Ter plaatse van de twee huidige panden, nummer 27 en 29/31, stonden er in de 16de eeuw drie. Het rechter en het middelste pand vormden samen één bezit, bestaande uit een groot pand en | 310 |
een klein zijhuis, toepasselijk het 'Groot-' en het 'Klein Root Schild' genaamd. Samen waren de percelen 31 voet (= 8,89 m) breed. Later, wanneer is niet duidelijk, zijn ze verdeeld. Gezien het geldbedrag, was het rechter pand circa 5,47 m breed. Dit sluit goed aan op de perceelsgrens van het achtererf. Als eerste cijnsplichtige wordt Zebert van Ouden vermeld. Na de deling krijgt hij het rechter pand. Hij moet ook betalen voor een brug achter het huis en een putsteiger met een muur tot de gemene trap. Deze bevonden zich aan de Snellestraat. Bij de haardentelling van 1553 blijkt de wijntavernier Jan Hendricxs als bezitter te moeten betalen voor vier schouwen en één oven, die voor zes stuks gerekend worden. Naast de herberg is ook nog een gedeelte van het huis verhuurd aan Thomas de 'snijder', die voor twee schouwen wordt aangeslagen. In het cijnsboek van 1573 wordt Ivan de 'hoeffsmith' aangemerkt als cijnsplichtige. We kennen hem al als bezitter van Schapenmarkt 25. Hij bezat ook het kleine linker buurpand. Na hem gaan beide panden weer in afzonderlijk bezit over. Het grote pand wordt bij het bombardement van 1601 getroffen, waarbij schade aan het dak en de gespannen wordt aangericht. Deze (15de-eeuwse?) eikenhouten kap met dekbalkjukken en sporengespannen met haanhouten is in 1999 gesloopt, evenals de samengestelde balklaag van het voorhuis. Het bredere achterhuis dat achter het zijhuis doorliep, is niet meer als zodanig aanwezig. Tussen de beide bouwdelen was een brandmuur. Het gehele huis was onderkelderd. De kelder die te betreden was vanaf het achtererf is nu niet meer toegankelijk. Er was ook een kelderingang aan de straat, die echter in 1612 gesloopt moest worden vanwege achterstallige betalingen van cijnzen. In 1777 tekende J. Everts de voorgevel van het pand als een trapgevel met een hoge pui, twee vensters op de eerste verdieping en één venster met een luik erboven in de top. | 311 |
De Heusde v.d. Sluijse6. "'t Groot rood Schilt". Voor circa drie eeuwen een theehuis of herberg. Thans in den spinnekop: een eenhoorn. | 21 |
1810 | fa. J. Dupont (tabak en snuif) |
1865 | A.N. van Osch (tabakskerver, cigarenfabrijkant en koopman in koloniale waren) |
1875 | A.N. van Osch (tabakskerver, sigarenfabriekant en koopman in kolonialewaren) |
1881 | A.N. van Osch (tabakskerver, sigarenfabriekant en koopman in kolonialewaren) |
1908 | E. van Emmerik - C. de Heusde-v.d. Sluijse - C. de Heusde-v.d. Sluijse (firma A.N. van Osch, tabak en sigarenfabriek) |
1910 | E. van Emmerick (winkeljuffrouw) - C. de Heusde-van der Sluijse - C. de Heusde-van der Sluijse (firma A.N. van Osch) tabak- en sigarenfabriek |
1923 | Elisabeth M. van Emmerik (winkeljuffrouw) |
1928 | mej. E.M. van Emmerik - Th. P.R. Passtoors |
1943 | T.P.R. Passtoors (fabrikant) - Th. Passtoors (fa. A.N. van Osch) tabakskerverij |