A.F.A.M. Wetzer, 8 augustus 2007
Het perceel waarop dit pand stond vormde samen met de twee linker buurpercelen Hooge Steenweg 9 en 11 één groot kavel van 59 voet (= 16,97 m) breed. Hoewel de drie percelen in de cijnsboeken gelijkelijk ieder voor 1/3 worden aangeslagen, zijn ze wisselend van breedte. Hooge Steenweg 5/7 wordt in het cijnsboek van 1520 aangeduid als het erf van Willem Posteel. In de 15de eeuw was deze invloedrijke Willem ook eigenaar van het buurpand nummer 9. Ook de opvolger Gerrit van den Broeck heeft banden met het buurpand. Hij verkoopt in 1544 het stenen huis met erf en achterhuis, waarin een brouwgetouw stond, aan Frans van der Cammen. In 1553 is het verhuurd aan Goyaert van Goch, die voor 5 schouwen en het brouwgetouw moet betalen. In 1597 komt het pand in handen van de beroemde luitenant Gerard Abrahams, alias Lekkerbeetje. Hij was een vermogend man, zo blijkt uit zijn testament dat na zijn roemruchte dood bij de slag op de Vughterhei werd opgesteld. Hij bezat onder andere vijf rijpaarden en twee 'wagenperden metten wagen'. Deze zullen op het achtererf, bereikbaar via een brug over de Binnendieze, gestald zijn. Het grote pand is geheel onderkelderd en geeft een indeling in een voorhuis met vast achterhuis te zien. De linker zijmuur behoort tot het vroeg 14de-eeuwse buurpand, waartegen het later is aangebouwd. De achtergevel en de rechter zijmuur lijken gelijktijdig in de 15de eeuw te zijn gebouwd. Aan de rechter zijde is het huis tegen het oudere buurhuis aangebouwd. Het achterhuis kreeg toen, in tegenstelling tot het voorhuis, een eigen bouwmuur. Mogelijk is er een faseverschil in het voor- en het achtergedeelte van de rechter zijmuur. In 1929 is de zolderverdieping van het hoge, drie bouwlagen tellende pand gesloopt. De tekeningen van de gesloopte kap wijzen | 165 |
op een bouw in de 15de eeuw. De aanwezigheid van enkele consoles met acanthusbladversieringen plaatsen de moerbalken met kinderbinten in de tweede helft van de 16de eeuw. Achter het pand heeft een 16de-eeuws vrijstaand achterhuis gestaan, dat onderkelderd was. Tussen dit smallere achterhuis en het hoofdpand zal een toilet geweest zijn. De voorgevel is nog de middeleeuwse natuurstenen gevel, die in de 19de eeuw gepleisterd is. | 166 |
BeschrijvingAlgemeen:Het pand aan de noordoostzijde van de Hooge Steenweg is gelegen op een rechthoekig perceel. Dit perceel maakt als onderdeel van een breder perceel deel uit van een zeer vroege verkaveling uit de twaalfde eeuw. Het gebouw heeft een middeleeuwse oorsprong en is tegen het nog oudere buurpand Hoge Steenweg 1-3 aangebouwd. Het gebouw bestaat uit een voorhuis met vast achterhuis. Het voorhuis omvat vier niveau’s: kelder, begane grond en twee verdiepingen onder plat dak. De Middeleeuwse kap is in 1929 gesloopt. Het achterhuis heeft vijf niveau’s: kelder, begane grond en drie verdiepingen. Ook hier is de oude kap in 1929 gesloopt.Voorgevel:De voorgevel is een gepleisterde lijstgevel met op de begane grond een moderne winkelpui. De kroonlijst is in 1929 tot stand gekomen. In dat jaar is de kap gesloopt, daarmee is het bovenste deel van de gevel verloren gegaan. Het eersteeen tweede verdiepingniveau zijn voorzien van vier vensterassen. De moderne T-vensters hebben een stolpend onderraam. Onder de vensters bevindt zich een cordonband. De gevel is afgesloten met een eenvoudige lijst en een uitstekende, geprofileerde bakgoot. Naar verluidt gaat achter de huidige gevel ter hoogte van de eerste verdieping nog een zeventiende-eeuwse zandstenen voorgevel schuil.Linkerzijmuur:Uit de gegevens in het werkarchief van de gemeente ‘s-Hertogenbosch, afdeling BAM is af te leiden dat de linkerzijmuur Middeleeuws muurwerk bevat.Rechterzijmuur:Uit de gegevens in het werkarchief van de gemeente ‘s-Hertogenbosch, afdeling BAM, is op te maken dat de rechterzijmuur een gemeenschappelijke muur is die in oorsprong als linkerzijgevel van het rechterbuurpand Hoge Steenweg 1-3 dienst deed. De muur bevat dertiende- en/of veertiende-eeuws muurwerk.Achtergevel:De achtergevel van het achterhuis is vanaf de openbare weg niet zichtbaar. Een opmetingstekening in het werkdossier van de afdeling BAM laat zien dat de achtergevel een lijstgevel is. Deze gevel heeft op verdiepingniveau twee vensterassen. De T-vensters op de tweede en de derde verdieping zijn voorzien van schuivende onderramen. De vensters op de eerste verdieping hebben draairamen. Alle kozijnen zijn getoognageld. De vensteropeningen zijn aan de bovenzijde voorzien van een, vermoedelijk | 1 |
steens, rollaag. Rechts in de gevel is op tweede verdiepingniveau een klein toiletraam aanwezig. In de gevel is een aantal gevelankers aanwezig. In het werkdossier wordt vermeld dat de oorspronkelijke trapgevel tijdens het slopen van de kap verloren gegaan is.Interieur:Uit het werkdossier blijkt dat het voor- en achterhuis onderkelderd zijn. In 1963 zijn de tongewelven gesloopt ten behoeve van een betondek. Het voorhuis is voorzien van een laat-middeleeuwse samengestelde balklagen, vier balkvlakken diep. Op de begane grond en de eerste verdieping zijn eiken moerbalken en kinderbinten aanwezig. De eiken moerbalken op de tweede verdieping zijn voorzien van vier laat zestiendeeeuwse consoles met acanthusbladmotief en vernieuwde grenen kinderbinten. De laat-middeleeuwse samengestelde balklagen in het achterhuis bestaan uit eiken moerbalken en kinderbinten. De moerbalken vertonen sporen van verdwenen muurstijlen, korbelen en sleutelstukken. In het pand bevinden zich enkele negentiendeeeuwse plafonds en een aantal betimmeringen. Het stucwerkplafond op de begane grond is over de eerste twee balkvlakken voorzien van een zeer rijk gedecoreerd, vroeg negentiende-eeuws stucwerkplafond.Redengevende omschrijvingHet pand heeft monumentale waarde vanwege de gevels, de bouwmassa, de situering en als ensemble. In het pand zijn constructies en interieurafwerkingen aanwezig die van bouw- en kunsthistorische waarde zijn. Het pand heeft tevens cultuurhistorische waarde. | 2 |
G. v. Vugt68. "De gulden Son". Een gestucadoorde zon zit nog in het plafond. Dit Huis is omstreeks 1600 eigendom geweest van den bekenden "Lekkerbeetjen". | 24 |
Nos 5 en 7 In eene Bossche Schepenakte van 20 April 1507 (Reg. n° 101 f. 161) worden als achtereenvolgende eigenaren van dit huis vermeld:
1°. Arnd van Poeldonck;
2°. Elisabeth, weduwe van Willem Back, den zoon van Mathijs van den Melisgrave en hare mede-erfgenamen;
3°. Gerrit van den Broeck;
| 539 | ||||||||
4°. Daniel van der Cammen.
Daarentegen wordt in eene Bossche Schepenakte van 4 December 1544 (Reg. n° 167 f. 75 vso) gezegd, dat dit huis was domus lapidea et area quondam Willelmi de Posteel, sitae in vico Orthensi infer domum lapideam quondam Arnoldi Ysbouts ex uno latere et inter hereditatem quondam Henrici die Hoessche, institoris, ex alio latere. Neemt men echter in aanmerking, dat in eerstgemelde akte Henrick Back, die eigenaar was van een ander huis gezegd werd te zijn de zoon van Willem Posteel, dan wordt de tegenstrijdigheid in opgave van eigenaars voldoende opgelost.
In de akte van 1544 wordt verder van het hierbedoeld huis gezegd, dat Gerrit van den Broeck het erga Wolterum de Middegael 1) dudum acquiserat; deze zal dan geweest zijn een der mede-erfgenamen van genoemde weduwe Willem Back.
Voorzegde Gerrit van den Broeck, die een zoon was van Henrick 2) had deze kinderen: a. Henrick, priester; b. Katherijn; c. Margriet, de huisvrouw van Jan, den zoon van Jan Dirckszn van Herssel genaamd van Oerle; d. Heylwich, huisvrouw van Dirck Hagens Gerardszn; e. Lysbeth, de huisvrouw van Claes van Goch Arndszn en f. Dircksken, de echtgenoote van Daniel van der Cammen Willemszn. De sub a, b, c, d en e genoemde kinderen deden afstand van hun recht op het hierbedoeld huis ten behoeve van dat sub f, waarna die dochter en haar genoemde man, welke toen te Antwerpen woonden, daarvan den voorlaatsten Juli 1511 (Reg. n° 105 f 375) afstand deden ten behoeve hunner sub c genoemde zuster en en schoonzuster Margriet; het werd alstoen gezegd te zijn een huis met erf en achterhuis, staande tusschen dat van Jan Brantz Janszn, wijntavernier (vinitor), Marktwaarts ex uno en dat van Tilman van den Broeck, ex alio.
| 540 | ||||||||
Genoemde Margiet van den Broeck maakte eene fundatie, tot bekostiging eener waskaars, die ontstoken moest worden als het H. Sacrament opgeburcht werd onder de Mis, die gecelebreerd werd in het koor der H. Anna van de Minderbroederskerk te den Bosch, welke fundatie aanvaard werd door de Dekenen van het Gilde of broederschap van St. Anna, in gemeld koor gevestigd (Akte van 1544 Reg. n° 167 f. 76 vso) 3). De uitvoerders van het testament van meergenoemde Margriet van den Broeck verkochten 4 December 1544 (Reg. n° 167 f. 76) het hierbedoeld huis met het in het achterhuis daarvan zich bevindend blandgetouwe aan Frans van der Cammen Danielszoon, die blijkbaar een zoon was van voornoemden Daniel van der Cammen Willemszn en diens huisvrouw Dircksken van den Broeck.
Frans van der Cammen voorzegd verkocht dit huis 2 Juni 1554 (Reg. n° 183 f. 513) weder aan Frans Havens Dirckszn, wiens weduwe Adriana van Gameren 4) het 3 April 1597 (Reg. n° 248 f. 157), als wanneer het gezegd werd te staan tusschen het huis, dat voorheen was van Adriaan van Kerkwijk, Marktwaarts ex uno en dat van Heylwig wed. van Henrick Danckarts ex alio en zich achterwaarts uit te strekken tot aan de Dieze, aan Robbrecht van Bruheze 5) ten behoeve van Gerard, den zoon van Abraham van Houwelingen, locum tenens Domini de Grobbendonck et capitaneus unius cohortis eqidtum. Deze was de in den Tachtigjarigen oorlog onderden bijnaam van Lekkerbeetje bekend geworden ritmeester der
| 541 | ||||||||
Curassiers. Omtrent zijne familie komt in de Bossche Schepenregisters het volgende voor: Gerard of Gerrit van Houwelingen had (zie o.a. Reg. n° 190 f. 444) de navolgende zonen:
I Mr. Jacob van Houwelingen, hiervoren sub a genoemd, was in 1544 reeds dood en had tot vrouw Hillegonde van den Wiel Arnoldsdr; zij bezaten een deel in eene bouwhoeve te Enschot, dat zij in 1531 overdroegen aan Cornelis van den Wiel, den broeder der vrouw. (Reg. n° 140 f. 284). Hunne kinderen waren:
II. Erasmus van Houwelingen, hiervoren sub b vermeld, kocht toch in 1558 van Jan van Doerne, verver, zoon van Godefridus van der Beersdonck, als man van Wilhelma, eerst weduwe van Andries Kyrymiri en daarna van Mr Jan Dibbout, basconter of groefsanger in de St. Janskerk te den Bosch en dochter van Martinus van der Hulst, bakker en Elisabeth, een huis, staande in de Ververstraat aldaar, tusschen het huis van Philip Potteye Marktwaarts en dat, hetwelk voorheen was van Jasper de Cangieter ex alio en zich achterwaarts uitstrekkende tot aan het erf van Leonard, zoon van Wouter Alardszn, genaamd Lenert die pellenwever. (Reg. n° 200 f. 241). Hij oefende daarin het beroep van goudsmid uit. In 1567 was hij 43 jaren oud en werd hij toen verdacht Hervormingsgezind te zijn, zooals blijkt uit Prosp. Cuypers t.a.p. blz. 138, 285 en 423; die verdenking was gegrond, want wegens zijne Calvinistische beginselen week hij van den Bosch uit naar Rotterdam, alwaar hij een werk over penningkunde uitgaf, genaamd: Penningboeck van Dierck VIII tot Hartoch Philips van Bourgondië. Hij huwde N.N., die hem schonk:
Catharina van Houwelingen, de echtgenoote van Dierck van Spoordonck.
| 542 | ||||||||
IIa. Antonius van Houwelingen, hiervoren sub b genoemd, huwde met Luytgardis 's Beckers, daar toch blijkens eene Bossche Schepenakte van 1537 (Reg. n° 153 f. 187, hij), die daarin gezegd werd te zijn Anthonius, filius quondam Gerardi van Hauwelinge, relictusque legitimus Luytgardis, suae uxoris, filiae quondam Godefridi 's Beckers, als zoodanig aan Jan Oems afstand deed van het vruchtgebruik eener grondrente, gaande uit een erf onder Helmond. (In 1544 verleende hij eene grondrente uit eene bouwhoeve onder Moergestel).
Een Anthony Gerritszoon van Houwelingen was blijkens eene Bossche Schepenakte van 1562 (Reg. n° 206 f. 620 vso) sartor en blijkens eene idem van 1576 (Reg. n° 225 f. 417) gehuwd met Catharina, de dochter van Johannes Myszoon, daar toch blijkens die akte gezegde Catharina, weduwe Antonis Gerritszoon van Houwelingen, in laatstgemeld jaar aan Gregoris Dierckszoon van der Meer, raad van den Bosch, voor hare kleinkinderen Gerard en Anthony van Houwelingen, onmondige zonen van Abraham van Houwelingen Anthony Geritszn, tegen eene grondrente 6) verkocht het huis de Gulden leer, staande in de Hinthamerstraat te den Bosch 7).
Of deze Anthony Gerritszoon van Houwelingen dezelfde was als de sub II a genoemde Antonius van Houwelingen dan wel de zoon van den sub I a genoemden Gerard van Houwelingen, valt niet meer met zekerheid uit te maken. In elk geval was laatstbedoelde Anthony Geritszoon van Houwelingen de vader van Abraham van Houwelingen en deze weder de vader van a. Gerard van Houwelingen, bijgenaamd Lekkerbeetje en b. Anthony van Houwelingen 8). Abraham van Houwelingen stierf blijkbaar vroegtijdig, vermits 31 December 1579 voor zijne
| 543 | ||||||||
hiervoren genoemde zonen optraden hunne voogden, zijnde Thomas Willemse, Rudolf Noppen en Robrecht van Bruheze 9). De lotgevallen van zijnen zoon Gerard Abrahamszn van Houwelingen, bijgenaamd Lekkerbeetje 10), zijn genoegzaam bekend om ze hier nog te behoeven mede te deelen. (Men zie o.a. Taxandria V p. 30 en vlgd, alsmede de aldaar aangehaalde werken; id. IX p. 109 en vlgd en het Tijdschrift Noordbrabant 1853 p. 1 en vlgd.) Diens vrouw was Maria Loicx 11), die hem deze kinderen schonk: 1° Abraham van Houwelingen, die het huis de Gulden Zon erfde en den 9 December 1613 (Reg. n° 339 f. 121 vso) eene grondrente overdroeg aan het Predikheerenklooster te 's Hertogenbosch onder conditie ende laste, zoo staat in de daarvan opgemaakte Schepenakte, dat de conventualen des voors. conventie gehouden ende verbonden sullen wesen (ten respecte deser voorgaende transpoorte) ten eeuwigen dagen in de kercke deszelfs convents alle jaer opten feestdach van St. Agatha der Maget te celebreren een jaergetijt van singende misse van requiem met commemoratie in de vigilien ende commendatie op het graff, naer die voirs. sielmisse ende dit voor die ziele van den voors. Geerarden Abrahams van Houwelingh, inne synen leven lieutenant van eene compagnie pertvolck ofte ruyters onder 't gebiet van den Heere baron van Grobbendoncq, gouverneur deser stadt 's Hertogenbosoh, ten dienste van Hunne Doorluchtichsten Hoocheden als her-
| 544 | ||||||||
togen van Brabant in eene batalie tot defentie van de Catholicque religie tegensdie Franchoyssen opte Vuchterheyde op Sinte Agatadach anno duysent ende sesshondert doot gebleven, mitsgaders voor de ziele van Juffrouwe Maria Loicx, sijne huysvrouwe zal. Ende dit conformel. sekeren accorde commissoriaal tusschen den voors. Abraham van Houwelingen ter eenre ende Adrianen van Olmen, wittich weduwe der voors. Joffrouwe Maria Loicx ter anderen syden den elften Aprilis anno 1611 gemaect, soo de voors. Abraham van Houweling verclaerde. De reden waarom deze grondrente onder den daarbij vermelden last aan de Predikheeren van den Bosch verleend werd was, omdat Lekkerbeetje met zijnen broeder Anthony en drie ruiters, welke, evenals hij, in den slag van Lekkerbeetje sneuvelden, in de kerk van hun klooster begraven werden, zooals wij op blz. 212 reeds zagen.
Abraham van Houwelingen, hiervoren onder 1° bedoeld, was, zooals in eene Bossche Schepenakte van 13 November 1624 vermeld staat, ruyterman onder de compagnie cuyrassiers des heere Marquis de Belvidere ten dienste van Zyne Con. Majesteit van Spaingnen. Hij erfde van zijnen vader het huis de Gulden Zon, dat, tijdens dat hij het bezat, omschreven werd als een huys, erve, ledige plaetsche ende achterhuys, gemeynlijk genoempt de Gulde Sonne, gestaen ende gelegen binnen der stadt 's Hertogenbossche in de Orthenstraet ter plaetsche genoempt den Hooghen Steenwech; hij verkocht het 28 Juni 1617 aan Jan van Niel. Zijne vrouw was Johanna van den Broeck, weduwe van Johan van Mill, luitenant der Curassiers onder Anthony Schetz, baron van Grobbendonck en in 1605 door Albert en Isabella in den adelstand verheven 12), (wien zij deze kinderen had geschonken, die gedoopt werden in de St. Jan te den Bosch: Jan 5 Juli 1603 en Henrick 20 Febr. 1605); in 1624 was zij reeds dood; zij had hem drie kinderen gebaard (Taxandria XV p. 62).
| 545 | ||||||||
2°. Jan van Houwelingen, die jong gestorven schijnt te zijn, omdat zijn broeder Abraham reeds in 1613 gezegd werd te zijn de eenige zoon van Gerard Abrahamszoon van Houwelingen.
Anthony van Houwelingen, de broeder van Gerard Abrahamszoon, bijgenaamd Lekkerbeetje, die evenals deze in den zoogenaamden slag van Lekkerbeetje sneuvelde, was korporaal onder Antony Schetz, baron van Grobbendonck, en huwde Beatrix van den Sande, welke hem de navolgende kinderen schonk, die in 1612 nog minderjarig waren, daar toen toch voor hen als voogden optraden Jan van den Sande, meier te Santhoven en Willem Dachverlies:
1°. Abraham van Houwelingen 1607 oud 19 jaren, h. Anna, dochter van Clemens Janszoon en Henricken, de dochter van Dionysius van Vladeracken Arndszoon.
2°. Antonie van Houwelingen, h. Antonisken weduwe van Adriaan Franszoon van Oirt. 13)
3°. Emanuel van Houwelingen, stierf kinderloos.
4°. Anna (of Tanna) van Houwelingen, h. met den koningsgezinden kapitein Adriaan van Olmen, weduwnaar van hare moei Maria Loicx. Zij schonk hem deze kinderen: Beatrix, Anna Maria, Antonia, Jan Carel en Philips van Olmen.
5°. Elisabeth van Houwelingen, h. met den kapitein Piamerck.
Jan van Niel, die als voorzegd 28 Juni 1617 (Reg. n° 290 f. 118 vso) het huis de Gulden Zon kocht, was de zoon van Quirijn van Niel Rutgerszn en van diens eerste vrouw 14) Emken, dochter van Herman Ooms en Elisabeth, de dochter van Nicolaas Marceliszoon, (welke Elisabeth later de huisvrouw was van Andries, den zoon van Jan 's Lants van Ludick. (Reg. n° 253 f. 363).
| 546 | ||||||||
Zijne eerste vrouw was Johanna van den Broeck Anthonisdochter, van wie hij deze kinderen had: Geertruid, huisvrouw van Guilliam d'Angelis (denkelijk Henrickszoon, zie Reg. n° 660 f. 494); Nycolaes; Anthony en Jenneken; zijne tweede vrouw was Jenneken Toelinck of Tholinck, dochter van Roeland Aertszn en Anneken, de dochter van den chirurgijn Jan Voss Andrieszoon, die hem o.a. deze kinderen schonk.
a. Elisabeth, gedoopt te den Bosch 19 Maart 1620, huwde aldaar 11 Februari 1645 met Dirk van Bree, afkomstig van Aken, die te den Bosch wijnkooper werd en de stamvader is geworden van de Bossche bankiers- en glasblazersfamilie van Bree; b. Quirinus, gedoopt alsvoren 22 November 1624; Jacomina Ruysch Geerlingsdr was zijne vrouw; c. Johan, die volgt; d. Anna, gedoopt te den Bosch 19 October 1626; zij schonk aan de kinderen van Govert van Ceulen en hare moeizegster Johanna van Niel de helft in de huizen het Wit Lavoir en St. Franciscus, staande aan den hoek der Markt en Kolperstraat te den Bosch; e. Rolandus, gedoopt aldaar 23 Maart 1631; f. Johanna, gedoopt te den Bosch 7 Juni 1628, erfde met een harer broeders het huis de Gulden Zon, waarvan zij hare helft 13 September 1698 aan haren moeizegger Johan Quiryn van Niel verkocht (Reg. n° 511 f. 164).
Johan van Niel laatstgenoemd werd 3 Augustus 1633 te den Bosch gedoopt, alwaar hij koopman werd en 9 December 1657 huwde met Maria Nieuhoff, die hem o.a. deze kinderen schonk:
| 547 | ||||||||
Genoemde Bernardus Judocus van Niel 16) erfde van zijnen vader het huis de Gulden Zon, dat hij 31 October 1732 (Reg. n° 556 f. 71) verkocht aan Theodora Steenmans weduwe van Michiel Kippings, woonachtig te den Bosch; het werd in de daarvan opgemaakte akte omschreven als: huis met erf, pakhuis en stalling, genaamd de Son, bewoond door Martinus van den Heuvel, staande aan den Hoogen Steenweg tusschen het huis der Wed. van den Endepoel ex uno en het huis, bewoond door den heer Stakenburg, ex alio, en zich uitstrekkende met eene brug over de Dieze tot achter Tolbrug, verkooper aangekomen van zijnen vader Johan Quiryn van Niel, die het erfde van zijne voorouders. Thans is dit huis de ijzerwinkel der firma George van Vugt.
| 548 |
Noten | |
1. | In eene Schepenakte van 1545 (Reg. n° 170 f. 143 vso) wordt melding gemaakt van een transport van Wouter van Middegael, die tot kinderen had: Goyart, (over wien men zie Deel II p. 420), Dirck en Ermgard. |
2. | Over de familie van den Broeck, zie men M. Balen Beschr. van Dordrecht p. 1232. |
3. | Men zie over een dergelijke broederschap p. 265 hiervoren. |
4. | In 1521 compareerden voor Schepenen van den Bosch Christoffel van Gameren en zijne vrouw Engela, dochter van Jan Michiels. |
5. | Hij was een zoon van mr. Peter van Bruheze, doctor in de medicynen en Elisabeth N., (die na doode van haren genoemden man hertrouwde met mr. Cornelis Becx, rentmeester van den Graaf van buuren en zoon van Jan Becx en Jeanne de Weert gezegd Sweerts). Zijne vrouw was Willemken, dochter van Jan Aertszoon. In 1653 werden Daniel Gijsbertzn van Zutphen en Elisabeth van Zutphen, echtgenoote van Henrick van Susteren, gezegd te zijn de kleinkinderen en erfgenamen van Robbrecht van Bruheze. |
6. | Men zie hierover het Tijdschrift van Sassen voor Noord brab. Gesch., Taal- en Letterkunde III p. 49. |
7. | Anthony Gerritszn van Houwelingen had dit huis 3 Maart 1543 gekocht van Jan, den zoon van Dirck Janszn van Waelre (Reg. n° 166 f. 260) |
8. | Taxandria IX p. 116. |
9. | Nieuwe Catalogus der Oorkonden van het Prov. Genootschap van Kunst, en Wetensch. in N.- Brabant p. 89. |
10. | Zijn bijnaam Lekkerbeetje leeft nog voort in eene straat van den Bosch en denkelijk ook nog in de Lekkerbeetjenskamp, zijnde een perceel weiland, gelegen te Herve onder Orthen en begrensd Noordwaarts door eenen openbaren weg. Cornelis van Meerwijk verkocht in 1748 de helft van dezen kamp, die hij geërfd had van zijne ouders, aan Hendrik van Meerwijk, wonende te Orthen; de wederhelft werd toen gekocht door Johan Schillen en Peter van Someren. |
11. | Zij hertrouwde na zijnen dood met den kapitein Adriaan van Olmen. In het jaar 1528 komt voor Adriaan, zoon van Laurentius Loicx, als eigenaar van land in het Bossche veld. |
12. | Taxandria XXI p. 41, alwaar ook nog blijkt dat hij geboortig was van Cuyk. |
13. | Reg. n° 278 f. 255 vso. |
14. | Zijne tweede vrouw was Maria van den Broeck, dochter van Lambrecht en Judith van Vlierden, van wie hij had Jaspar, Nicolaas en Judith van Niel. |
15. | Deze hertrouwde na doode van haren genoemden man mei Dr. Johan van Ryckevorsel (Deel 11 p. 49) |
16. | Men zie over zijne familie nog Algem. Nederl. Familieblad IV p. 38 en vlgd. en V p. 81 en vlgd. en Taxandria XIV p. 274 en vlgd. |
2007 |
ErwtenmanDe geschiedenis van een huisBrabants Dagblad, dinsdag 20 maart 2007 | Regio 26 |
1881 | mr. J. van Brakel Schimmel (raadsheer in het gerechtshof) - J.G.M. van Vugt (koopman en ijzerhandelaar) |
1908 | G. Janssen (ijzerhandelaar) - Firma G. van Vugt (ijzerhandel) - L. van Vugt (ijzerhandelaar) - wed. George van Vugt-v.d. Bosch |
1910 | G.M.J.P. Janssen (fa. van Vugt) ijzerhandelaar |
1928 | J.G.H. Janssen |
1936 | Jan Janssen (magazijn voor huishoudelijke artikelen) |
1943 | G. Kooijman (bedrijfsleider) - G. Kooijman ('HAWEKO' huishoudelijke artikelen) |
1910 | M.J. Hirdes (fabrikant) |
1928 | A.A. Bastiaans - N.H. Benninga - A.H. Sloof - A. Verhagen |
1943 | W.M.D. Brink (Hoofdopz. N.A.D.) - Fr. Brouwer (werkmeester N.A.D.) - E. Furth (kantoorbed.) - C.J.P.M. Janssen (schrijfster Prov. Griffie) |