M. Bimmel
In 1499 koopt de invloedrijke Dirk van Hedel het toen als 'leeg erfgoed of huisplaats' omschreven goed. Waarschijnlijk wordt ermee bedoeld het huis met een onbebouwd erf ernaast, dat nu bekend staat als de Ruischepoort. Uit het cijnsboek van 1520 blijkt dat op de poort een hertogcijns rust. De breedte van het perceel bedraagt namelijk 40 voet (= 11,50 m), wat precies de breedte van het huis inclusief de poort is. Dirk moet ook betalen voor een keldermond. Deze is nog in de huidige kelder aantoonbaar. Verder is in de cijnsboeken sprake van een stuk grond van 41 voet aan de overzijde van het water. Dit is waarschijnlijk het overig leeg erfgoed ('reliqua vacua hereditas'), waarvan in 1499 sprake is. Hier moeten we het latere Refugiehuis van Mariënhage situeren. In de cijnsboeken is ook sprake van een oliemolen ('domistadium olei') Achter de Tolbrug. Deze (water?)molen was waarschijnlijk over de voormalige stadsgracht gebouwd. In 1545 wordt hetzelfde leeg erf, huisplaats, tuin en verder erf verkocht aan Jan Pynappel. Er is in de verkoopakte sprake van een huis, erf, plaats en ledig erf achter het huis 'De Zon' en van een weg naar dat huis met daaraan negen huisjes. Mogelijk waren beide huizen tegen elkaar aangebouwd, aangezien er in 1563 na de dood van Jan Pynappel gesproken wordt over 'twee huizen onder één dak met ledige plaats'. De huizen blijken dan te zijn verhuurd aan Dirk van Ravesteyn en aan Wouter 'die brouwer'. De familie Van Ravesteyn huurt ook gedeelten van het buurhuis. Dat Wouter er bier brouwde is gezien de naastgelegen brouwerijen niet ondenkbaar. | 172 |
In 1567 wordt het huis, dat zich toen achterwaarts uitstrekte tot een 'galerij of erf', verkocht aan Willem van Loon. Hij wordt in het cijnsboek van 1573 aangeslagen voor een perceel van 40 voet. Het terrein aan de overzijde van de Binnendieze is één voet breder en is van het voorste gedeelte gescheiden. Jan Pynappel had het in bezit. Hij had het verkocht het aan het klooster Mariënhage, dat het op het terrein staande gebouwencomplex in gebruik neemt als refugiehuis. Het huis 'De Pynappel' is geheel onderkelderd. Het heeft een indeling in een voor- en achterhuis, gescheiden door een brandmuur. De voor- en zijgevel zijn zwaar gefundeerd. Het baksteenwerk van de linker zijmuur is in de loop der tijd sterk veranderd, gebruikmakend van hergebruikte steen. Het onderste gedeelte lijkt nog uit de 14de eeuw te stammen. Het huis is in de 16de eeuw verhoogd. De balklagen en kapconstructie dateren nog deels uit die tijd. In een akte uit 1600 wordt het omschreven als 'huys, erve en ledige plaets', dat 41½ voet (= 11,94 m) diep was. Dit was de maat van het voorhuis tot aan de nu nog aanwezige dwarsmuur. | 173 |
BeschrijvingAlgemeen:Het pand bevindt zich aan de oostelijke zijde van de Hooge Steenweg op een smal perceel dat gelegen is op de hoek van de Hooge Steenweg met de Ruische Poort. Het perceel valt binnen de eerste stadsommuring. In archiefstukken wordt het pand op dit perceel vermeld als "De Pijnappel". Het pand heeft een indeling bestaande uit een voorhuis en een achterhuis en omvat een kelder, een begane grond, een verdieping en een zolder. Het pand is met de twee buurpanden ter rechterzijde samengevoegd. Alle drie de panden hebben in het midden van de 20ste eeuw een nieuwe trapgevel gekregen. Achter het pand bevindt zich een binnenplaatsje met een moderne aanbouw in hergebruikte stenen, waarachter zich nóg een mo-derne aanbouw bevindt.Voorgevel:Deze neo-gotische trapgevel is in het midden van de 20ste-eeuwse gebouwd naar een ontwerp van de architect H.W. Valk. De gevel is gemetseld in handvormstenen en voorzien van tufstenen banden ter hoogte van de vensters. De gevel heeft drie vensterassen, een voordeur ontbreekt. De vensteropeningen op de begane grond hebben een rollaag en een hardstenen onderdorpel die is opgenomen in de natuurstenen plint van de gevel. De linkeropening is verkleind. De vensters hebben een stolpend onder- en een vast bovenraam. De vensteropeningen op de verdieping en de zolder zijn kleiner, maar aan elkaar identiek. De openingen hebben een gedrukte korfboog met verdiept boogveld opgevuld met siermetselwerk en een rollaag aan de onderzijde. De stolpvensters hebben twee achtruits ramen. Aan weerszijde van de kleine vensteropening in de top van de gevel is een op zijn punt gedraaid vierkante stukken tufsteen geplaatst, die aan de schuine bovenzijden voorzien zijn van een halfsteens rollaag. In de top van de gevel is een sieranker toegepast. Bovenop de geveltop zijn pinakels geplaatst, welke geïmiteerd laatgotisch zijn. De trappen van de gevel zijn opengewerkt met vierkante uitsparingen.Linkerzijgevel:De zijgevel is opgetrokken met gescharreerde kloostermoppen. De gevel bevat sporen van drie bouwfasen. De begane grond en een gedeelte van de eerste verdieping zijn 14de eeuws, daarboven bevindt zich een nieuwere laag metselwerk (rond 1600). De herstellingen van de dagkanten van de vensters zijn in de 20ste eeuw uitgevoerd. De muur verjongt net boven de eerste verdiepingsvloer. De vensters in de gevel zijn voorzien van vernieuwde vensters, rollagen en houten onderdorpels. Het linker van de twee vensteropeningen op de begane grond is mo- | 1 |
dern en kleiner uitgevoerd. De vensters hebben op dit niveau een twee stolpende onderramen (2x4) met een geprofileerde stolpnaald en een vast bovenlicht (4x3 respectievelijk 4x4). De vier stolpvensters op de eerste verdieping zijn aan elkaar identiek, bevatten twee ramen (2x4) en hebben een geprofileerde stolpnaald. Net boven het maaiveld zijn vier ventilatieroosters onder een rollaag aanwezig. Vermoedelijk waren dit in de oorspronkelijke situatie kelderlichten. De gevel bevat naast vensters een aantal gevelankers en een doorbraak ten behoeve van een moderne loopbrug over de Ruische Poort. De goot is een bakgoot op gootklossen. Naast deze gevel wordt de open binnenplaats gescheiden van de Ruische Poort door een 20ste eeuwse steens muur met een historiserende poort. Deze stenen muur is voorzien afgesmeerde rollaag waaronder zich een lijst van smalle muuropeningen bevindt. Achter de muur bevindt zich een binnenplaatsje met een modern gebouw gemetseld met hergebruikte bakstenen. In het muurwerk van dit bouwdeel bevinden zich drie gevelopeningen met moderne stolpvensters.Rechterzijmuur:Deze zijmuur is een gemeenschappelijke met nummer 29. Deze muur verjongt op de overgang van de eerste- naar de tweede verdieping.Achtergevel:De veertiende-eeuwse achtergevel van het pand, een trapgevel, gaat deels schuil achter het in hergebruikte bakstenen gemetselde bouwdeel aan de achterzijde van het pand. De trappen zijn minimaal opengewerkt en afgedekt met een rollaag. De gevelindeling op de begane grond is uit het zicht door de aanwezigheid van een muur op de linker perceelsgrens achter het pand. Op de eerste verdieping zijn twee vermaakte vensteropeningen onder een halfsteens korfboog zichtbaar. Het boogveld is gevuld met siermetselwerk in een diagonaal patroon. Eenzelfde vensteropening bevindt zich op het zolderniveau. De vensters zelf zijn modern, één is uitgevoerd als stolpvenster met bovenlicht, de overige hebben een onderraam (3x3) en een bovenlicht (3x1). In de gevel is een aantal eenvoudige gevelankers zichtbaar.Interieur:Naar gegevens van de BAM is het oorspronkelijke tongewelf van de kelder onder het voorhuis vervangen door een moderne houten balklaag. Mogelijk is het oorspronkelijke tongewelf van de kelder onder het achterhuis behouden gebleven. Zowel het voor- als het achterhuis bevat samengestelde balklagen. De oorspronkelijke moerbalken van de eerste verdiepingsvloer zijn voorzien van laatgotische (wellicht 16de eeuwse) sleutelstukken. Op een later moment zijn enkele onderslagbalken aangebracht. In het achterhuis zijn de oorspronkelijke binderbinten bewaard gebleven in tegenstelling tot het voorhuis waar deze balken allemaal zijn vernieuwd. Op de verdiepingen bevinden zich enkele stookplaatsen en rookkanalen tegen de zijmuren. De kapconstructie heeft jukspanten met hanebalken en blokkeels. De sleutelstukken onder de moerbalken van de zoldervloer zijn vermoedelijk later aangebracht. | 2 |
Redengevende omschrijvingHet pand aan de Hooge Steenweg heeft monumentale waarde vanwege de gevels, de bouwstijl, de bouwmassa en de situering. Het pand heeft bouw- en kunsthistorische betekenis vanwege de belangwekkende balklagen en kapconstructies, de aanwezigheid van structuurbepalende en historische kelders, de aanwezigheid van een historische interieurindeling en oorspronkelijke interieurelementen. De sociaal- en cultuurhistorische betekenis is groot, het pand is representatief voor de ontwikkeling van de stad ‘s-Hertogenbosch en heeft een belangrijke opdrachtgever, bouwheer en/of ontwerper. | 3 |
M. L. v. Bergen56. "De Pijnappel" anno 1607. Anderhalve eeuw geleden een apotheek. | 24 |
No 31 Aangaande dit huis, dat aan den hoek van den Hoogen Steenweg en de Ruysche poort staat, komt in de Bossche schepenakte van 6 Februari 1545 (Reg. n° 170 f. 99) het volgende voor 1):
Eerst had Catharina Monicx, dochter van mr. Jan Monicx den oude 2) en Adriana Pylyser en weduwe van Roelof de
| 581 |
Bever 3) Roelofszn 4), afgestaan aan de kinderen, die zij van haren genoemden man had, zijnde: Katharina, Mechteld, Adriana, Elisabeth, Jan en Hector de Bever, het vruchtgebruik van het vierde van een erf, gelegen aan de Orthenstraat tusschen het logement de Roos ex uno en het erf van den schoenmaker (calcifex) Jan Degens 5) ex alio en van andere erven, aldaar gelegen aan de straatzijde en de overzijde der Dieze; daarop hadden Katharina en Mechteld de Bever voornoemd; Henrick van Uden als man van voornoemde Adriana de Bever; Wouter de Jeger als man van voornoemde Elisabeth de Bever; Jan en Hector de Bever voornoemd, zoomede voornoemde Catharina Monicx wed. de Bever, Jan en Geertruid, kinderen van Willem Monicx 6), den zoon van genoemde echtelieden Monicx; de kinderen 7) van mr. Jan Monicx Junior, zoon van diezelfde echtelieden Monicx; Jan 8) en Arnd 9), zonen van voornoemden mr. Jan Monicx den oude en diens tweede echtgenoote Yda (van Erp Arendsdr.); Arnd de Jode, heer van Hardinxveld, als man van Margaretha en Arnd Monicx Maartenszn 10) als man van Mechteld, dochters van laatstgenoemde echtelieden Monicx, voorbedoelde erven in hun | 582 |
geheel, welke alsnu gezegd werden te zijn: vacua hereditas, domistadium, ortus et reliqua hereditas, verkocht aan Dierck van Hedel, den zoon van Jacob Willemszn en vervolgens had Frans van den Cammen als man van Katherina, dochter van mr. Godefridus Tengnagel en Catharina, de dochter van genoemden Dierck van Hedel, 6 Februari 1545 (Reg. n° 177 f. 99) meerbedoeld ledig erf of domistadium, dat alstoen was huis, erf en ledige plaats, genaamd de Zon, verkocht aan Jan Pynappel Willemszn den oude, die gehuwd was met Catharina van Hedel, de dochter van Jacob, den zoon van Dierck van Hedel voornoemd, waarna in gezegde acte nog vermeld staat, dat genoemde Jan Pynappel, tengevolge van zijn huwelijk, van Dierck van Hedel laatstgenoemd erfde 1/5 in een huis, erf, plaats en ledig erf, staande en gelegen aan (zal geweest zijn nabij) de Orthenstraat, (thans genaamd de Hooge Steenweg,) tegenover de Vischstraat achter het voormeld huis de Zon, toebehoorende aan Frans van der Cammen en wel aan de overzijde van het water tusschen het erf van Aleid (van den Bosch) weduwe van Zeger (Jan) Goijartszn (van Hedel) en hare kinderen ex uno en het straatje van Best (ex alio) en strekkende van af dat water tot aan de Dieze; item in eenen weg, loopende vanaf de Orthenstraat (d.i. de Hooge Steenweg) tot aan gezegd huis, erf, enz.; item in negen huisjes, staande bij gezegd straatje; het overig 4/5 in die onroerende goederen kocht hij 6 Mei 1544 (Reg. n° 164 f. 224) van zijne zwagers Gielis, Goeswijn, Jan en Gijsbert van Hedel; deze goederen waren het latere Refugiehuis van het klooster Marienhage te Woensel, zooals reeds is medegedeeld in Deel I p. 152. Naar zijnen nieuwen eigenaar, Jan Pynappel voornoemd, kreeg het huis de Zon den naam van de Pijnappel.
Toen hij was komen te overlijden verkocht zijne voorzegde vrouw 4 Maart 1563 (Reg. n° 209 f. 238) dat huis, hetwelk alstoen omschreven werd als: twee huizen onder één dak, eertijds de Zon, nu de Pijnappel genaamd, met eene ledige plaats daarachter gelegen, staande tusschen het huis
| 583 |
de Roos, toebehoorende aan de kinderen van wijlen Zeger, den zoon van Jan Goijartszn van Hedel, en Yda van Bree Zegersdochter, ex uno en het huis, eertijds toebehoorende aan den schoenmaker (calcifex) Jan Deghens, nu aan den bierbouwer Wouter Janszn van Uden, een gang met poort tusschen beide liggende, ex alio, van welke huizen toen het een in huur was bij Dirck Everardszn van Ravesteyn en het ander bij Willem die brouwer, - aan den tingieter (stagnifusor) Peter, den zoon van wijlen Joost Marceliszoon. Het verkochte werd echter 14 December 1564 vernaderd door Jan Pynappel Willemszn den jonge, (broeder van Jan Pynappel den oude meergenoemd).
Jan Pynappel de jonge huwde tweemaal: 1° Maria Colen Jacobsdr van wie hij had: Elisabeth, echtgenoote van Jan Strick 11), Angela, echtgenoote van Maarten Janszn en Catharina Pijnappel, echtgenoote van Jacob, zoon van Jan Jacobszn; 2° Heylwich, dochter van Willem Oliviers van Berchuysen en weduwe van Laureyns van der Spranghe. Den 20 Juni 1567 (Reg. n° 215 f. 361) verkocht hij het huis de Pijnappel, dat toen, evenals in 1563, gezegd werd te grenzen aan eenen gang, gelegen tusschen dat huis en dat van den bierbrouwer Wouter van Uden Janszn, en zich achterwaarts uit te strekken tot aan eene galerij of erf, - aan Willem van Loon Janszn. Deze en diens vrouw Peterken N. legateerden het aan de kinderen van Jan van Emmerick en diens vrouw Metken van Loon, de zuster van Willem voornoemd, zijnde Jan, Thomasken en Anneken van Emmerick. In 1650 was eigenaar van dit huis Jasper van Emmerick, wijnkooper te den Bosch, die waarschijnlijk een afstammeling was van laatstgenoemden Jan; den 17 Februari van laatstgezegd jaar (Reg. n° 418 f. 41) kocht hij bij dit huis een daarachter gelegen erf en wel van Johan Stappaerts, als gemachtigde van den Prins van Oranje, die toen ook een aldaar gelegen stuk
| 584 |
erf verkocht aan den commissaris Ruysch. Van Jaspar van Emmerick, die 17 Juni 1673 stierf en gehuwd was met Maria van Beugen, werd dit huis geërfd door diens oomzeggers Guiljelmus van der Lagen, Maria van der Lagen, echtgenoote van Hermanus Herle, Catharina van der Lagen en Andries van der Lagen, koopman te den Bosch, broeders en zusters, voor 3/4 en door Andreas van Emmerick voor 1/4. Andries van der Lagen voornoemd kocht 18 Maart 1739 (Reg. n° 559 f. 275 vso) de hem niet toekomende parten in dit huis van zijne voornoemde mede-erfgenamen. Diens vrouw was Maria van Bergen, die na zijnen dood hertrouwde met Francis Bohonek, woonachtig te den Bosch. Laatstgenoemde verkocht 19 Januari 1754 (Reg. n° 575 f. 250) het huis de Pijnappel, dat alstoen omschreven werd als: een huis met erf en pakhuis, staande aan de Orthenstraat tusschen de Ruysche poort ex uno en het huis van Mejuffr. Donckers ex alio en zich achterwaarts uitstrekkende tot aan de Dieze, aan de Weduwe Antony Stapelmans, woonachtig te den Bosch. Den 27 Mei 1789 (Reg. n° 603 f. 71 vso) werd dit huis gekocht door Johannes Moors, wonende op Klein Deuteren en thans is het de lampenwinkel van M.L. van Bergen. Met de beschrijving van dit huis ben ik gekomen aan het einde van mijne rondwandeling door de stad den Bosch en hare Schepenprotocollen.
Wat mij daarbij is gebleken heb ik zoo getrouw mogelijk weergegeven. Toch ontgingen mij eenige druk- en andere fouten. Ik heb die verbeterd in de registers, die aan het slot van mijn werk geplaatst zijn en zoo hoop ik, dat het moge blijken eene betrouwbare bron te zijn voor hen, die zich willen wijden aan de geschiedenis en de topografie van Noordbrabant's hoofdstad.
| 585 |
Noten | |
1. | Blijkens Reg. n° 194 f. 390 was vóór dat Roelof de Bever dit huis bezat. Nicolaas de Heusch eigenaar daarvan. |
2. | Hij was de zoon van Jan Monicx en Gijsberta, de dochter van Jorden Tielkens. |
3. | Hij stierf in 1504. Men zie over hem Deel II p. 67. |
4. | Laatstgenoemde Roelof de Bever had tot vrouw Katherina, dochter van den apotheker Hector Speciers; zie Reg. n° 183 f. 388 vso; wat, in Deel II op blz. 498 3e regel v.b., te beginnen met Walburg en te eindigen met Dicbier, staat is alzoo fout. |
5. | Jan, de zoon van Heymerik Janszn, genaamd Degens verleende in 1477 eene grondrente uit dit huis, thans genummerd Orthenstraat 1. |
6. | Zijne vrouw was Barbara van den Ham. Hun zoon Jan Monicx huwde 1° Margaretha van den Hout en 2° Willelma, dochter van Gerard Rutgerszn, terwijl hunne dochter Geertruid Monicx Jan van Ryswyck tot man had. |
7. | Zij waren Jan Monicx, die huwde 1° Margaretha Pelgrom; 2° Sophia Berewout Rutgersdr; Arnd Monicx, man van Catharina van Gheel; en Adriana Monicx, huisvrouw van Joost van Dalem, heer van Dongen. |
8. | Hij huwde 1° Catharina van der Aelsvoirt; 2° Christina Potter van de Loo. |
9. | Zijne vrouw was Johanna van Haren. |
10. | Deze Maarten Monicx had een broeder Jan Monicx, wiens vrouw was Elisabeth van Boechem. De dochter van Maarten Monicx was Mechteld Monicx, huisvrouw van Nicolaus Spierinck. |
11. | Hunne kinderen waren: a. Elisabeth; b. Anneken, huisvrouw van Jan van den Velde; c. Heylken; d. Elsken, huisvrouw van Willem van de Laer; e. Willem en f. Nicolaas Strick. |
1865 | A.J.N.J. Bolsius (apotheker) - B.H.J.F. Entz (surnum. bij 's rijks-bel.) - G. van Nouhuijs (1e luitenant bij het 5e regiment infanterie) |
1875 | M.L. van Bergen (mr. kopersl. en kopergieter) - wed. L.W. van den Bosch (partikuliere) - mej. A. van Maaren (partikuliere) - J.J. Sweens (firma Sweens van Gulick) koopman in sigaren |
1881 | M.L. v. Bergen (mr. koperslager en kopergieter) - A. van Maaren (partikuliere) - mej. A. van Maaren (partikuliere) |
1908 | M.L. van Bergen (verlichtingsartikelen enz.) |
1910 | M.L. van Bergen (verichtingsartikelen) |
1928 | wed. M.L. van Bergen |
1943 | M.L. van Bergen (R.K. geestelijke) - wed. M.L. van Bergen (Electro-Techn. Bureaux, sanitaire artikelen) |