Naast het huis de Munt stond Vughterstraatwaarts een huis, dat zich thans nog onderscheidt door eenen merkwaardigen gevel, over welk huis in Reg. n° 118 f. 227 de navolgende schepenakte van het jaar 1520 voorkomt: Mathijs en Andries Brugmans, zonen van Mathijs Brugmans, en Joseph Henrickszn van den Stadeacker, als man van Yda, dochter van laatstgenoemden Mathijs Brugmans, zoo voor zich als namens hunnen broeder Dirck, verkoopen aan Cornelis, priester, Jan en Catharina, ook kinderen van Mathijs Brugmans laatstgenoemd, 4/7 in de 1/2 van een huis, erf, plaats en achterhuis, staande in de Postelstraat tusschen het huis van Henrick Goijartszn van den Broeck ex uno en het overig huis van Katherina, dochter van Hubert 's Abts ex alio; item het overig huis met erf van genoemde Katherina voor het geheel, staande dat tusschen het voormeld huis erf ex uno en het huis van Belia weduwe van Johan van Tricht en hunne kinderen ex alio, welke voorschreven helft en welk voormeld overig huis Mathijs van Poppel gekocht had van Katherina, dochter van Hubert 's Abts en nu zijn: „huis, erf, plaats en achterhuis, staande in de Postelstraat tusschen het huis van Petrus Toelinck ex uno en dat van wijlen mr. Henrick Pelgrom, secretaris van den Bosch, ex alio en zich achterwaarts uitstrekkende tot aan de Dieze." Genoemde Katherina huwde met Joost Janszn Bloemaerts 1), welke 26 Juni 1523 2/3
| 255 |
in gezegd huis kocht van zijnen genoemden zwager Jan Brugnians, (die 20 September 1522 Reg. n° 122 f. 256 daarvan 1/3 had gekocht van zijnen broeder Cornelis,) waardoor hij daarvan algeheel eigenaar werd. De erfgenamen zijner vrouw, zijnde Jan, Willem en Nicolaus, zonen van Mathijs, den zoon van Mathijs Brugmans Senior, hiervoren genoemd; Gerard Corneliszn als man van Clara, dochter van Mathijs Mathijszn Brugmans voornoemd; Mathijs, zoon van denzelfde; Anna, dochter van Joseph van den Stadeacker Henrickszn en Yda, de dochter van Mathijs Brugmans Senior; Marcelis, zoon van Jan Hermanszn van Bergen, als man van Jutte, Jaspar van Eyck als man van Barbara en mr. Godevaert Lombaerts van Enckevoirt als man van Dirixken, dochters van Joseph en Yda voornoemd; Jan van Kessel Willemszn als gemachtigde van Dirck Aerdszn, als man van Henrica, dochter van Joseph en Yda meergenoemd; de voogden over Jan, onmondigen zoon van Jan van Bree en Maria, dochter van Joseph en Yda meergenoemd; de voogden over Lamberta, onmondige dochter van Lambert, den zoon van Andries, den zoon van Mathijs Brugmans senior; de Rector van de Tafel van den H. Geest en die van het Groot Ziekengasthuis te den Bosch als uitvoerders van het testament van Jacob van Doerne als man van Yda, dochter van Andries Brugmans voornoemd, verkochten 9 Februari 1561 (Reg. n° 207 f. 128 vso) voorschreven huis, dat nu gezegd wordt te zijn twee huizen, erven, plaats en achterhuis, achter elkander liggende, staande in de Postelstraat tusschen dat van Petrus Toelinck ex uno en dat der erven mr. Henrick Pelgrom, secretaris van den Bosch, ex alio, aan Anna Vyge weduwe van Aelbrecht Proening van Deventher. Zij vermaakte dit huis aan Jacob Laurenszn van den Steen, als man van Jenneken Thomas, die het 30 Juli 1614 verkocht aan Dierck van den Velde
| 256 |
Gijsbertszoon, notaris en schrijver van de evictiën te den Bosch; diens weduwe Pierina Heesters Huybertsdr. schonk het in 1652 (Reg. n° 402 f. 392) aan Gijsbrecht Karsmans Janszn als zijnde gehuwd met hare nicht Maria Strick; van hen erfde het hun zoon Pieter Karsmans, van wien het kwam aan diens zoon Gijsbert, rentmeester der heerlijkheid St. Michielsgestel, echtgenoot van Theodora Jacquelina Ingenrae 2); van dezen erfde het hun zoon Theodorus Karsmans, kanonik te Brugge, die het 21 November 1749 verkocht aan Tjard van Berchuys, commies van 'slands magazijnen te den Bosch en daartoe behoorende forten; deze verkocht het in 1753 weder aan Pieter Vissers, van wien het erfde diens dochter Johanna Louisa Vissers, echtgenoote van Gerardus Josephus Deckers, wijnkooper te den Bosch.
| 257 |