Dit pand grensde aan het terrein van het Minderbroedersklooster, maar heeft daar nooit toe behoord. Het vormde samen met de twee rechts ernaast gelegen percelen een 73 voet (= 20,99 m) breed terrein. In de eerste helft van de 14de eeuw stond hier al een stenen huis, dat in bezit was van ridder Rutger van Ouden, die het hele perceel in bezit had. In de 14de eeuw is het perceel in tweeën verdeeld. In 1502 koopt de kramer Bruysten Pensmarkt 8 dat wordt omschreven als: huis, erf, plaats en stenen kamer. Bruysten moet in 1520 een deel van de hertogcijns betalen. Er wordt geen voetmaat vermeld, maar uit de hoogte van het geldbedrag, 15 penningen oud geld ten opzichte van 16 penningen voor het rechter gedeelte, valt af te leiden dat het oorspronkelijke brede perceel niet precies in twee gelijke delen is verdeeld. Bruysten betaalt overigens ook de 16 penningen voor het buurpand. In 1573 zijn beide percelen echter niet in één hand; Lieske, de weduwe van mr. Cornelis Coelboerner, blijkt dan het huis 'indenhoek' te bezitten. Uit de cijnsboeken komt naar voren dat er zich een kelder onder de straat bevond. In 1621, zo blijkt uit een bijschrift, is er bovendien toestemming verleend voor een (tweede ?) keldermond aan de straat en een 'leyve' (luifel?). Voor dergelijke uitbouwen voor de rooilijn was hier een goede mogelijkheid, aangezien aan de linkerzijde een sprong in de rooilijn aanwezig was in verband met de wisselkantoortjes. Een straatkelder is hier echter niet aangetroffen, wèl onder het rechter buurpand. Waren er inderdaad twee straatkelders en waren beide vanuit Pensmarkt 10 toegankelijk, of is er door het gezamenlijk bezit verwarring ontstaan bij de administratie? Deze vraag komt bij de volgende huizen nogmaals aan de orde. Bij de haardentelling van 1553 wordt Heylken, de vrouw van Bruysten, aangeslagen voor 5 schouwen en 1 oven. Dit grote aantal wijst op een groot huis. De schaarse bouwhistorische informatie, in de vorm van kaartmateriaal en bouwdossiertekeningen geeft inderdaad het idee van een bijna 24 m diep pand. Het achtergedeelte zal de in 1520 vermelde stenen kamer zijn geweest. Het grote pand was vermoedelijk geheel onderkelderd. Over de opbouw van het oude stenen huis is weinig bekend. Op een bouwdossiertekening uit 1913 staat aan de rechterzijde een gang of steegje aangegeven, dat tot de Dode Nieuwstraat doorloopt. Deze situatie zal echter pas na het midden van de 17de eeuw ontstaan zijn toen op het geconfisqueerde kloosterterrein een openbare straat is aangelegd. | 254 |
Hotel Groenhuis22. "Den Rozenkrans", ook "De Dornekrone". Later, omstreeks 1624, "In Lieffenshoek". Zoo genoemd, niet naar het bekende Belgische fort, doch waarschijnlijk in verband met de ligging, naar een bewoner Liefkens. | 22 |
No. 6 Ging men van de Schapenmarkt naar den Hoogensteenweg dan kreeg men oudtijds aan zijne linkerhand eerst het huis de Gulden tralie, daarna het huis de Gulden Ketting en vervolgens het huis de Vergulde Pantoffel, alle welke huizen eenige jaren geleden zijn afgebroken om plaats te maken voor het tegenwoordig kapitale winkelhuis de Zon; zij grensden oudtijds aan het toenmalig Minderbroedersklooster van den Bosch, zijnde het huis de Gulden tralie van het kerkhof van dat klooster door een muur gescheiden (Reg. n° 362 f. 18 en 387 f. 568).
Het huis, dat op het huis de Gulden Pantoffel volgde, heette voorheen In de drie Vijzels 1) en is in het jaar 1913 afgebroken, waarna op deszelfs erf de uitbreiding van het winkelhuis de Zon kwam.
Het huis, dat naast dat winkelhuis en eenige passen terug staat, is het huis, dat aanvankelijk heette de Doornen Kroon of de Rozenkrans. Wouter de Jeger Goijartszoon verkocht het den voorlaatsten dag van Augustus 1502, - als wanneer het gezegd werd te zijn een huis, erf, plaats en steenenkamer, -
| 506 |
aan Bruysten, zoon van Willem Arndzn; van dezen werd het geërfd door zijne dochter Elisabeth, die huwde met Henrick Kemp en hem schonk eene dochter Elisabeth Kemp; laatstgenoemde bracht het ten huwelijk aan haren man mr. Cornelius Coelborner 2), uit welken echt werd geboren Cornelius Coelborner, die dit huis van hen erfde; den laatsten Juli 1609 (Reg. n°. 307 f. 457 vso) verkocht deze dat huis, dat toen omschreven werd als: voorhuis, erf plaats en achterhuis, geheeten in den Rozenkrans, aan Jan Janszn van der Hoeven 3) als man zijner zuster Elisabeth Coelborner. In 1625 heette dat huis, behalve de Doornenkroon of de Rozenkrans, ook nog Liefkenshoek; het behoorde toen toe aan Catharina van der Hoeven, huisvrouw van Henrick Lamberts (Reg. n° 362 f. 18). In 1648 waren de erfgenamen van Jan Paeuweter daarvan eigenaars en in 1684 (Reg. n° 502 f. 254) werd het door Henrick Musch, die daarvan eigenaar was geworden tengevolge van zijn huwelijk 4) met Margaretha van der Lande, dochter van Mathijs en Maria Snelle 5), verkocht aan Cornelis van Heeswijk; het werd toen alleen Liefkenshoek geheeten; huurder was alstoen daarvan Arnoldus Liefkens, postmeester te den Bosch, wiens familie het in 1625 ook wel in huur zal hebben bezeten. Cornelis van Heeswijk bleef niet lang eigenaar van dit huis, want reeds in 1688 (Reg. n° 479 f. 137) werd het, als wanneer het alleen de Rozenkrans genaamd werd, ten zijnen laste gerechtelijk uitgewonnen; kooper werd toen daarvan de in Deel I p. 99 genoemde Johan Esser.
In het jaar 1814 was dit huis een koffiehuis, genaamd het Nieuw stadskoffiehuis; kastelein en wellicht ook eigenaar daarvan was toen Jan van Duuren. Hij was de eerste inwoner van den Bosch, die het denkbeeld opperde om samen te zweren
| 507 |
tot bevrijding van die stad van de Fransche beerschappij; daartoe vereenigde hij op de toenmalige bovenzaal van dat huis eenige vertrouwde personen, die met zijn plan instemden en stond hij vervolgens hun die zaal af om er hunne geheime bijeenkomsten te houden tot beraming van de middelen, waardoor zij het best tot hun doel zouden kunnen geraken; de maatregelen, die zij daartoe namen, waren zoo doeltreffend, dat het hun reeds den 26 Januari van laatstgezegd jaar met behulp der Pruisen gelukte den Bosch uit de macht der Franschen te bevrijden 6). Thans heet dit huis het hotel Groenhuis sedert dat het hotel van dien naam van den Vughterdijk daarin is overgebracht.
| 508 |
Noten | |
1. | Men zie over dit en de voorgaande huizen Deel I p. 188, noot 1. |
2. | Hij stierf 23 September 1558, zijne vrouw 27 Juni 1544. |
3. | Hij stierf 18 September ]617. |
4. | Zijne tweede vrouw was Maria Agnes Zyberts weduwe van den advocaat mr. Adrianus van Straelen. Over de kinderen, die hij van zijne eerste vrouw had, zie men Taxandria VI p. 201 en XIV p. 209. |
5. | Deel I p. 386. |
6. | Men zie hierover G. Koolemans Beynen, Historisch gedenkboek 1813 4e Deel p. 439 en vlgd. |
2006 |
Nik de VriesHotel GroenhuisKringNieuws 2 (2006) 23 |
|
2006 |
Nik de VriesHotel Groenhuis 2KringNieuws 4 (2006) 12 |
1865 | I.I. van Duuren (koopman in manufacturen) - P. Noot (gepens. kolonel der genie) |
1875 | J.J. van Duuren (winkel. in manufacturen) |
1881 | gebrs Frigge (winkeliers in manufacturen) - W.M. van Idsinga (commies posterijen) |
1908 | P.G. Baars (hotelhouder, hotel Groenhuis) |
1910 | P.G. Baars (hotelhouder, hotel Groenhuis) |
1928 | wed. P.G. Baars - W.J.J. van Dam van Noordeloos - Hotel-Restaurant Groenhuis - J.H.E. Janssen - J. Kerkdijk - J.G. Remmelink |
2005 | ? (Etos apotheek Pensmarkt) |