afb. 1910
De loodfabriek van Rouppe van der Voort aan de Zuid-Willemsvaart. Nadat de fabriek sloot, werd het pand gekraakt, brandde gedeeltelijk uit en werd uiteindelijk gesloopt. Na een grondige sanering van het vervuilde fabrieksterrein werden er appartementen gebouwd. In de jaren 1826-1828 werd in Den Bosch de Zuid-Willemsvaart gegraven. Met de hand gebeurde dat en de afgegraven grond werd naast het kanaal gegooid. Op dit opgehoogde terrein naast 'de Kanaal' werd in de loop van de negentiende eeuw gebouwd. Deze bebouwing stond aan de Noorder- en Zuider kanaaldijk; thans heet deze straat gewoon: Zuid-Willemsvaart. Vijfentwintig jaar na de openstelling van de Zuid-Willemsvaart bevonden zich enkele fabrieken aan deze waterweg. Ondermeer de firma Rouppe van der Voort, die er een loden pijpentrekkerij bezat. In 1853 werkten daar 17 personen. Het gemeenteverslag over dat jaar meldde, dat de fabriek een stoomwerktuig van 40 pk bezat en 'in voortdurende bloei verkeerde'. Deze bloei onderging wel veranderingen door de stijging van de prijzen van de steenkool: er werd weinig winst gemaakt. En hoewel het aantal werknemers aanvankelijk steeg (1860: 29 mannen) kende Rouppe van der Voort in 1962 nog slechts zes arbeiders. Tien jaar later bloeide de fabriek opnieuw, omdat als gevolg van de Frans-Duitse oorlog de export steeg. En er werkten toen 40 arbeiders. In 1890 begonnen de arbeiders 's morgens om 6 uur en waren 's avonds om 8 uur klaar. In de winter begon men een uurtje later. Tussen de middag was er één uur schafttijd. Een aparte ochtend- of middagpauze was er niet: dan diende men onder het werk te eten! In 1907 bedroeg de maximale arbeidstijd per dag tien uur. Oudere werknemers konden blijven werken: pensioenen kende het bedrijf rond de eeuwwisseling nog niet. De arbeiders werkten in lage, maar ruime lokalen; ventilatie vond door de dakramen plaats. Er bestond geen afvoermogelijkheid voor looddampen en omdat het lood steeds door blote handen aangepakt werd (en er geen mogelijkheid tot het wassen van de handen vóór de maaltijd bestond) leverde dit gevaar op van loodvergiftiging. Naast de productieafdelingen kende Rouppe van der Voort ook verkoopafdelingen. Naarmate de fabricage terugliep, steeg de verkoop van producten van derden. Aanvankelijk gebeurde dat nog in het pand aan de Zuid-Willemsvaart, later werd daar een andere ruimte voor betrokken. Het gebouw aan de Zuid-Willemsvaart kwam leeg te staan. Het stond lang leeg, er vonden discussies plaats over sloop of restauratie en het werd vervolgens gekraakt. Een brand in het pand had tenslotte tot gevolg dat het gehele complex werd gesloopt. Het gebouw van Rouppe van der Voort was nauw gelieerd met de Zuid-Willemsvaart. Met behulp van een hijsinstallatie konden schepen gelost worden en gingen de grondstoffen de fabriek in. Met dezelfde hijsinstallatie konden de eindproducten in schepen of op karren en in vrachtwagens geladen worden. Op de kanaalwal lag ook een trap, waardoor men van de fabriek naar de schepen kon gaan. Een illustere bezoeker die jaarlijks hiervan gebruik maakte was Sinterklaas. In november arriveerde hij met zijn stoomboot bij Rouppe van der Voort en na een kopje koffie kon de goedheiligman aan zijn intocht beginnen. Na de sloop van het negentiende eeuwse fabriekscomplex diende de grond te worden gesaneerd. de loodfabricage van bijna anderhalve eeuw had voor bodemvervuiling gezorgd. Daarna kon nieuwbouw gerealiseerd worden. Tien jaar geleden maakten de architectenbureaus Croonen, Bom en Oomen (Berlicum) en Mens en Pruyn (Vught) in opdracht van de woningbouwvereniging SWH de ontwerpen voor nieuwbouw ter plekke. de plannen aan de Zuid-Willemsvaart, Bernestraat en Noordwal werden in 1988-1989 gerealiseerd. het plein tussen de nieuwe bebouwing kreeg ook een naam: Rouppe van der Voortplein. |
De foto die vandaag op mijn bureau ligt toont een deel van de fabriek van Rouppe van der Voort aan de Zuid-Willemsvaart. Reeds eerder kwamen wij, bij de behandeling van de Zuid-Willemsvaart, de grote laad- en losinstallatie van dit bedrijf aan 'de kanaal' tegen. Na de aanleg van deze waterweg stichtte Roupe van der Voort er een loden pijpentrekkerij die - in verschillende vormen - een kleine anderhalve eeuw bestaan heeft. Vele tientallen Bosschenaren vonden er een bestaan; wel met gevaar voor loodvergiftiging omdat er geen speciale afvoer voor de looddampen was en het lood met de blote handen aangepakt werd. Het complex van gebouwen kwam in de jaren zeventig leeg te staan. Er kwamen discussies over de vervuilde grond, maar nooit is de vraag: 'zullen we delen van het complex restaureren?' naar voren gekomen. Een brand veroorzaakte een versnelde sloop. DrinkwaterbakMaar bij het bekijken van deze foto kom je tot de ontdekking, dat er toch wel heel veel onopgemerkt uit de stad is verdwenen. Waar zie je nog een industrieel bedrijfje in de binnenstad? En zo'n hek, kenmerkend voor een negentiende eeuws fabriekscomplex, is ook praktisch verdwenen. Om maar niet te spreken van de speciale drinkwaterbak voor paarden op het binnenterrein. Bepleisterde gevels, zoals hier aan de Zuid-Willemsvaart, zijn ook steeds minder te zien.Natuurlijk is er in het verleden geprotesteerd tegen verdwijnende panden. Maar meestal gebeurde dat achteraf. De bekende historicus jhr. Van Sasse van Ysselt schreef in zijn standaardwerk over het verdwenen monumentale Keizershof in de Kerkstraat waarin ondermeer Van Grobbendonck (de stadsverdediger in 1629) woonde en waar de vertegenwoordigers van de Staten Generaal in het Statenlogement logeerden: ' Doch de Gemeenteraad van Den Bosch die in 1871 al even weinig gevoel voor de kunst had als de architecten, alias metselaarsbazen, die man destijds in de stad had, besloot toen dat gebouw te sloopen om er eene school voor in de plaats te bouwen. Den Bosch telde daardoor een merkwaardig oud gebouw minder' Het oorlogsgeweld is de oorzaak van het verdwijnen van het 19e eeuwse station, maar in een tijd van herbouw na de Tweede Wereldoorlog werd niet aan een eventuele restauratie gedacht. Slechts Domien van Gent schreef in 1954 dat het oude station véél mooier was dan het nieuwe. De sanering van het Sint-Jacobskerkhof, Beurdsestraat en het Tolbrugkwartier werd gestimuleerd: Bosschenaren zouden betere woningen krijgen. Maar op het stadsschoon werd niet gelet. Van restauratie was in het geheel geen sprake. Met het Structuurplan 1964 en besluiten rond de Binnendieze kwamen enkelen in opstand. Dit kon toch zo niet langer doorgaan? En met succes ook kon een provincieflat in de binnenstad worden tegengehouden. Dat gebeurde echter niet met de Sint-Pieter. Ondanks de handtekeningen van ruim 10.000 inwoners werd de kerk door stads- en kerkbestuur gesloopt. WoningbouwToch gebeurden er ook veel goede zaken. De Brede Haven, de Uilenburg en natuurlijk de Sint-Jan werden gerestaureerd. Kleinschalige aangepaste woningbouw verscheen in de Zusters van Orthenpoort/Slijperstraatje. In 1975 werd het Kruithuis gerestaureerd en kreeg de stad een landelijke monumentenonderscheiding. Het kan verkeren! En wat te denken van een restauratie en verbouwing van het Claraklooster: goed gedaan! De Citadel mag ook zeker genoemd worden en natuurlijk de Binnendieze.Maar nog steeds wachten ons veranderingen in het stadsbeeld. Er wordt getracht de moderne nieuwbouw bij het Kruithuis tegen te gaan. En wat gebeurt er binnenkort met de Mariënburg? De gemeente wil enkele panden in De Uilenburg slopen: maar wat komt ervoor in de plaats? Gedachten bij een foto van Rouppe van der Voort. Het gehele complex is in de jaren tachtig verdwenen. Na sanering van de grond kwam er nieuwbouw voor in de plaats. Naar een ontwerp van de architectenbureau's Croonen, Bom en Oomen (Berlicum) en Mens en Pruyn (Vught) werd deze door de SWH gerealiseerd. Ongetwijfeld zal het er goed wonen zijn. Maar hoe zou het geweest zijn als delen van Rouppe van der Voort geschikt waren gemaakt voor bewoning? Nu is er alleen nog het Rouppe van der Voortplein dat herinnert aan het eens toch vrij belangrijke industriecomplex. |
1997 |
Henny MolhuysenVerdwenen stadsbeelden : Sinterklaas meerde af bij Rouppe van der VoortBrabants Dagblad donderdag 10 april 1997 (foto) |
|
1999 |
Henny MolhuysenVerdwenen stadsbeelden : Zo langzamerhand verdwijnt er veelBrabants Dagblad dinsdag 26 januari 1999 (foto) |
1908 | Lood en tinpletterij van Rouppe van der Voort & Zn. |
1910 | Lood- en tinpletterij van Rouppe van der Voort & Zn. |
1943 | N.V. Rouppe van der Voort's Industrie en Metaal-Mij. (sanitaire artikelen, handel in ijzerwaren) |
H.F.J.M. van den Eerenbeemt en L.P.L. Pirenne, 's-Hertogenbosch op de drempel van een nieuwe tijd (1960) 15, 26, 32, 39, 40, 110, 134, 145, 149
J.J.M. Franssen, De Bossche arbeider in zijn werk- en leefmilieu in de tweede helft van de negentiende eeuw XXXIII-XXXIV (1976) I. 48, 49, 52, 53, 55, 89, 91, 95, 113, 117, 191, 192, 202, 204, 214, 226; II.468
F.J. van Gaal, Socialisme en zelfstandige arbeidersbeweging in 's-Hertogenbosch 1886-1923 (1989) 253, 348
Aart Vos, 's-Hertogenbosch : De geschiedenis van een Brabantse stad 1629-1990 (1997) 171, 182, 193, 308