Dit huis , dat aanvankelijk, zooals wij zagen, een geheel uitmaakte met het voorgaande, behoorde in 1549, zooals wij hiervoren ook reeds zagen, aan Maria van Berckel Jansdr., weduwe van Jan van Baexen, van wie het erfden hunne kinderen Christoffel van Baexen en Anne van Baexen, de echtgenoote van Clemens van Accorneys Clemenszn. Christoffel van Baexen voornoemd en de voogden over de minderjarige kinderen zijner zuster Anna, zijnde Jan, henrick en Antonia van Accorneys verkochten het 16 Maart 1565 (Reg. n°. 214 f. 208) aan Petrus Colen Gerardszn., priester en kanonik der kerk van St. Jan Ev. te den Bosch. De executeurs van het testament van deze laatste verkochten het 24 Maart 1571 weder aan Mathijs van Loosen Mathijszoon (Reg. n°. 220 f. 392). In 1669 behoorde dit huis aan den chirurgijn Caspar de Guarijn. Andreas van Rulo verkocht het 2 Juli 1711 aan Theodorus van Asten, notaris te den Bosch, waarna Johannes van Asten, notaris en rentmeester te den Haag, als voogd over de minderjarige kinderen van genoemden Theodorus van Asten, het 1 December 1725 (Reg. n°. 532 f. 72 vso) weder verkocht. In 1766 werd het door Maria Allegonda van Eyl, weduwe van Dr. Johannes Ransecremer, die het van hare ouders Hendrik van Eyl en Johanna van Ravesteyn geërfd had, verkocht aan Johannes Godefridus Heeren Arnolduszoon, koopman te den Bosch, die het 22 September 1772 (Reg. n°. 591 f. 331) verkocht aan den meergenoemden Michiel Loutermans, mr. lintwerker aldaar.
| 193 |