'De Meerminne' (1566) met het achterhuis 'Het Schaeckburt' (1660)
Visstraat 20, met het achterhuis Kruisstraat 49
Dit pand is aan de rechterzijde op de fundering van de eerste stadsmuur gebouwd. In 1520 betaalt Hendrik Coppens, die we ook al aantroffen in het buurpand, een hertogcijns voor 20 voet (= 5,75 m). Dit is bijna twee meter minder breed dan het pand dat hier tot 1944 stond. Dit maatverschil geeft de breedte van de stadsmuur met weergang aan. Het pand moet na de sloop van de oude stadsmuur zijn gebouwd. In 1307 is de nieuwe muur aan deze zijde van de stad gereed, zodat de oude toen afgebroken kon worden. Dit geschiedde waarschijnlijk in het midden van de 14de eeuw.
Bij het uitgraven van het terrein ten behoeve van de nieuwbouw in 1948 is de stadsmuur niet aangetroffen. Wel zijn resten van een drietal kelders met tongewelven waargenomen. De twee noordelijke kelders doen vermoeden dat er een afzonderlijk achterhuis en een daarvan gescheiden gedeelte met een insteek was. Deze insteekverdieping is nog zichtbaar op de litho van G. J. Bos uit 1860, waarop ook het lagere achterhuis staat afgebeeld. Zowel het voorhuis als het achterhuis hadden twee bouwlagen met zolder. De verdiepingshoogten verschilden echter aanzienlijk. Op foto's van na de verwoesting zijn de balkgaten van de moerbalken van de verdiepingsbalklaag te zien. Eén moerbalk liep op circa één meter van de tussenmuur. Deze tussenruimte zal gediend hebben om een rookkanaal langs te leiden, een constructie die meer is toegepast in 's-Hertogenbosch. Het rookkanaal dat op de anonieme tekening uit 1787 tegen de zijgevel staat aangegeven, lijkt secundair. Dit rookkanaal sloot aan op een stookplaats in het voorhuis op de begane grond, hetgeen niet gebruikelijk was in de Middeleeuwen en de 16de eeuw.
De zijgevel bezat een kruisvenster op de verdieping in de voorkamer. Deze ruimte kreeg ook licht via de reeks vensters in de houten voorgevel. Deze gevel bezat twee uitkragingen. De vensters en luiken in de top van de gevel duiden op twee bergzolders boven elkaar. De hoge begane grond bezat een houten pui met een luifel ter hoogte van de insteekvloer. Op de stoep voor het huis lijkt een kelderingang te zijn, waaruit valt af te leiden dat ook het voorhuis onderkelderd was.
| 418 |
Literatuur
CB 1520 f 46v; M 607 en 787.
A. van Drunen, 's-Hertogenbosch van straet tot stroom (Zwolle - Zeist 2006) 418