Gevers van Endegeest, 29 augustus 1832
Volgens sommige kroniekschrijvers behoorde dit huis aan de hertog van Brabant. Er zijn echter geen archiefgegevens die dit bevestigen. In de tweede helft van de 14de eeuw was het in bezit van ridder Arnold Dicbier, de oom van de buurman Hendrik Dicbier. Het werd toen nog niet als stenen huis aangemerkt. Tot het bezit behoorden meerdere pandjes of kameren in het Tweede Korenstraatje. Het perceel grensde aan de achterzijde aan de poort van het Minderbroedersklooster. In het begin van de 16de eeuw is Arnold, daarna Jan die Bruesseler bezitter. Het wordt dan omschreven als huis, erf en open plaats. De kameren in het Tweede Korenstraatje zijn dan blijkbaar al afgescheiden. In 1520 moet Dirk van Cleve een hertogcijns voor 10 voet (= 2,87 m) betalen. Dit is aanmerkelijk smaller dan het huidige pand. Tellen we hier echter de maat van 30 voet (= 8,63 m) van het rechter buurpand bij op, dan komen we precies op de breedte van beide percelen samen. Hieruit valt af te leiden dat op de hoek van het Tweede Korenstraatje oorspronkelijk één 40 voet breed perceel gelegen heeft. Hierop stonden, zoals we hierboven zagen, reeds in de 14de eeuw twee panden. Op de kadastrale minuut is de oude verdeling van het perceel nog herkenbaar in de vorm van een knik in de rooilijn. Deze knik is ook zichtbaar op de tekening van A. Nolthenius de Man. Bij de nieuwbouw in 1839 is de rooilijn recht getrokken. In 1539 wordt Jan Cloot bezitter en in die hoedanigheid moet hij de hertogcijns en de zettingen van 1547 en 1552/'53 betalen. In de boeken krijgt hij de toevoeging 'int haeswindeken'. Hij wordt bij de haardentelling ook afgerekend op drie schouwen. Het huis is in 1569 onderverhuurd aan mr. Hendrik, de barbier. De kelder wordt verhuurd aan Jan Gerartss, die bakker was en die zijn bedrijf in het buurpand op de hoek zal hebben uitgeoefend. In 1580 wordt het verkocht aan de kramer Jan van Beugen. Het wordt dan omschreven als een huis bestaande uit twee woningen onder één dak. Voornoemde tekeningen van kort voor de sloop laten een sterk vervallen en scheefgezakt dwarspand zien, bestaande uit twee bouwlagen met een langskap. De hoge begane grond heeft een insteekverdieping. Mogelijk liep de insteek aan de rechterzijde tot aan de voorgevel door. De voorgevel is een houten gevel met twee overkragingen. De hoge pui heeft aan de rechterzijde ramen van een tussenverdieping en een ingang naar de kelder. Op de eerste verdieping zitten twee grote ramen, die op een woonfunctie duiden. De hoge kap heeft drie dakkapellen, die aangeven dat er twee zolders boven elkaar zijn. Twee trapgevels sluiten de zolders aan de beide zijden af. Aan de rechterzijde is een schoorsteen zichtbaar, die zal hebben gediend voor de drie stookplaatsen. Dit houdt in dat zowel de begane grond als de insteek en de eerste verdieping te verwarmen waren. Het huis is later tegen het huis ter linkerzijde aangebouwd. De linker zijmuur was in tweede instantie niet gemeenschappelijk met die van het grote stenen buurpand. Bij de sloop in 1835 is deze zijmuur, mogelijk op een restant in de kelder na, geheel gesloopt. De kelder is vanaf de straat toegankelijk. De verbinding met de kelder onder het linker buurpand is recent. Het tongewelf is later (in de 17de eeuw?) aangebracht. De kelder is minder diep dan het pand. Op de kadastrale minuut uit circa 1823 staat een kleine binnenplaats aangegeven op de plek waar nu in de kelder een funderingsmuur te zien is. Dit houdt in dat het huis vóór de nieuwbouw in 1839 minder diep was, wat voor een dwarsgeplaatst huis logisch is. | 263 |
7 december 1967, nr. 153.269 geen bezwaar tegen afbraak van het gedeelte van de kelders behorende bij de panden Pensmarkt 36 en 38 hetwelk is gelegen voor de rooilijn van pand nr. 36 in de openbare straat. Kelders met zware tongewelven. |
Kelder eind 16e eeuw zeker aanwezig. |
Mevr. Moerkerk"In 't Hasewijntken". De volksmond noemt dit het oudste huis der stad. 't Was het hondenhuis van den Brabantschen Hertog toen hij vóór de stichting van 's-Hertogenbosch, hier ter jacht kwam. | 23 |
No. 38 Dit huis, dat naast het Steenken staat, was volgens J. van Oudenhoven t.a.p. blz. 11 het oudste huis van den
| 526 |
Bosch 1). De geschiedenis van dit gebouw, zooals Pelgromius die verhaalde, heb ik in Deel I. p. 9 en 10 reeds medegedeeld. In het begin der 16e eeuw was Arnd Bruesselers of van Brussel eigenaar van dit huis, dat toen gezegd werd te zijn een huis met erf en open plaats, staande aan de Markt tusschen het huis van Jan de Cock ex uno en dat van den bakker Jan Lobbe ex alio. De erfgenamen van genoemden eigenaar verkochten dat huis bij verscheidene transporten in 1539, 1540, 1541 en 1545 (Reg. n° 155 f. 180, 157 f. 208 vso, 158 f. 287, 159 f. 18 en 170 f. 309) aan Jan Cloot Gerritszn; het werd toen reeds 't Haeswijntken genoemd. De Blokmeesters van het Blok van de Markt en Achter de Tolbrug, zijnde Jan, de zoon van Jan Olieslegers genaamd van Beurden, en anderen, zoomede Jan van Beerdonck in diens hoedanigheid van uitvoerder van het testament van laatstgenoemden verkrijger, verkochten 18 Maart 1580 (Reg. n° 238 f. 260) dat huis, hetwelk alstoen omschreven werd als een huis, bestaande uit twee woningen onder één dak, genaamd het Hasewijntken, en staande bij den Hoogen Steenweg tusschen het huis van Henrick Thomaszn Stadhuiswaarts ex uno en het huis de Lelie Vischmarktwaarts ex alio, - aan den kramer Jan, den zoon van Jan Bartholomeuszn, genaamd van Beugen. Na dezen werd dit huis nog tallooze malen verkocht, doch steeds bleef het zijnen oorspronkelijken gevel behouden. St. Hanewinkel schreef dan ook daarvan in zijne Reize door de Majory II p. 155; dit gebouw verraad eenen zeer hoogen ouderdom; boven deszelfs deur ziet men nog eenen windhond uitgebyteld. Eene afbeelding van dat huis in zijnen oorspronkelijken staat vindt men in de Oude Tijd van 1869 p. 120. In 1835 werd het afgebroken en door een modern winkelhuis vervangen; later is de benedenverdieping daarvan getrokken bij het huis het Steenken.
| 527 |
Het daarop volgend beekhuis heette, zooals gezegd, de Lelie of de Gulden lelie; het daar langs loopend straatje, het Tweede Korenstraatje geheeten, werd oudtijds het Neistraatje genaamd. | 528 |
Noten | |
1. | Het huis het Hazewindje, dat in de Hinthamerstraat staat en met het hier bedoelde wel eens verward wordt, heette aanvankelijk St. Anthonis inden Wolzak. (Zie Schepenreg. van den Bosch n° 482 fol. 67) |
1869 |
C.R. HermansHet Hazewintje te 's HertogenboschDe oude tijd (1869) 129-130 |
|
Voorgevel van het huis "het Hazewindje" aan de Pensmarkt; afgebroken in 1835. (prent, onbekend, 12.7 x 7.7 cm) Stadsarchief (0000481) |
1865 | mej. Abbema - P.J.L. Schouten (koopman in dranken en likeurstoker) |
1875 | mej. C.F.E.C. van Beverwijk (partikuliere) - P.J.L. Schouten (grossier in gedistileerd) |
1881 | C.J.A. Smits (koopman in kolonialewaren) |
1908 | wed. E. Moerkerk |
1910 | wed. E. Moerkerk |
1928 | A.W.G. Smits |
Hans Boselie en Peter-Jan van der Heijden, Bossche monumenten in beeld (1975) 72
Voorloopige lijst der Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst (1931) 191