd was met Matheeus Posteel. Geertruyt was een dochter van Henric van Arkel wiens andere dochter Agnes getrouwd was met Adam van Mierd (nr.264). Een Goyart van Arkel wordt in één van Rutgers akten vermeld als bestuurder van het mannengasthuis dat Adam van Mierd bij testament liet stichten. Via zijn moeder was Rutger mogelijk ook verwant aan Reyner van Arkel, wiens executeurs-testamentair in 1442 ten overstaan van hem het Zinnelooshuis stichtten. In tegenstelling tot wat wel wordt beweerd is hij zelf echter nooit bestuurder van dit gasthuis geweest. 1) Waarschijnlijk was Rutger als jonge clericus korte tijd absent rector van het H.Kruisaltaar in Boxtel. Toen Gerit Brant, clericus, in 1427 voor dit beneficie werd gepresenteerd werd als laatste rector van het altaar opgegeven Rutgherus de Erkel. In zijn verdere carrière hield Rutgher zich echter uitsluitend bij het schrijfwerk. Nadat hij op 3 oktober 1425 door zijn vader was geëmancipeerd trok hij als klerk in bij de stadssecretaris en notaris Ghijsbrecht Roesmont (nr.338). Hij fungeerde als diens klerk tot zeker in 1427. Van hem en zijn collega meester Marten van Zoemeren (nr.362) leerde hij ook het notarisvak. Vanaf 31 augustus 1426 trad hij zelf als notaris op, eerst nog samen met de beide secretarissen, maar vanaf 8 november 1427 geheel zelfstandig. Hij bleef tot in februari 1429 als klerk op de secretarie werken. In die maand werd hij benoemd tot gezworen kapittelnotaris van de St.Jan. Omstreeks 1442 werkte hij weer op het Stadhuis, nu als secretaris. Hij bleef daarnaast als gedeputeerd kapittelnotaris af en toe akten opstellen voor het kapittel. In 1443/44 werd Rutger gezworen broeder van de O.L.V.-broederschap waarvoor hij eerder als notaris regelmatig werk had verricht. In 1450 vergaderden de broeders in zijn huis waarbij ook een zwaan werd genuttigd, en in 1464 moest hij een boete van 10½ plak betalen omdat hij met pinksteren geen hoofddeksel had gedragen. 2)
Van de klerken die voor Rutger werkten zijn er enkele met naam bekend. Heer Henrick van Eyck (nr.101) fungeerde van 1435 tot 1445 als zijn klerk, vóór hij priester werd. Vermoedelijk woonde hij bij Rutger in huis. Toen heer Henrick in 1469 was gestorven trad Rutger op als één van zijn executeurs-testamentair. Misschien waren ook de clerici Jan van Bers, Ludolf Buck en Meynart van Grave, die in dezelfde periode als getuige voorkomen bij rechtshandelingen in zijn woonhuis, voor hem werkzaam als klerk. Tussen 1457 en 1463 was Rembold Vilt van Oss zijn klerk (nr.403) en rond het jaar 1467 Jan, zoon van Thomas (of Maes) Cuyper. 3)
Rutger van Arkel was in zijn akten niet bijzonder consequent bij het vermelden van zijn naam. In zijn onderschriften komen naast elkaar voor Rutgherus en Rutgerus, Arkel en Erkel, Buscoducis en Buschoducis. Dictus wordt vaak weggelaten. In 1449 is zijn onderschrift zelfs geheel in het Middelnederlands gesteld, wat voor deze tijd erg ongebruikelijk is. Tussen 19 februari en 16 oktober 1443 verdwijnt de vermelding van de clericus-stand uit zijn onderschrift. Aangezien clerici niet voor de tweede maal mochten trouwen zal hij toen in verband met zijn tweede huwelijk leek zijn geworden. De protocollen van Henrick Spilmeker, notaris (nr.367), en van Willem van Harwarden, vice-plebaan van de St.Jan, werden op 20 februari 1440 aan hem toegewezen. In hetzelfde jaar werd hij gemachtigd om in plaats van heer Jan die Gruyter (nr.157) een concept te collationeren van heer Jan van Boemel, vice-cureit van de St.Jan. Nadat Rutger zelf was overleden werd de Leuvense notaris Gerit Jamess in 1486 op zijn beurt gemachtigd om één van zijn concepten te collationeren. Om vast te stellen of het concept inderdaad van de hand van Rutger van Arkel was nam hij de verklaringen af van een vijftal getuigen, allen ouder dan veertig jaar en bekend met de hand doordat ze regelmatig met zijn oorkonden te maken hadden. Eén van hen was meester Arnt van Weilhusen, secretaris van Den Bosch en notaris (nr.415), en een ander was Jan van Erkel, vermoedelijk een bloedverwant. Van Sasse van Ysselt bezat in 1922 nog een verder onbekende akte van Rutger van Arkel daterend van 23 november 1444 die hij "op eene auctie" had gekocht en gedeeltelijk publiceerde. 4)
Rutger, die omstreeks 1440 bij de Gerlingsbrug in de Hinthamerstraat woonde, was tweemaal getrouwd. Zijn eerste vrouw Aleyt was de dochter van de apotheker Gerit Jan Zebrechts soen en van Katherijn, natuurlijke dochter van Arnt vanden Cloet (zie nr.144). Rutger en Aleyt hadden een dochter Posteluyn die omstreeks 1452 trouwde met Goyart vanden Meervenne alias Brants. Toen de laatste stierf kwam de voogdij over hun zes kinderen - Goyart, Aleyt, Geertruyt, Heilwich, Yda en Ginta - toe aan Rutger. Eén van zijn kleinkinderen, Aleyt, zou tussen 1476 en 1481 trouwen met de schilder Jeroen van Aken, beter bekend als Jeroen Bosch. Vermoedelijk in 1443 trouwde Rutger voor de tweede maal, nu met Heilwich of Hille, dochter van Peter die Vryeze en weduwe van Dirck Nerinc. Deze had uit haar eerste huwelijk een dochter Lysbeth die gehuwd was met Herman van Buttel. Zelf had Rutger nog een natuurlijke dochter Hille bij de vrouw van Gerit Duyssche van Helmond. Rutger overleed op 16 april 1470 en werd als stadssecretaris opgevolgd door Vranck van Langel (nr.236). 5)
|
Noten | |
1. | GAH, RA 1197, fo.255r (3 okt.1425), RA 1221, fo.74v (29 mrt.1451); Bijlage II 14.34, 14.39; Kappelhof, Reinier van Arkel, 17-18, 20, 22; Voor het maken van twee exemplaren van de stichtingsakte van het Zinnelooshuis ontving hij twee pond, zie: GAH, RVA 4 (rekening 1439-1445); Als secretaris trad Rutger wel regelmatig op namens het Zinnelooshuis evenals voor andere geestelijke en liefdadige instellingen, vgl.: Van Rooij, "Het gesticht" , VII 90, 98-99 (Rutger was voor zover bekend ook geen broer van Reyner zoals daar wordt gezegd). |
2. | Juten, Consilium, 45; Bijlage II 14.12, 338.1, 362.4; GAH, RA 1197, fo.255r (3 okt.1425); Rutgherus de Arkel, komt vanaf deze tijd voor als getuige in de notariële minuten van G. Roesmont: GAH, RA 1197, fo.260r (25 dec.? 1425), fo.270v (16 febr.1426), fo.276v (20 mrt.1426), fo.277r (25 mrt.1426), fo.291r (11 juli 1426), fo.321r (7 nov.1426), fo.211v (21 mrt.1427), fo.342v (13 mrt.1427). Op 16 febr.1426 wordt hij door hem als clericus meus aangeduid, op 13 mrt.1427 als notarius publicus; Bijlage II 14.3, 14.4 (secretarie), 14.5 (kapittelnotaris), 14.35, 14.42 (gedep. kapittelnotaris), 14.5 t/m 14.42 (St.Jan), 14.38 (raadhuis), 14.43 (secretarie); GAH, Aant.Smuld.; Smulders noemt hem als secretaris vanaf 1442/43, de bijlage van de inventaris van het RA vanaf 1435/36. Dit laatste zal niet juist zijn want op 18 juni 1440 wordt hij bij een handeling in de St.Jan nog als getuige genoemd zonder vermelding van zijn secretarisambt, zie: Bijlage II 157.37; OLVB 52, band 1, fo.212v (1428/29), band 2 fo.9r (1431/32), 21r (1432/33), fo.173v (1443/44), 185v (1444/45), band 3, fo.25r (1449/50). |
3. | Bijlage II 14.12, 14.14, 14.18, 14.30, 14.31, 14.35, 14.38, 14.40 (hand), 14.23, 14.29, 14.41, 101.7 (getuige), 14.47 (notaris); GAH, RA 1227, fo.203r (5 mrt.1457), RA 1238, fo.119r (21 juli 1469), RA 1257, fo.74r (10 okt.1467). Rutger trad al eens eerder op als executeur-testamentair, waarvoor hij een zilveren beker ontving, zie: Bijlage II 14.19. |
4. | Bijlage II 14.40, 14.41, 14.44, 14.46; Van Sasse van Ysselt, "Iets over de familie Bacx", 173-177; Andere verwijzingen naar akten: GAH, RA 1211, fo.300r (11 febr.1441), RA 1232, fo.318r (25 aug.1463), RA 1233, fo.23v (11 jan.1464); Bijlage II 14.12; Mosmans' datering van Rutger van Arkels notariële activiteiten (1399-1444) is niet juist, zie: Mosmans, "De middeleeuwsche notarissen", 186; Vgl. voor Jan van Arkel ook: Jacobs, Justitie, 22-23, 240, 268. |
5. | GAH, RA 1214, fo.53r (14 febr.1444), fo.207v (7 sept. 1444), RA 1222, fo.154v (3 febr.1452), RA 1229, fo.162r (18 aug.1459), RA 1231, fo.22r (15 nov.1461), RA 1236, fo.228v (1466/67), RA 1238, fo.152v (2 mrt.1469), RA 1239, fo.268r, fo.441r (1469/70), RA 1241, fo.171v-172r, 197r, 284r (1471/72), RA 1243, fo.73r (1474), RA 1244, fo.163v (1475), RA 1246, fo.226r (1476/77), RA 1247, fo.240r, 443v (1477/78); Bijlage II 14.23, 14.24, 14.29, 14.40, 14.41, 264.55, 303.4; APB, St.Jan II, cijnsregister van 1503, p.98, p.99; APB, St.Jan II, Obituarium, p.43; Smulders, "Nog een zuster", 72; Gerlach, "Jeronimus van Aken", 44; OLVB 52, band 4, fo.14v (1469/70); OLVB 49, fo.31v; RANB, Coll.Martini 13, nr.237; GAH, RA, Bijlage I van de inventaris; Van Lith-Droogleever Fortuijn, Sanders, Van Synghel, Kroniek, 201. |
Namen en wapenen der Heeren Beêedigde Broeders soo Geestelijke en Wereltlijke van de seer oude ende seer doorluchtige Broederschap van onse Lieve Vrouw binne de stad s'HertogenboschRutgerusvan Arkel secre- taris deser Stad | 63r |
Lucas G.C.M. van Dijck, Van vroomheid naar vriendschap (2012) 45
Geertrui Van Synghel, De stedelijke secretarie van 's-Hertogenbosch tot ca. 1450 (2007) passim