G. Scanlan
Historische achtergronden, stedebouwkundige karakteristiekDe panden Putgang 4 t/m 12 vormen tezamen een langs de Putgang gesitueerd rijtje kleine arbeiderswoningen.De woningen voor het stadsproletariaat (in de middeleeuwen "cameren" genoemd, vanwege het feit dat deze doorgaans uit één vertrek bestonden) werden in 's-Hertogenbosch van oudsher doorgaans gebouwd op achtererven van huizen aan de (hoofd-) straten en werden naar de straat ontsloten d.m.v. smalle stegen. Deze bouwwijze heeft zich voortgezet tot in de 19de eeuw. De arbeidershuisjes op de achtererven in de binnenstad zijn in de loop van de 20ste eeuw vrijwel volledig gesaneerd, waardoor er slechts enkele voorbeelden bewaard zijn gebleven van dit bouwtype: waarschijnlijk enkele restanten achter Vughterstraat 212-214 (Achter de Kan, nr.2, datering onbekend) en Bleekerstraatje 8-10-12 (overwegend 19de eeuws, hersteld/vernieuwd 1991), Louwsche Poort 18-30 (Rijksmonument, vroeg 19de eeuws, gerestaureerd/herbouwd) en Achter de Wereld 1-3 (18de?-vroeg 19de eeuws, hersteld/vernieuwd). De Putgang is een steeg, vernoemd naar de voormalige waterput van de lakenbereiders (c.q.-ververs) nabij de hoek van de Lange en Korte Putstraat of een put, welke zich volgens overlevering aan het eind van de Putgang zou hebben bevonden. De Putgang bevindt zich tussen de huizen Korte Putstraat 11 en 13 (zie bijlage 1). Aan rechter (=noord-)zijde wordt het straatje begrensd door het 19de eeuwse pand Korte Putstraat 11 en de achtererven van de Kerkstraat welke op de Putgang een achterontsluiting hebben; aan linker (zuid-) zijde door het in oorsprong middeleeuwse huis Korte Putstraat 13 (rijksmonument), waarachter een aantal kleine arbeiderswoningen langs de steeg is gebouwd. Achter deze woninkjes bevindt zich een tuin, oorspronkelijk deel uitmakend van het achtererf van Korte Putstraat 15 (het linker buurpand van nr. 13), welke pas later aan de woningen is toegevoegd: de achtermuur van de woningen Putgang 6/8 was oorspronkelijk blind. Het achterste pand Putgang 10-12 is smaller c.q. ondieper dan de naastgelegen huisjes (4 t/m 8), de achtergevel van dit pand is derhalve vanaf oorsprong binnen het perceel gelegen, met een klein achtererf. BeschrijvingDe bebouwing bestaat momenteel uit een viertal woningen binnen een drietal gebouwen (respectievelijk nr. 4, nrs. 6-8 en nrs. 10-12)waarvan de voormalige woningen in het achterste gebouw (Putgang 10-12) momenteel zijn samengevoegd. De 1/1½ laags- panden hebben langskappen, evenwijdig aan de Putgang. Het eerste huisje Putgang 4 (grenzend aan Korte Putstraat 13) dateert uit de 19de eeuw en is derhalve niet afgebeeld op het kadastrale minuutplan van ca. 1820. De belendende huisjes (Putgang 6 t/m 12) zijn wel op het minuutplan weergegeven en dateren in de huidige vorm uit diverse perioden, de oudste onderdelen hoogstwaarschijnlijk uit de 16de-17de eeuw (nrs. 6-8) en de 18de-vroege 19de eeuw (nrs. 10-12). Alle huisjes zijn in de loop van de 19de en 20ste eeuw gedeeltelijk vernieuwd/verbouwd. Nr. 4:In oorsprong 19de eeuwse woning (ca. 5 X 7 m.). De bakstenen voorgevel heeft op de begane grond een (niet-oorspronkelijke) voordeur en twee 6-ruits schuifvensters uit de bouwtijd. Een derde venster is dichtgemetseld. Op de verdieping een venster met bovenlicht (20ste eeuws). In het metselwerk zijn sporen van een laag, dichtgemetseld venster zichtbaar. De voorgevel en het dak zijn in de 20ste eeuw verhoogd. In de achtergevel bevindt zich een venster en uitgang, in het dakvlak een niet-oorspronkelijke dakkapel. Inwendig heeft het pand samengestelde balklagen ('moer- en kinderbalken') die in deze opzet echter niet ouder dan 19de eeuws zijn. De huidige gordingenkap dateert uit de periode van na de ophoging van de voorgevel. Een rookkanaal bevindt zich tegen de rechter zijmuur, aan linkerzijde een toegangsportaaltje en een steektrap naar de zolder.Nrs. 6 en 8:De middelste twee panden (nrs. 6 en 8) vormen tezamen de oudste bebouwing ter plekke. Hier is sprake van een gebouw (totaal ca. 7 X 8 m.) dat oorspronkelijk al was onderverdeeld in een tweetal woningen; afgaande op het toegepaste baksteenwerk dateren de bouwmuren (excl. de voorgevels) uit één periode. Op de beide zij-topgevels (nu woningscheidende wanden t.p.v. respectievelijk Putgang 4 en 10/12) is aan de voormalige buitenzijden restanten van voegwerk zichtbaar, in de voormalige rechter gevel (zie bijlage 3) sporen van een dichtgemetselde deur, een dito venster (getoogd) op de zolder, en resten van een tweetal bakstenen vlechtingen, hetgeen tezamen het bewijs vormt dat deze middelste, dubbele woning oorspronkelijk vrijstaand is geweest. Het vermelde metselwerk is vanaf maaiveld opgebouwd in rode baksteen, kruis/staand verband, baksteenformaat 19-20 X 9,5-11 X 4,5 cm, 10 lagen= 53-57 cm. In de achtergevel is de beëindiging van de rechterhoek uitgevoerd met toepassing van (klis-) klezoren, hetgeen eveneens een aanwijzing is dat het werk dateert van vóór de achttiende eeuw. Waarschijnlijk dateren de voornoemde muren uit de 17de eeuw. Archeologisch onderzoek t.p.v. een tweetal kleine proefsleuven tegen de achtergevel en de westelijke topgevel heeft uitgewezen dat het gebouw onder maaiveld is opgetrokken in een afwijkend metselwerk (formaat: 23-24,5 X 11,0-11,6 X 4,7-5,0 cm., 5 lagen= 30 cm.), waaruit kan worden opgemaakt dat het huidige dubbele pand een oudere voorganger moet hebben gehad, waarschijnlijk daterend uit de 16de eeuw. Bij gebrek aan een oorspronkelijk bodemprofiel met funderings-insteek (de huidige tuin bestaat ter plaatse uit geroerde grond) is een nauwkeuriger datering vooralsnog onmogelijk gebleken.Nr. 6:De linkerwoning (nr. 6) is inwendig voorzien van deels hergeplaatste moer- en kinderbalken (twee balkvakken, tussenmuur, één balkvak). Deze zijn haaks georiënteerd t.o.v. de kapconstructie, in de huidige vormbestaande uit een (gewijzigde) gordingenkap met flauwe dakhelling. Vermoedelijk was de oorspronkelijke, steilere (sporen-)kap niet op jukspanten geplaatst. Het pand was ingedeeld in een voor- en achterruimte (respectievelijk 3,75 X 4 m., 3,75 X 2,75 m.). De binnenmuurtjes zijn opgetrokken in ijsselsteen (vermoedelijk 18de of vroeg 19de eeuws). Een rechte steektrap naar de zolder bevindt zich links in het achterste balkvak. Het pand is volgens gegevens uit 1956 (n.a.v. de toenmalige onbewoonbaar-verklaring) gedeeltelijk onderkelderd. Deze momenteel afgesloten (beer-) kelder is niet aangetroffen, maar zal zich aan linker-achterzijde van het pand bevinden. De bakstenen voorgevel dateert uit de late 19de eeuw. Op de begane grond een deur met drieruits bovenlicht en een venster met vierruits onderraam en vierruits bovenlicht (18de eeuws, hergebruikt). De achtergevel heeft een later aangebrachte deur en venster. In de achtergevel een tweetal S-vormige muurankers. In de dakschilden aan voor- en achterzijde een dakkapel met lessenaarsdak (20ste eeuws). Een (secundaire) stookplaats met rookkanaal is gesitueerd aan linkerzijde. Vermoedelijk bevond een ouder rookkanaal zich aan (linker?) achterzijde van het pand, zoals het rechter buurpand nr. 8. Deze is niet meer waarneembaar aangezien de linker zijmuur aan achterzijde is vernieuwd. Nr. 8:De rechterwoning (nr. 8) heeft eveneens moer- en kinderbalken (drie vakken), welke deels zijn hergelegd, het achterste vak recentelijk geheel vernieuwd. In het voorste balkvak een secundaire onderslagbalk. De strijkbalk tegen de voorgevel is een hergebruikte eiken (gebint-) balk met restanten van een pen- en gatverbinding en een getrokken (vlot-)merk. In het voorste balkvak aan linkerzijde een steektrap naar zolder. Blijkens een globale opmeting uit 1920 was de toentertijd onbewoonbaar verklaarde woning ingedeeld in een achterruimte (3,73 X 3,25 m.) met bedstede aan linkerzijde, aan voorzijde links een toegangsportaaltje met trap en privaat en een smalle voorkamer (1,98 X 3,54 m.) aan rechterzijde.De bakstenen voorgevel is gedeeltelijk oorspronkelijk (17de eeuws), t.p.v. de zolderverdieping vernieuwd in gele en rode ijsselsteen, (laat-)18de of vroeg 19de eeuws, met toevoeging van twee 9-ruits schuiframen. Op de begane grond een deur met bovenlicht en een breed venster, waarvan aan linkerzijde bouwsporen van een voormalig kruiskozijn. Het venster is later vervangen en verbreed aan rechterzijde. Aan achterzijde vormt de blinde gevel één geheel met de achtergevel van nr. 6. Op de westelijke hoek is de achter- en zijgevel recentelijk herbouwd, waardoor de restanten van een zijvenster op begane grond en verdieping in de rechter zij(top-)gevel niet meer waarneembaar zijn. Volgens een globale opmeting uit 1920 was het pand nr. 8 op de begane grond ingedeeld in een kleine hal met achterliggende steektrap en privaat, rechts een kleine zijkamer en een achterkamer over de gehele breedte van het pand met bedstede onder de trap. Vanaf 1939 werd het pand gebruikt als opslagplaats. Nrs. 10-12:In twee kleine woningen onderverdeeld pand, in eerste aanleg daterend uit de periode ca. 1750-1820, aangebouwd tegen Putgang 6-8. De rechter zijgevel, een bakstenen topgevel is deels opgetrokken in gele ijsselsteen, deels in roodbakkende steen (18-18,5 X 9 X 4 cm., 10 L= 49 cm.), de geveltop in machinale gele baksteen, welke verhoogd is in de 19de eeuwse periode. Ook de voor- en achtergevel is in de late 19de eeuw vanaf maaiveld opnieuw opgetrokken. De voorgevel heeft per woning een zesruits venster en een deur. De gevelopeningen van de linker woning zijn in de 20ste eeuw gewijzigd in een brede garagedeur. Onder het pand nr. 10 bevindt zich een voormalige (beer-)kelder met een gemetseld riool, lopend vanaf de kelder naar de voorzijde van het pand. Het hierop gemetselde tongewelfje is uitgevoerd in ijsselsteen (daterend uit de bouwtijd van het huisje?), het opgaande werk van de goot lijkt van oudere datum. SamenvattingKenmerkende Bossche steegbebouwing, bestaande uit een vijftal arbeiderswoningen, waarvan de middelste twee (nrs. 6-8) de oudste kern vormen, in oorsprong daterend uit de 16e-17de eeuw, de westelijke (nr. 10-12) uit de 18de tot vroege 19de eeuw, ingrijpend verbouwd in de 19de eeuw, het pand nr. 4 daterend uit omstreeks het midden van de 19de eeuw.Met name de middelste twee panden (nrs. 6 en 8) bevatten restanten van laatmiddeleeuwse/17de eeuwse "cameren". De oorspronkelijke restanten zijn bewaard t.p.v. de (beer-)kelders, funderingen, de achtergevel, zijmuren (vm. kopgevels), en een deel van de voorgevel van nr. 8. De houten (zolderverdiepings-) balklagen van nrs. 6-8, deels hergelegd / vernieuwd) bevatten onderdelen van de oorspronkelijke balkconstructies. Onder Putgang nr. 10-12 bevindt zich een gemetselde goot en beerkelder (datering vooralsnog onbekend, mogelijk ouder dan het huidige gebouw). Alle panden zijn in de loop van de tijd, vooral in de 19de eeuw in mindere of meerdere mate verbouwd. Met name het gevelbeeld aan steegzijde wordt bepaald door 19e en 20ste eeuwse elementen. |
1928 | M. Broeren |