A.F.A.M. Wetzer, 15 juni 2017
Op de begane grond is één grote winkel. Als je naar de daken kijkt, lijken het twee panden. In werkelijkheid waren het ooit drie huizen. We bezoeken vandaag: Schapenmarkt 1-3. Het hoekpand met de Minderbroedersstraat heette 't Groot Paradijs. Links ervan bevond zich 't Klein Paradijs, terwijl het pandje daarnaast De Regenboog heette. Het is hier de grens van de Markt en de Schapenmarkt. Eén van de oudst bebouwde plekken in onze binnenstad. In de zestiende eeuw woonde Robbrecht de Beeldensnyder in het Klein Paradijs; hij vroeg toen toestemming om een kelder te mogen maken. De namen van de andere panden bestonden toen ook al, want in 1579 bij het begin van het zgn. Schermersoproer stond dit hervormde gilde vóór de Regenboog opgesteld. In de nacht van 5 op 6 mei 1744 ontstond er brand in het hoekpand. Op de zolder lagen steenkolen 'die een verschrikkelijk vuur verwekten'. Het buurpand verbrandde eveneens, want het bevatte 'veel suiker die mede sterk brande'. Eveneens ging De Regenboog in vlammen op: 'de gevel stortte neder, zonder dat iemand gekwetst werd'. De bewoner van 't Groot Paradijs was toen zilversmid Rutger Raben. Of hij wellicht onvoorzichtig met vuur geweest is; we weten het niet. Na de brand worden zijn kinderen ook eigenaar van het verwoeste buurpand. Hierin vestigden zij een katoenwinkel, terwijl in het hoekpand de zilverwinkel gehandhaaft blijft, die later door zijn zoon Henricus Raben geleid wordt. Nog zeker een halve eeuw wordt er zilver gesmeed, want van 1790 tot 1793 is Hendrik Valkenhof hier leerling van Henricus Raben. In 1868 stichtte A. Meijring een winkel. Hij voerde het predikaat 'Hofleverancier' en bezat ook in Tilburg een zaak. Hij is het waarschijnlijk geweest die de verschillende panden tot één winkel samenvoegde. Een dergelijke grote winkel had hij wel nodig, want hij adverteerde niet alleen met 'huis van vertrouwen' maar ook als 'Het huis der duizende kleine dingen'. Prominent boven de toegangsdeur hing het grote schild met het wapen en de tekst 'Hofleverancier'. Na de familie Meijring werd de zaak voortgezet door Van der Kar en later Determeijer. Maar Meijring bestaat niet meer: in het voorjaar van 1971 werd een opheffingsuitverkoop gehouden. Diekman's Lederwaren (met een afdeling sportartikelen) zou daarna volgens berichten in de krant de winkel betrekken. Maar een half jaar later was er een modezaak in gevestigd: Superdam. En een modewinkel is het sedertdien gebleven. Bij een onderzoek in de kelders kwam er een geschilderde gevelsteen met een regenboog tevoorschijn. Deze steen kreeg geen eigen plek op de oorspronkelijke plaats, maar werd gemetseld in een aparte muur met verschillende andere gevelstenen op het parkeerterrein van - toen - de Sociale Dienst in de Doode Nieuwstraat. Daar bevindt zich deze steen nog steeds, maar zou het niet beter zijn als... |
Context(Bouw)historie:Het pand Schapenmarkt 1-3 is een groot gebouw waarin heden een winkel is gevestigd met bedrijfsruimte op de verdiepingen. Het pand bestaat van oorsprong uit drie naast elkaar gelegen huizen. Het linker huis werd in 1520 “de Regenboog” genoemd en het huidige rechter huis was in 1573 verdeeld in “’t Klein Paradijs” (links) “’t Groot Paradijs” (rechts). Waarschijnlijk is die onderverdeling in twee kleine huizen in de 17de eeuw tot stand gekomen. De panden zijn in 1744 tot op de grond toe afgebrand en dateren dus voor het grootste deel van kort na dat jaar. De kelders zijn echter voor een groot deel nog ouder. De kelder onder het linker pand is grotendeels 15de-eeuws, met een straatkelder uit de late 16de eeuw. De rechter kelder is mogelijk ook 15de-eeuws, maar het gewelf is jonger. Rond 1875, toen de drie voormalige huizen zich in hetzelfde bezit bevonden, werd de voorgevel vernieuwd in de vorm van een gepleisterde lijstgevel. Het rechter gedeelte was toen niet meer onderverdeeld in twee huizen. Waarschijnlijk was het geheel nog wel in twee huizen onderverdeeld, maar rond 1900 was dat in ieder geval op de begane grond niet meer het geval. Reeds voor 1904 was er een winkel die zich uitstrekte over de hele begane grond. In de 20ste eeuw werd de winkelpui verschillende malen gewijzigd. Ook de interieurindeling is bij verschillende verbouwingen gedurende de 20ste eeuw ingrijpend gewijzigd, ten bate van het gebruik als kantoor, magazijn, winkel en woningen. In 1931 werd een groot deel van de tussenmuur op de verdiepingen gesloopt. In de zijgevel werden gedurende de eerste drie kwart van de 20ste eeuw verschillende malen nieuwe vensters en vitrines gemaakt. In 1942 werd de kleine plaats achter het linkerdeel van het pand bebouwd.Ligging:Het gebouw is gelegen aan de noordwestzijde van de Schapenmarkt, op de scherpe zuidelijke hoek met de Minderbroedersstraat. Aan beide straten vormen de gevels deel van gesloten gevelwanden.De Schapenmarkt is gelegen in de oude 13de-eeuwse kern van de stad. Vanouds verbindt de straat het historische hart van de stad, de Markt, met de voornaamste uitvalsstraat naar het zuiden, de Vughterstraat. Vroeger was de naam Sadeleerstraat en later Zadelstraat, naar het ambacht van de zadelmakers, die aan deze straat gevestigd waren. Vanaf de tweede helft van de 18de eeuw werd hier de schapenmarkt gehouden, waardoor de nieuwe naam gangbaar werd. Het noordoostelijke uiteinde van de Schapenmarkt, waaraan het onderhavige pand is gelegen heeft een trechtervorm, als geleidelijke overgang van de straat naar het driehoekige marktplein. De Minderbroedersstraat is genoemd naar het klooster, dat aan de noordzijde ervan was gelegen. De straat vormde de toegang tot dit klooster en was in de middeleeuwen met een poort afgesloten. Het perceel waarop het onderhavige complex is gebouwd was van oorsprong veel groter. Net als de andere percelen aan de Schapenmarkt reikte het in de 13de-14de eeuw tot aan de eerste stadsmuur, nabij de huidige Snellestraat. Het perceel omvatte qua breedte Schapenmarkt nrs.1 tot 5. In de volgende eeuwen is het grote perceel stukje bij beetje opgesplitst in kleinere kavels, die achter het onderhavige pand steeds op de Minderbroedersstraat zijn georiënteerd. In de 16de eeuw lag er een steeg tussen de panden nrs.3 en 5 op het perceel van nr.5. Volgens de kadastrale kaart van 1823 was Schapenmarkt 1-3 destijds verdeeld in drie verschillende percelen naast elkaar. De twee rechter zijn later samengevoegd, zodat het pand heden op twee percelen staat (dit wordt ook duidelijk weerspiegeld in de twee kappen en de interne structuur. Het linker perceel grenst aan de achterzijde aan een smalle steeg die naar de Minderbroedersstraat loopt, terwijl het rechter perceel op de hoek, dat nog niet half zo diep is, aan de achterzijde grenst aan Minderbroedersstraat 4. BeschrijvingAlgemeen (hoofdvorm, kap):Het pand heeft een onregelmatige plattegrond, die achter de voorgevel schuin naar links wegloopt, waarvan de zijkanten iets taps toelopen, en waarvan de linker helft verder naar achter doorsteekt. Het hoofdvolume is geheel onderkelderd (met straatkelders) en bevat een hoge begane | 2 |
grond, twee verdiepingen en twee zolders met lage borstweringen. De kap bestaat uit twee zadeldaken naast elkaar, met schilden aan de voorzijde en voor wat betreft het linker dak ook aan de achterzijde. De daken zijn gedekt met gesmoorde oud-Hollandse pannen. Achter het diepere linkerdeel van het hoofdvolume staat een tweelaags aanbouw met plat dak, daterend uit 1942. Voorgevel:De voorgevel is een brede gepleisterde lijstgevel met zeven vensterassen, daterend van rond 1875, met een recente winkelpui. Deze pui bevat rechts twee grote openingen en links twee smallere, min of meer in overeenstemming met de geleding van de bovenliggende gevel. Daar zijn de zeven identieke traveeën namelijk niet helemaal regelmatig gespatiëerd: de drie vensters links zijn op beide verdiepingen dichter op elkaar geplaatst dan de vier vensters rechts. Hierdoor, en door de twee zadeldaken en de geleding van het hoofdgestel, is duidelijk zichtbaar dat het om twee oude huizen naast elkaar gaat.Boven de pui is op de verdieping een gestucte cordonlijst. Hierboven bevinden zich de zeven vensters. Deze hebben geprofileerde gestucte omlijstingen met licht getoogde bovenzijden met strak vormgegeven kuiven en ornamenten aan de buitenzijde van de bovenhoeken. De niet-getoogde kozijnen hebben een kraalprofiel en bevattten T-draairamen. Op de tweede verdieping zijn de vensters identiek, alleen hebben deze afzonderlijke gepleisterde lekdorpels, met decoratieve gestucte elementen eronder in licht vooruitstekend profiel. De gevel wordt afgesloten door een classicistisch hoofdgestel van hout met een architraaf, fries en kroonlijst. Het fries wordt door voluutconsoles verdeeld in zeven delen die zijn voorzien van velden met geprofileerde omlijstingen en rozetten in het centrum. Tussen het derde en vierde deel van links zijn twee consoles, waarmee de indeling van het pand in twee huizen benadrukt wordt. Zijgevels: | 3 |
ongeprofileerd zijn. Langs de bovenzijde van de gevel loopt een vrij hoge houten gootlijst. Achtergevel:De achtergevel van het linker deel van het pand is vanuit de openbare ruimte niet zichtbaar. Maar op een foto in het archief van de afdeling BAM uit 2000 is te zien dat het een bakstenen lijstgevel betreft. Alleen het bovenste deel is zichtbaar: hierin bevindt zich een venster met een dubbel draairaam met horizontale roedenverdeling. Langs de gevelrand loopt een houten gootlijst. Tegen de achtergevel van het rechter deel van het pand staat het buurpand Minderbroedersstraat 4-6. Omdat dit pand lager is, is het bovenste deel van de gevel vanaf de straat zichtbaar. Het betreft een tuitgevel met kleine schouders en vlechtingen, gemetseld in handvorm baksteen in kruisverband met platvolle voegen. De schouders en de tuit, in feite een schoorsteen, zijn voorzien van natuurstenen dekplaten. Staafankers zijn aangebracht aan de kapconstructie.Ruimtelijke indeling:Volgens een bouwtekening uit 1976 is de ruimtelijke indeling als volgt. Onder het linkerdeel van het pand ligt een grote kelder en onder het rechterdeel ligt een kelder die in drie ruimtes is onderverdeeld: twee smalle ruimtes naast elkaar met erachter nog een kleine aparte ruimte met de trap (uit 1976). Voor beide huizen liggen kleine straatkelders. De kelders staan met elkaar in verbinding. Op de begane grond is er een grote winkelruimte. Hierin bevinden zich halverwege het linker deel trappen naar de winkelruimte op de verdieping (uit 1976). Rechts achterin is een aparte ruimte met een noodtrappenhuis. Er staan kolommen ter plaatse van de voormalige tussenmuren tussen de drie oude huizen. In de aanbouw linksachter bevindt zich een aparte ruimte. Op de verdieping is een soortgelijke indeling. Het achterste gedeelte in het linkerdeel van het pand ligt echter lager dan het gedeelte ervoor (sinds 1976). Ook hier staan kolommen ter plaatse van de vroegere tussenmuren. De tweede verdieping bestaat uit een grote bedrijfsruimte, ook weer met een aantal kolommen en rechts achterin enkele kleinere ruimtes. De twee zolders zijn niet onderverdeeld behoudens een aparte ruimte voor het trappenhuis.Constructies:Volgens een documentatierapport van de afdeling BAM uit 1997 bevat het pand de volgende constructies.Het linker huis heeft een kelder met in het voorste deel een langs-tongewelf en een rookkanaal tegen de linker zijmuur. In de voorgevel zit een dichtgezette trapdoorgang en een doorgang naar de kleine straatkelder. Dit keldertje heeft een tongewelf haaks op de voorgevel. Het achterste deel van de kelder heeft een betondek. De balklagen in het linker huis zijn enkelvoudig en dateren mogelijk van kort na de brand van 1744. In de linkerzijmuur zijn op de tweede verdieping bouwsporen waargenomen van een houtskeletconstructie en van twee rookkanalen. Gezien het baksteenformaat is de muur waarschijnlijk 15de- of 16de-eeuws. De muur is niet gemeenschappelijk met het buurpand, dat uit de 1960er jaren dateert. Het rechter huis heeft een kelder onder het voorhuis met een gedrukt tongewelf van IJsselsteen haaks op de voorgevel. De kelder is in twee smalle ruimtes opgedeeld door een muur met poeren die niet in verband met de tussenliggende muurvlakken zijn gemetseld. In de voorgevel zit een dichtgezette kelderingang en een doorgang naar de straatkelder in de vorm van een smal gangetje met tongewelf. De voorkelder heeft een tongewelf haaks op de voorgevel. In de achtergevel van de kelder onder het pand zit rechts een dichtgezette doorgang met daaronder een rechthoekige beerput met een segmentboog-vormig gewelfje. De kelder onder het achterste deel van het huis heeft een betondek en voorzetwanden (1976). | 4 |
aanzet van het gesloopte dwarse tongewelf is nog waarneembaar. In de linkerzijmuur is een grondboog opgenomen. Tegen de achtergevel van het rechter huis loopt vanaf de eerste verdieping een rookkanaal van IJsselstenen. De balklagen in beide huizen zijn enkelvoudig (waarschijnlijk van na de brand van 1744). De twee 18de-eeuwse sporenkappen bestaat uit gestapelde dekbalkjukken met schaarspanten, wormen, windschoren en gehakte telmerken. Interieurelementen:Volgens het rapport uit 1997 bevat de kelder rechtsvoor een vloer die is gedekt met gebakken tegels van 22x22 cm.Op de eerste verdieping in het linker huis bevinden zich tegen de linker zijmuur weggetimmerde voorstellingen van exotische dieren. Deze zijn in de eerste helft van de 20ste eeuw in potlood getekend op een witte verflaag, en zijn gesigneerd met J vd Weyden (of Heyden). Erf, bijgebouwen, diversen:Het perceel is geheel bebouwd. | 5 |
Motivering voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst1. Architectonische en stedenbouwkundige waardenHet pand Schapenmarkt 1-3 heeft stedenbouwkundige waarde vanwege de samenhang met de historische gebouwde omgeving en de historische perceelsstructuur. De gevelwanden van de Schapenmarkt en de Minderbroedersstraat vormen voor een groot deel een fraai historisch ensemble. Het pand heeft extra stedenbouwkundige waarde vanwege de hoekligging en het gegeven dat de achterzijde van het linkerdeel wordt ontsloten via een steegje vanaf de Minderbroedersstraat. Daarnaast heeft het pand aanmerkelijke architectonische waarde omdat het met zijn gepleisterde lijstgevel van rond 1875 en de forse bouwmassa duidelijk herkenbaar is als bestaande uit twee historische huizen.2. Bouw- en/of kunsthistorische waardenHet pand heeft bouwhistorische waarde omdat het nog duidelijk herkenbaar is als dubbel huis, met een bouwkundige kern die dateert uit 15de (kelders en linker zijmuur) en de 16de eeuw (straatkelders), dat na de brand van 1744 voor een groot deel nieuw is opgebouwd. Daarna zijn in verschillende fasen veranderingen doorgevoerd. Met name de voorgevel van rond 1875 getuigt hier duidelijk van.De potloodtekeningen van exotische dieren uit de eerste helft van de 20ste eeuw tegen de linker zijmuur op de eerste verdieping vertegenwoordigen kunsthistorische waarde. 3. Cultuurhistorische waardenHet gebouw heeft cultuurhistorische waarde als zijnde een dubbel woon-werkhuis met een kern uit de 15de en 18de eeuw waarin aanmerkelijke vernieuwingen herkenbaar zijn uit de 19de en 20ste eeuw, zoals de brede voorgevel van rond 1875. Het pand stond oorspronkelijk in verbinding met de poort van het Minderbroederklooster, dat de Minderbroedersstraat in de middeleeuwen afsloot.Het object Schapenmarkt 1-3, bestaande uit een dubbel hoekhuis dat in kern uit de 15de en de 18de eeuw dateert met een lijstgevel van rond 1875, is op basis van bovenstaande criteria beschermenswaardig als gemeentelijk monument in de gemeente ‘s-Hertogenbosch. | 6 |
Een grote en drie kleinere kelders, onderling verbonden en zeer authentiek (totaal ca 200 m2). |
Nos. 3 en 1 Zooals wij hiervoren reeds zagen staat naast het huis het Gulden Hoofd het huis, dat oudtijds genaamd was de Drie witte Rozen; het is thans genummerd 5; in 1612 werd het uit de nalatenschappen van de echtelieden Gijsbert Kuysten en Susanna van Gasteren Jacobsdochter toebedeeld aan hunne kinderen Henrick Kuysten en Jacomina Kuysten, de huisvrouw van Wilhelm van den Hovel.
Hiernaast had men voorheen staan de huizen, genaamd de Regenboog, het Klein paradijs en het Groot paradijs, op de plaats waarvan thans staat het winkelhuis van Jos. Meyring.
Voor het huis de Regenboog stond in 1579 geschaard het Schermersgilde vóór dat het ten strijde zoude trekken tegen de Katholieken van den Bosch 1). Over dat gilde deelt Van Heurn in zijne Beschrijving het volgende mede: „Het Schermersgilde werd in het jaar 1577 opgerigt; het was van korten duur, omdat 's Hertogenbosch zich twee jaaren daarna
| 501 |
met den Koning van Spanjen verzoende en de zyde der Staaten verliet; ik achte het echter der moeite waardig, tot grondiger kunde, de rede van de oprigting van dit Gilde wat hooger op te haalen; 's Hertogenbosch moet onder de steden van Nederland gereekend worden, in welken het licht der Hervorming de eerste wortelen schoot; de geschiedkundige beschryving der stad en Meyerye, door my uitgegeven, bewijst dit ten klaarsten; ik zal er derhalven niets meerer van melden; men kan er uit zien, hoe euvel dit (van Heurn bedoelt natuurlijk de verspreiding van de leer der Hervormden) by Filip, Koning van Spanjen opgenoomen werd, wat er de stad door leed en hoeveelen Hervormden de stad verlieten en, die er in bleeven, naar de gevangenissen gesleept en ter dood veroordeeld werden; hoe de stad met vreemde krijgsvolkeren, zo Spaanschen als Duitschers bezet werd en wat moedwil die er in bedreeven en eindelijk hoe het Duitsche krijgsvolk de stad verliet; kort hierna werd het Schermersgilde opgerigt om ter bescherming der stad te dienen, alzo men geen vreemd krijgsvolk wilde aannemen; toen namelijk in het jaar 1577 kwamen veele inwooners der stad, die den Hervormden Godsdienst beleeden en, om de vervolging ter zaake van dien, uit de stad geweeken waren, terug; deze maakten het Schermersgilde uit en boden zich vrijwillig aan om de stad te beschermen. Ik denk om die rede, dat eigenlijk dit gilde of genootschap het Beschermersgilde en, by verkorting, het Schermersgilde genaamt zy.
Deeze uitgeweekene en wederom teruggekoomene burgers hadden na derzelver uitwyking uit de stad onder den Prinse van Oranje gediend en waren in de krijgskunde zeer ervaren en indien alle de burgerye ende oversten gebruik van dit Gilde gemaakt hadden, zouden zy de stad tegen allen onheil, welke haar in het vervolg overkwam, hebben kunnen verdedigen 2), maar de zaak was anders beschooren; men weiger-
| 502 |
de Staatsche bezetting in te neemen, waardoor alles te niet liep; men nam wel de geloofsvrede, door den Aartshertog Mathias van Oistenrijk en den Raad van Staaten ontworpen, gereedelijk aan, doch kort hierna ontstond er een mistrouwen tusschen de Roomschgezinden en de Hervormden, hetwelk zodaanig aanwies, dat het tot een openbaar gevegt op de markt uitbarste, waardoor het onderling vertrouwen tusschen de Roomschgezinden en de Hervormden verdween; veele van de de laatsten vlugtten uit de stad; de Regeering nam hierna de Keulsche vrede aan en verzoende zich met den Koning van Spanjen, waardoor dan het Schermersgilde te niet liep, zo dat men er naderhand niets meer van hoorde.” Dr. Meindersma geeft echter in Taxandria XVII p. 309 over dit gilde de volgende lezing: „Spoedig nadat in September 1577 de Duitsche bezetting den Bosch, die daarvan veel te lijden had, verlaten had, werd aldaar een vrijcorps opgericht, geheeten „die Schermschoel” of „die jonghe Borst van die Schermschoel", door tegenstanders genoemd: „schelmschoel"; meestal wordt dit corps aangeduid als het Schermersgilde; kapitein er van was Symon Bacx, bijgenaamd „Cuerckenruyter”. In het vaandel van dit corps stond de beeldtenis van den H. Michael met het devies „pro aris et focis". Naar deze beeldtenis werd het korps ook geheeten „St. Michielsgilde”. De meeste zijner leden waren jongelieden, die in de voorgaande jaren buitenslands hadden vertoefd of als soldaten onder den Prins van Oranje gediend. De Hervormden hadden in dit corps hun grootsten steun. Schoockius deelt mede, dat een schrijver mr. Henricus Agylaeus schamper noemt, gladiatoriae factionis apud Sylvaeducenses dux et antesignanus"; nu de ziel was hij er zeker van."
Van Heurn gaf in zijne Historie II eene reproductie van de schilderij, welke het gevecht, dat het Schermersgilde in 1579 tegen de Katholieken van den Bosch leverde, voorstelt. Hij vermeent in zijne Beschrijving, dat die schilderij gestaan heeft op het altaar, dat vóór het huis de Regenboog werd
| 503 |
opgeslagen als op den eersten Juli in den Bosch de processie gehouden werd ter gedachtenis van de overwinning, door de Bossche Katholieken op het Schermersgilde behaald en van de daarop gevolgde vlucht der Hervormden uit die stad. Hij grondde deze meening hierop, dat gezegde schilderij van boven spits toeliep en dat van weerszijden aan de lijst er van hengsels waren, waaraan deuren van eene triptiek schenen gehangen te hebben. Deze meening is echter niet geheel juist, want blijkens R.A. van Zuylen de Stadsrekeningen II p. 1130 had Jan Roelofszoon van Diepenbeeck, glasschrijver, 20 September 1600 voor het altaar aan de Gevangenpoort die schilderij geschilderd; zij moest volgens hem voorstellen de historie van de furie, zijnde het gevecht, dat het Schermersgilde 1 Juli 1579 op de Markt van den Bosch tegen de Katholieken van die stad leverde. Zij hangt thans in de groote zaal van het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noordbrabant. Het altaar, dat vóór de Regenboog geplaatst werd, was volgens van Zuylen t.a.p. blz. 1044 geschilderd door Jan van Straetsborch. In het huis het klein Paradijs woonde in 1542 Robbrecht den beeldsnyder; het huis het Groot Paradijs werd in 1559, als wanneer het gezegd werd te staan tusschen het Spoirenstraetken en het huis van Peter de Becker, toebedeeld aan Willem Potteye Philipszoon als man Mariken, de dochter van Dirck Mathijszoon en Gertrud, de dochter van Henrick Keyts; den 7 Februari 1590 (Reg. n°. 246 f. 223) kocht Nycolaus, zoon van Herman Snelle van Swoll, de 1/2 van laatstbedoeld huis van Jan Kemp Arnoldszoon als man Christina, dochter van Henrick Albertszn en Gudula, de dochter van Philip Reynderszn Potteye en Anna, c.s.; en den 2 Juni 1644 verkocht Herman Steenhuysen het aan Jan Gijsbertszn van Geffen, wiens kleindochter Judith van Geffen weduwe van Godefroi Terbeek van Loosvelt het 5 Mei 1728 weder verkocht aan Gijsbert van Ryn, burger van den Bosch; in 1744 brak een groote brand er in uit, die zoowel
| 504 |
dit huis als de huizen het Klein Paradijs en de Regenboog verwoestte 3). Tusschen het huis het Groot Paradijs en het aan de overzijde der Minderbroederstraat gestaan hebbend hoekhuis de Gulden tralie stond oudtijds eene poort, die toegang gaf tot het voormalig Minderbroedersklooster 4).
| 505 |
Noten | |
1. | Van Heurn Historie II p. 121. |
2. | Jac. van Oudenhoven t.a.p. blz. 152. |
3. | Van Heurn Historie IV p. 75. |
4. | Deel I p. 188. |
1995 |
Henny MolhuysenAchter de voorgevel : Twee paradijzen en een regenboogBrabants Dagblad donderdag 5 oktober 1995 (foto) |