Frans van de Pol, 2013
Historische betekenisIn de negentiende-eeuw vonden ontginningen plaats in Vinkel en omgeving. Door overstromingen in het begin van de jaren tachtig van de negentiende eeuw konden de bewoners steeds moeilijker de naburige parochiekerken bereiken. Ze verzochten het bisdom Den Bosch daarom dringend om een eigen parochiekerk. Kapelaan Vogels kreeg in 1883 de opdracht de haalbaarheid van dit verzoek te onderzoeken, waarbij als voorwaarde gold dat er geld moest zijn voor een kerkgebouw en dat de parochianen de pastoor zouden kunnen onderhouden. Door afsplitsing van de naburige parochies Nuland, Geffen en Heesch kwam na een positief advies in 1884 de parochie Vinkel tot stand. Aanvankelijk beschikte deze slechts over een houten noodkerk. In 1888-1889 verrees een driebeukige neogotische kruiskerk met een tamelijk hoge toren van A. de Graaf uit Tilburg. De bouwmaterialen kwamen per schip aan in Berlicum en gingen vandaar per trein naar Geffen. Het laatste stuk ging het materiaal per kar over de veelal ongeplaveide wegen. In de eerste oktoberdagen van 1944 had Vinkel zwaar te lijden van gevechten tussen de Geallieerden en de Duitse bezetters. Een groot deel van het dorp lag na afloop in puin. In de nacht van 3 op 4 oktober bliezen terugtrekkende Duitse troepen bovendien de kerktoren op, waarbij ook de kerk onherstelbare schade opliep. Deze stond tussen de Lindenlaan en het kerkhof, ten oosten van de nog resterende neogotische pastorie uit 1884-1885. Aanwezig is ook nog de begraafplaats die vroeger naast de kerk lag.In 1946 kreeg de parochie de beschikking over een stenen noodkerk van architect J.A. de Reus. De huidige kerk (Lindenlaan 26), eveneens van J.A. de Reus verrees in 1954-1955 op de plaats van een bondsgebouw, nabij de plek van de | 1 |
vroegere kerk. De verplaatsing was noodzakelijk vanwege de grotere omvang van het nieuwe gebouw. Voor kerken met minder dan 500 zitplaatsen (de nieuwe kerk moest voorzien in 400 zitplaatsen) gold in deze wederopbouwperiode de verplichting Zweedse spanten te gebruiken, maar de parochie Vinkel kreeg voor deze regel dispensatie. In de eerste schetsontwerpen kwam De Reus met een basilica en een koepelkerk, maar deze achtte de bischoppelijke bouwinspectuur Van Helvoirt te 'oudbakken'. Hij dacht aan een gebouw in een meer modernistische richting. De Reus kwam daarop met een geheel nieuw ontwerp. De Reus verhoogde de betonnen, open toren in 1959 om het klokgelui ook buiten de grenzen van het dorp hoorbaar te maken. Hierdoor vormt de kerk sindsdien ook weer een markant herkenningspunt in de wijde omtrek. Doordat het dorp tot 1994 bestuurlijk onder vijf gemeenten viel, vormde de parochie in de gemeenschap het belangrijkste bindende element. De rol van de pastoor in dit dorp in die tijd werd dan ook wel eens vergeleken met die van een dorpsburgemeester. De kerk te Vinkel binnen het oeuvre van J.A. de ReusAls succesvol architect bouwde J.A. de Reus (1909-2004) in de wederopbouwperiode een groot aantal kerken, scholen, een raadhuis en andere typen gebouwen. Zijn werkgebied lag vooral binnen het katholieke Noord-Brabant. Als veel andere Brabantse architecten uit die tijd paarde hij traditionele vormen in baksteen aan meer eigentijdse, modernistische kwaliteiten. Daarmee vertoont zijn werk verwantschap met de Bossche School, een belangrijke architectuurbeweging binnen Brabant in de jaren vijftig en zestig en misschien wel de laatste duidelijk herkenbare stroming in de Nederlandse kerkbouw. Wat betreft maatvoering en detaillering vertonen zijn werken een hoge mate van vakmanschap. Een oeuvrelijst van deze architect bestaat nog niet. Bekend zijn vooral zijn kerken, waaronder de Sint-Lambertuskerk uit 1953 in Maren-Kessel, de Heilige-Servatiuskerk in Lieshout uit 1962, de Christus Hemelvaartkerk in Grave uit 1963 (gesloopt) en de kapel in Grave aan het Oranjebastion uit 1966.BeschrijvingDe kerk vormt het hart van de dorpskern Vinkel. De voorgevel met de toren staan aan de westzijde van het vroegere kerkplein, waarvan de kerk een monumentale begrenzing vormt. Aan de zuidzijde van de kerk | 2 |
grenst ommuurd groen. Het koor met het aldaar staat hierdoor niet op het oosten gericht, maar nagenoeg naar het westen. De kerk bestaat uit een basilicaal schip en een smal, eenbeukig dwarspand aan de westzijde, dat nog iets boven het middenschip uitsteekt. Het middenschip draagt een zadeldak met een zeer flauwe dakhelling. Op de smalle zijbeuken zorgen platte daken er voor dat in de middenbeuk een vrijwel geheel glazen lichtbeuk onbelemmerd daglicht ontvangt. De vier betonnen stijlen van de klokkentoren vormen tevens de middelste drie beglaasde middenassen van de voorgevel. Daarboven gaat de klokkentoren nog hoger op. Deze toren heeft het karakter van een klokkenmuur. Aan weerszijden van de middenpartij bestaat de voorgevel uit baksteen. De zijbeuken springen aan het voorplein iets terug ten opzichte van de voorgevel. De bakstenen zijgevel van de noordelijke zijbeuk, aan de kant van de Lindenlaan, bevat vier kruiskozijnen, elk in een ondiepe vensternis die over de volle hoogte van de gevel loopt. De zuidelijke zijgevel vertoont verticale glaspartijen op de plaats waar aan de noordgevel de ondiepe nissen zitten. De schaduwzijde aan de straat vertoont daardoor een meer besloten karakter dan de zuidzijde aan het groen. Het dwarspand, waarin zich het altaar bevind, bevat hoge vensterpartijen aan de uiteinden. Tegen de blinde, uit baksteen opgetrokken gevel van het dwarspand aan de Beukenlaan, staan vier langzaam naar boven toe tenietlopende steunberen. Onderin bevindt zich een horizontale strook met siermetselwerk, bovenin een uit het metselwerk uitgespaard kruis. Op het dwarspand staat in het midden een dakruiter. De kerk heeft een ingang in de middenas van de voorgevel. Aan de Lindenlaan bevindt zich een iets bescheidener, uitgebouwde entree van de zij-ingang. Opzij van de voorgevel staat nog een eenvoudige uitbouw met hooggeplaatste lichten, de Mariakapel. Aan de andere kant van de kerk, tegen de zuidelijke sluitgevel van het dwarspand, staat de sacristie. Binnen vertoont de kerk een ander beeld dan aan de door baksteen bepaalde buitenkant, doordat hier de eenvoudige, rechthoekige betonnen jukken, die de constructie vormen, zichtbaar zijn gelaten. Over de jukken lopen weer lichtere betonnen balken, waartussen cassetten zitten. Het vele glas in de oostgevel en de | 4 |
zuidgevel verleent de kerk een transparant karakter. Hierbij is overal glas-in-lood gebruikt, De zware vormen in beton zijn tegelijk utilitair en monumentaal. Een dergelijk gebruik van beton, zeker in combinatie met de traditionele vormentaal van het kerkgebouw, kwam op die manier nog niet vaak voor. Het altaar staat op een verhoging in het hoger opgaande dwarspand van de kerk. Pylonen in de opening van de insnoering die een zware betonnen balk stutten, vormen een monumentale omlijsting van het altaar vanuit het schip. De banken staan opgesteld in het middenschip en de smalle zijbeuken dienen als omloop. Aan weerszijden van het altaar strekt het dwarspand zich uit. In de zuidelijke arm daarvan bevindt zich de zangerskapel en in de noordelijke de doopkapel. Vanaf het schip zijn deze ruimtes niet te zien. De uitstraling van het (witgeschilderd) metselwerk aan de binnenzijde, het beton, het eenvoudige glas-in-lood, de natuurstenen vloer, het sobere cassettenplafond geven het geheel een sober, maar bijna puristisch en plechtig karakter. Tussen de kerk en de pastorie uit 1884-1885 staat een rij bakstenen kolommen met daarop een betonnen balk. Deze kolommenrij bevat gedenkstenen in terracotta, die verwijzen naar de verdeling van het kerkdorp Vinkel over de gemeente Nuland, Geffen en Heesch. De kolonnade scheidt de in 1955 aangelegde tuin ten zuiden van de kerk af van het kerkplein. In de kerk zijn nog diverse kunstwerken aanwezig. ConclusieDe parochiekerk in Vinkel vertegenwoordigt in het dorp belangrijke cultuurhistorische waarden van lokaal belang. Binnen het dorp Vinkel vormde de kerk van oudsher het belangrijkste bindende element, aangezien dit dorp bestuurlijk onder verschillende gemeenten viel. De kerk staat aan een kerkplein, dat vanouds-. het ruimtelijke middelpunt van het dorp vormt. De huidige kerk uit de wederopbouwperiode vormt tot op heden het belangrijkste herkenningspunt van het dorp. De kerk is ook een representatief en zeer gaaf voorbeeld van een kerkgebouw uit de wederopbouwperiode. Anders dan veel andere kleine kerken uit deze periode, zoals de Sint-Willibrordeskerk in Woensel (1946) en de Sint-Lidwinakerk in Tilburg (1951), beide van Cees de Bever, hoefde de architect geen Zweedse spanten toe te passen, waardoor de architect de vrijheid genoot een constructie naar eigen ontwerp van beton te maken.Binnen het oeuvre van architect Jan de Reus betekende de kerk in Vinkel een nadrukkelijke stap in de richting van het modernisme, dat hij combineerde met traditionele baksteen, een basilicale aanleg en de flauwe dakhelling van middenschip en transept. Dit laatste verwijst naar kerken in het zuiden uit de vroegchristelijke periode. Bij dit alles streefde hij een uiterst eenvoudige vormgeving na. Hierbij sloot De Reus aan bij ontwikkelingen die typisch waren voor de katholieke bouwkunst in deze periode en in het bijzonder ook voor Noord-Brabant, waar architecten als Cees de Bever, C. Geenen en Jos. Bedaux de toon zetten. Met het zichtbare gebruik van beton in het interieur liep De Reus voorop. Pas later lieten meer Brabantse architecten beton in het zicht, waaronder die van de Bossche School. De vormgeving van de kerk is in zijn combinatie van traditie en modernisme uiterst verfijnd en evenwichtig, met uitgelezen verhoudingen. De kerk van De Reus vertegenwoordigt met het kerkplein, de tuin achter de huidige kerk, de pastorie en het nabij gelegen kerkhof van de vroegere kerk een ensemble in de dorpskern. De oostgevel van de kerk sluit het plein op monumentale wijze af en vormt een herkenningspunt binnen het dorp als geheel. De T-vormige plattegrond zonder apsis lijkt deels te zijn ingegeven door de vlakbij eraan grenzende rooilijn. Dergelijke brede transeptarmen zonder apsis zijn in de periode van de wederopbouw zeldzaam. Dit dwarspand, dat het altaar bevat, steekt iets boven het schip uit. De kerk verkeert nog vrijwel in de oorspronkelijke toestand en kan daardoor gelden als een gaaf voorbeeld van een kerkgebouw uit de wederopbouwperiode niet een bijzondere vormgeving. Dr. Gerrit Vermeer Docent architectuurgeschiedenis en monumentenzorg, Universiteit van Amsterdam. Adviseur monumenten, restauraties en herbestemming. | 7 |