Ed Hupkens, 18 juli 2008
Bij bouwhistorisch onderzoek staat het gebouw centraal als drager van informatie. Aanvullend archiefonderzoek kan echter sterk helpen bij het interpreteren van de waarnemingen. Hierbij een voorbeeld waarbij het nalopen van de eigendomsgeschiedenis heeft geholpen bij het dateren van een aantal bouwfasen. Naar aanleiding van een verbouwing is in de zomer van 2008 het pand Lange Putstraat 3/5 uitgebreid gedocumenteerd en onderzocht. Het pand bestaat uit een begane grond een verdieping en een zolder. Op de zolder is een extra balklaag voor een vliering aangebracht. De nok van het dak loopt evenwijdig aan de straat. Het pand is perceelvullend. Vooral in het muurwerk bleek een aantal bouwfasen te onderscheiden. Vanaf het dak van het overbouwde binnenplaatsje achter het pand Verwersstraat 48/50 viel in de rechterzijmuur een vlechting te zien (zie foto hieronder). Het pand is boven de vlechting opgehoogd. De vlechting was ook in de linker zijmuur terug te vinden. Bij een gedeeltelijk ontpleisterde linker zijmuur kwam een steilere aansluitende daklijn te voorschijn. De vlechting bleek te behoren bij een aankapping. Het muurwerk van de steilere daklijn staat op ouder muurwerk. De overgang tussen dit oudere werk en het muurwerk van de steile daklijn lag enkele decimeters boven de verdiepingsvloer. De eigendomsgeschiedenis van het pand Lange Putstraat 3/5 is teruggezocht tot begin 18e eeuw. Dit leverde het volgende relaas op: In 1737 koopt Matthijs Bessemans een huis van mevrouw Judith Gulik. Bessemans blijft eigenaar tot 1770 wanneer hij een huis met erf verkoopt aan de timmerman Pieter Trimbos. Na diens overlijden wordt het huis met erf in 1818 door Willem Trimbos verkocht aan Pieter Vaes. In 1820 koopt de dochter van Pieter Vaes, Wilhelmina Vaes, de winkel aan de Verwersstraat 48/50 van haar tante die het pand in 1811 had verworven. Na het overlijden van haar ouders wordt Wilhelmina Vaes eigenaresse van beide panden. Wilhelmina Vaes trouwt met de broodbakker Henricus van Dungen die de buurpanden lange Putstraat 1 en 7 erbij koopt. In 1855 verkopen de kinderen van Dungen de eigendommen van hun ouders die enige jaren daarvoor zijn overleden. Hierbij is het opmerkelijk dat de panden Lange Putstraat 3/5 en de Verwersstraat 48/50 als één geheel worden verkocht. De omschrijving luidt alsvolgt: “Een huis en erf van ouds genaamd de Bloempot, met de toonbank en winkel in het voorhuis; gemerkt F.2, staande en gelegen te ’s-Hertogenbosch in de Verwerstraat en met een gebouw, genaamd het Gulden Poortje, zijnde brood-Bakkerij met oven en fournuis ....(s.l) en werkbank, uitkomende in de Lange Putstraat, aldaar gemerkt G376, kadastraal bekend, het huis onder sectie H nummer 911, ter grootte van zes en vijftig ellen en de Bakkerij mede onder sectie H nummer 914 ter grootte van vier en dertig ellen. (Stadsarchief ’s-Hertogenbosch(SaH): archief 9.1, inv. nr 1436 akte 21, 25 februari 1855.) Het geheel wordt gekocht door de broodbakker Gloudemans die omstreeks 1867 beide panden verbouwd. Het pand aan de Verwerstraat verkoopt hij daarna. Pas in 1920 wordt het pand aan de Lange Putstraat 3/5 verkocht aan de metselaar Heeren. Het pand blijft eigendom van de familie Heeren tot ver na de tweede wereldoorlog. Op de tekening is onderaan oud muurwerk te zien (rood). Daarboven is links het muurwerk van een verdieping met een zadeldak te herkennen (geel). Rechts is boven het oude werk een aankapping te zien (groen), daarboven een ophoging (blauw). Het bovenste gedeelte (paars), is vanaf de buitenzijde te zien, het betreft muurwerk uit het interbellum. Dit is vermoedelijk een hersteling.Op de verdieping is een dichtgezette deuropening te zien (groen). Deze opening was secundair. Hoe zijn nu deze gegevens te koppellen aan de eigendomsgegevens?. Het met paars aangegeven werk valt op uiterlijk grofweg in het interbellum te dateren. Het beroep van de toenmalige eigenaar was metselaar. De bijbehorende vergunning wordt misschien nog wel eens gevonden. Omstreeks 1867 moet er een grote verbouwing zijn geweest. Onder andere op basis van de balkformaten van de vloeren, die allemaal hetzelfde zijn, is deze verbouwing te koppelen aan de met blauw gekleurde ophoging. De deuropening naar het pand Lange Putstraat 7 zal zijn gemaakt toen het pand van dezelfde eigenaar was. Het muurwerk van de dichtzetting kan heel goed dateren van omstreeks 1855, toen de panden los werden verkocht. Net als de deuropening moet het van Dungen zijn geweest die de bakkerij tot stand bracht. Het brede rookkanaal, zonder sporen van een brede schouw, bevindt zich op een locatie in het pand die vrij logisch is voor de oven die wordt genoemd in bovenstaande omschrijving. Op het kadastrale minuutplan van 1823 is het pand perceelvullend(zie hierboven). In 1818 koopt Pieter Vaes echter, een huis en Erve. Er is geen enkele aanwijzing dat het om een ander oppervlak gaat dan het perceel 914 op het minuutplan. De meest logische verklaring voor het Erve is de bouw van de aankapping tussen 1818 en 1823. Voorafgaand aan de bouw van een kelder onder het pand heeft er in de zomer van 2008 een archeologische opgraving plaatsgevonden. Linksachter op het perceel was een beerput gelegen. De put is onderzocht en leeggehaald. De put bleek eerder leeggehaald waarbij de bovenkant is vernieuwd. De vernieuwing wordt gedateerd aan het eind van de achttiende of het begin van de negentiende eeuw. Misschien dat een analyse van de vondsten uit de put nog een nauwkeurige datering kunnen opleveren. Het moment dat de put vanwege de bouw van de aankapping plotseling inpandig kwam te liggen, lijkt een logisch moment om de put te vernieuwen. In de transportakte van 1770 was er ook sprake van huis en Erve. In 1737 wordt slechts een huis genoemd. Het muurwerk van de begane grond is duidelijk ouder dan het muurwerk van de verdieping. Het is verleidelijk om te veronderstellen dat de met geel aangegeven ophoging tot stand is gekomen tussen 1737 en 1770. In de situatie voor deze ophoging zou het pand bestaan kunnen hebben uit een enkele verdieping met een zadeldak waarvan de nok haaks stond op de richting van straat. De verspringing in de rechter zijmuur is slechts één aanwijzing dat de situatie waarschijnlijk een beetje ingewikkelder was.
Afbeeldingen:
|
1908 | J.A. Moonen (gisthandelaar) - P.A. Moonen (timmerman) |
1910 | J.A. Moonen (gisthandelaar) - P.A. Moonen (timmerman) |
1928 | J.L.H. Heeren |
1875 | J.P. Gloudemans (slijter in gedistilleerd) |
1881 | J.P. Gloudemans (slijter in gedistlleerd) |
1908 | wed. H. Sauvé (winkelierster) |
1910 | wed. H. Sauvé (winkelierster) |
1928 | J.A.M. van Hasselt |