G.J. Dukker
In deze tijd tussen Sinterklaas en Kerstmis trekken de helverlichte etalages in de Bossche binnenstad onze aandacht. In het begin van deze eeuw waren er niet zoveel winkels. Het merendeel van de panden in het stadscentrum waren woonhuis. Ook de panden Pensmarkt 36-38, waar we vandaag achter de voorgevel kijken. Nu heeft de Hema bezit genomen van de panden 36, 38 en ook van nummer 40, waar tot voor enkele jaren de kousenwinkel van Blom gevestigd was. Maar ook de twee andere huisnummers waren oorspronkelijk zelfs drie panden. Als we naar het bovenste deel van de voorgevel kijken, lijken het maar twee panden: Het Rood Steentje en Het Hasewindje, maar het linkerdeel bestond uit twee panden. Het pand is geheel verbouwd achter de voorgevel en alleen de kelders staan maar op de monumentenlijst. Nr. 36 bevat kelders met kruisgewelven op natuurstenen zuilen, terwijl het buurpand kelders heeft met zware tongewelven. Eens strekten deze kelders zich een fors stuk uit onder de straat. Over het Hasewindje wordt verteld dat hier eens het houten jachthuis van de stadsstichter hertog Hendrik heeft gestaan, één van de oudste huizen van de stad dus. Honderdvijftig jaar geleden was het nog steeds een houten huis; daarna is het een stenen woonhuis geworden. Het werd in begin van deze eeuw bewoond door de weduwe Moerkerk. Het buurpand, Het Rood Steentje, werd in het midden van de achttiende eeuw nog omschreven als „twee huizen onder één dak”. Op het eind van de negentiende eeuw woonde er de familie Van de Mortel. Victor F.J.J. van de Mortel (1835-1910) huwde in 1868 jkvr. Catharina G.A.J. Mahie (1844-1923). Van de Mortel had rechten gestudeerd en wilde graag notaris worden. In 1861-1864 solliciteerde hij in 's-Hertogenbosch, Rosmalen en St.-Michielsgestel naar een notarisplaats. In 1866 werd hij in 's-Hertogenbosch benoemd. Hij zou veertig jaar notaris blijven. Het was een riant woonhuis waar hij woonde en kantoor hield. Aan de voorzijde had het een privé-stoep met een ijzeren balustrade. Hij werd - terecht - voor goed bij kas zittend gehouden en in 1903 werd bij hem ingebroken. Misschien uit veiligheidsoverwegingen schafte hij zich later een hond, Minka genaamd, aan. Van de Mortel overleed op 28 februari 1910, om 7 uur 's avonds. Zijn weduwe bleef aan de Pensmarkt wonen. In 1920 werd zij ziek en overleed tenslotte in 1923. Van de Mortel had veel pandenachter zijn eigen huis in bezit gekregen. Zo verkocht zijn zoon in 1927 bijvoorbeeld het huis De Put uit het familiebezit. Voor het woonhuis kwam een andere bestemming: het werd een winkelwarenhuis. In 1926 was opgericht de Hollandsche Eenheidsprijzen Maatschappij Amsterdam, beter bekend onder de afkorting Hema. Het was een dubbeltjes-en-kwartjes-warenhuis, waar men goedkope huishoudelijk artikelen kon kopen tegen vastgestelde prijzen. Het was er zo goedkoop dat velen de afkorting terugleidden tot Hier Eet Men Afval. In 1930 werd dit warenhuis in 's-Hertogenbosch geopend met een winkelgrootte van 700 m². Bij de bevrijding van de stad in oktober 1944 werd het beschadigd en weer hersteld. In 1970-1973 volgde een grote verbouwing. Onder andere de pandjes in het Tweede Korenstraatje werden gesloopt en bij de winkel getrokken. In dit straatje was ook een tweede ingang, die later - jammer genoeg - weer gesloten zou worden. Het winkeloppervlak bleek verdubbeld: van 700 naar 1.650 m². In dit warenhuis kun je veel kopen, ook de 'neurenburger' die tweehonderd jaar geleden al in Het Rood Steentje werden verkocht. |
Zoals de naam van dit grote pand al aangeeft was het al vroeg een stenen huis. In 1386 wordt het als zodanig aangeduid, in 1416 als 'mansio'. Het is dan in bezit van de familie Dicbier, die ook de buurpanden ter linkerzijde bezit. In het begin van de 16de eeuw blijken de percelen gescheiden te zijn. In 1508 komt het grote pand, dat dan omschreven wordt als huis, erf en tuin, in handen van Jan de Cock. Hij bezit meerdere huizen in het bouwblok, waaronder het buurpand nummer 32/34 en huizen elders in de stad. Mogelijk heeft hij de fraaie gewelven en de natuurstenen zuilen in de kelder laten aanbrengen. De kelder zelf is veel ouder en zal gezien het baksteenwerk uit de 13de of het begin van de 14de eeuw dateren. In 1520 moet hij een hertogcijns betalen voor een perceel van 35½ voet (= 10,21 m), hetgeen de breedte is van het huidige pand met inbegrip van beide zijmuren. Hij betaalt ook voor een kelderingang en een kelder onder de straat, waarvoor in 1521 een vergunning voor de aanleg is verstrekt. Deze straatkelder is nog gedeeltelijk aanwezig. De grote kelder onder het huis was ook vanaf het achterterrein toegankelijk. Volgens de haardentelling van 1553 is er een stookplaats in de kelder aanwezig. Deze is dan verhuurd aan Jacob van Leend, die vermoedelijk 'vettewarier' van beroep was. Jan Thomasz, die het linker buurpand bezit, is dan ook bezitter van dit pand. Hij verhuurt het aan | 262 |
Hendrik Thomas Jansz (familie van Jan?), die wijntavernier van beroep is. Hij wordt aangeslagen voor vier schouwen, die voor vijf geteld worden. Er was dus een herberg in het pand gevestigd. Aangezien de bovenbouw van het pand door verbouwingen in de 19de en 20ste eeuw sterk gewijzigd is, is niet meer na te gaan waar deze schouwen zich bevonden. Ook over de verdere indeling en de bouwconstructies zijn we slecht ingelicht. De tekeningen van Kap. Gevers van Endegeest en A. Nolthenius de Man uit de eerste helft van de 19de eeuw geven een beeld van de opbouw van het pand. Het omvatte drie bouwlagen met zolder. De hoge begane grondruimte bezat een insteek. Voor het huis lag een verhoogde stoep, met een kelderingang. De stoep zal de straatkelder hebben afgedekt. | 263 |
7 december 1967, nr. 153.269 geen bezwaar tegen afbraak van het gedeelte van de kelders behorende bij de panden Pensmarkt 36 en 38 hetwelk is gelegen voor de rooilijn van pand nr. 36 in de openbare straat. Kelders met ribloze kruisgewelven, rustende op natuurstenen zuilen met platte vierkante dekstukken en op kraagstenen. In de wanden kleine spitsboognisjes. |
Authentieke, ruime kelder (ca 150 m²), ook aanliggende kelder (50 m²) bereikbaar. |
V. v.d. Mortel. (vroeger 2 huisjes)33. "Het (rood) Steentje". In 1660 herberg, in 1750 Neurenburger winkel.34. "Middelborch". Vernoemd anno 1638. | 52 |
No. 36 Op een deel van het erf van het huis de Zwaan want zij schoten in dat erf in, stonden tot voor eenige jaren Noord-
| 519 | ||||||||
waarts twee huizen, waarvan het Zuidelijk staande St. Jacob en het Noordwaarts staande de Gulden vijzel heette. Het huis St Jacob was in 1508 eene herberg en het eigendom van den koopman (mercator) Jan de Cock Gijsbertszn, wiens vrouw was Barbara van Kelmis Leonardsdochter. Van hen werd het geërfd door hunne kinderen, van wie: Jacob, Marie, de huisvrouw van Jan, den zoon van Jan Thomaszoon en Anna, de echtgenoote van Joost Arndszn van Oss, hun 3/8 daarin 20 December 1544 (Reg. n° 168 f. 148) verkochten aan hunnen broeder Gijsbrecht de Cock en hunne zuster Barbara de Cock, de huisvrouw van Jan van den Wiel Mathijszn., welke broeder en zuster het overige 3/8 daarin zullen gekocht hebben van hunne zusters Margriet, weduwe van Jan van Breugel, Lysbeth, toen weduwe van Jan Sadorvill en Kathelyne, toen echtgenoote van jonker Vyth Herel. (Zie Reg. n° 168 f. 150). Gijsbrecht de Cock voornoemd verkocht 24 April 1549 (Reg. n° 176 f. 353) zijne helft in dit huis, dat alstoen gezegd werd zich achterwaarts uit te strekken tot aan het klooster der Minderbroeders, aan zijne zuster Barbara wed. van den Wiel. Van haar erfde dit huis hare dochter Jutken van den Wiel, die huwde met Jan van de Water, raad van den Bosch en hem schonk twee zonen Everard en mr. Symon van de Water; laatstgenoemde hunner erfde op zijne beurt het huis St. Jacob; diens vrouw was Catharina Scellens, dochter van Wouter Dirkszn en Johanna van Oss, (de dochter van Joost en Anna de Cock), welke hem deze kinderen schonk:
De sub b-d genoemde kinderen verkochten 9 Januari
| 520 | ||||||||
1613 (Reg. n° 397 f. 225) hun 3/4 in dat huis aan hunnen broeder mr. Johan van de Water. Deze was gehuwd met Maria, de dochter van Jan Thielmans, (die de zoon was van Willem Thielmans én Maria, de dochter van Jan (zoon van Jan Thomaszoon) en Marie de Cock voornoemd; hij had van haar slechts één kind, Maria van de Water, die huwde met mr. Theodore Smets en hem eene dochter Johanna Maria Smets schonk, welke het huis St. Jacob erfde; haar vader verkocht het voor haar 30 December 1649 (Reg. n° 397 f. 224) aan Gijsbert Pieck van Tienhoven voornoemd. Het hiernaast gestaan hebbend huis de Gulden vijzel behoorde 23 Juli 1534 1) voor een deel aan den bakker Jan, zoon van Zebert van Beke Zebertzn, die toen zijn recht daarop overdroeg aan zijnen broeder Zebert en aan Gerard Hellinx Peterszn, lathonius 2). Christina van Beke, Arnoldus Pleviers als man harer zuster Judoca; haar broeder mr. Andreas van Beke; Petrus, zoon van Gerard Hellinx voornoemd, c.s., verkochten hunne parten in dit huis in 1547 (Reg. n° 175 f. 273 vso) aan Thomas, zoon van Jan Thomaszoon, die 12 Maart 1545 (Reg. n° 170 f. 419) de helft daarvan reeds gekocht had van Huybert Janszn Bierkens als man van Sophia, dochter van Henrick Willemszn en van hunne kinderen Godefridus, Henricus, Johanna en Elisabeth; dezen hadden die helft geërfd van Reynier, zoon van Thielman Weygergancx.
Thans staat op de plaats, waarop de huizen St. Jacob en de Gulden Vijzel eens stonden, het kapitale winkelhuis der firma A.C. van der Meulen en Zonen, nu genummerd 22 en 24. Naast dit winkelhuis staat Noordwaarts het huis, dat in 1543 gezegd werd toe te behooren aan de erfgenamen van Bertha Kemerling weduwe van Henrick van der Voort genaamd Kemerling; in 1546 werd het de Beer genaamd; domicella
| 521 | ||||||||
Margriet de Cock Jansdr; Jan Mathijszn van den Wiel als man van domicella Barbara de Cock Jansdr; Jan, zoon van Jan Thomaszoon, als man van domicella Marie de Cock Jansdr en Joost Arndszn van Oss als man van domicella Anna de Cock Jansdr; Gijsbrecht de Cock Janszn; domicella Lysbeth de Cock Jansdr weduwe van Jan Sadorvill en domicella Kathelyne de Cock Jansdr. weduwe van Vyth Herel verkochten alstoen hunne aandeelen in dat huis, hetwelk toen gezegd werd te staan tusschen de David ex uno en de Vijzel ex alio, aan haren broeder Jacob de Cock (Reg. n° 173 f. 108), zoodat dit huis ook afkomstig moet geweest zijn van hunnen vader, den koopman Jan de Cock Gijsbertszn. Hiernaast staat Noordwaarts het huis, dat oudtijds Koning David heette en in de 16e eeuw ook al eene herberg was en naast dit huis staat verder in dezelfde richting dat, hetwelk oudtijds heette In het wapen van Oostenrijk of In Oostenrijk en in 1616 toebehoorde aan Leonard Janszn in de Groote Klok, waarna het ook wel de Groote Klok genaamd werd.
Hierop volgt, mede Noordwaarts, het huis, dat eerst heette In Engeland, daarna de Halve maan, vervolgens de Olijfboom en eindelijk de Witte gans. Over dit huis komt in Reg. n° 103 f. 201 vso de navolgende akte van 4 October 1508 voor: vermits Aleid, dochter van Goijart Byecken en weduwe van Arnold, den zoon van Jan Smeets van Lieshout, de helft van een huis, staande aan de Markt tusschen het huis van Henrick Dicbier, heer van Mierlo, ex uno en dat, hetwelk eerst was van Gerard Steenwech, daarna van Jan die Joede, den wisselaar, ex alio 3), in 1504 (Reg. n° 99 f. 15 vso) met de helft van eene steenen kamer, staande naast het erf van Jan Dicbier, heer van Megen en Mierlo, ex uno en het erf, dat eens was van Gerard Steenwech, daarna van Jan die Joede, nu van Albert de Jeger, ex alio, verkocht had aan Dirck Goijartszn die Cuper, welke die helft in dat huis weder verkocht aan Roelof, zoon van
| 522 | ||||||||
Petrus van Ellaer, wijntavernier (vinitor), die ze op zijne beurt verkocht aan Jan Karneer Janszn, zoo heeft deze laatste dat huis in zijn geheel, zijnde het nu geheeten In Engeland en staande tusschen dat van Gijsbert de Cock ex uno en dat van Gielis van Oss Willemszn ex alio 4), verkocht aan den op blz. 520 reeds genoemden koopman Jan de Cock Gijsbertszn. Van dezen erfden dat huis diens op blz. 522 ook reeds genoemde kinderen, van wie zeven hunner hunne aandeelen daarin 20 December 1544 (Reg. n° 168 f. 145) verkochten aan hunne zuster Marie de Cock, huisvrouw van Jan, den zoon van Jan Thomaszn; (het werd alstoen gezegd zich achterwaarts uit te strekken tot aan het klooster der Minderbroeders.) Dezer zoon Gijsbrecht verkocht 11 Juni 1575 (Reg. n° 225 f. 229) dit huis, dat toen nog In Engeland heette, aan Marcelis Gerritszoon van Casteren, die daarop in dat huis het beroep van wijntavernier uitoefende. Van laatstgenoemde werd het geërfd door zijnen oomzegger Jacob, zoon van Jacob Gerritszn van Casteren; deze was president-schepen van den Bosch en verkocht 11 Maart 1616 (Reg. n° 288 f. 194 vso) dit huis, dat nu gezegd werd te zijn: huis, erf, ledige plaats, tuin, achterhuis, genaamd Engeland en staande tusschen dat, genaamd In het Wapen van Oostenrijk, toebehoorende aan Leonard Janszn In de Groote Klok ex uno en het huis, genaamd het Steenken, toebehoorende aan Abraham, zoon van Henrick Thomaszn ex alio, - aan den koopman Arnd, zoon van Henrick Aertszn van Zutphen; deze droeg het 13 Januari 1639 (Reg. n° 421 f. 263) over aan zijne dochter Catharina van Zutphen, echtgenoote van mr. Benedictus van Tilborch. Mr. Peter van der Lande als gemachtigde van Hendrick van Zutphen, koopman te Leuven, in diens hoedanigheid van voogd over diens dochter Susanna en als lasthebber van diens dochter Elisabeth, en in die qualiteiten als uitwinner, verkocht dit huis | 523 | ||||||||
30 Maart 1669 (Reg. n° 451 f. 64), als wanneer het de Witte Gans geheeten werd, aan Johan van Niel, koopman te den Bosch, wiens vrouw was Maria Nieuwhoff; dezer kinderen verkochten het 25 Januari 1683 weder aan Steven Francken. Naast laatstbedoeld huis staat het huis, oudtijds genaamd: en nu genummerd 36. Het behoorde, zooals wij zooeven reeds zagen, toe aan Henrick Dicbier, heer van Mierlo, die in 1421 hoogschout der stad en Meierij van den Bosch was 5). Later was daarvan eigenaar Jan Dicbier Junior 6), die waarschijnlijk zijn zoon was en alsdan kinderloos stierf. Bij gerechtelijke uitwinning werd vervolgens dit huis tegen Arnold van Kriekenbeeck gekocht door Antonius Boest, zoon van mr. Gerard Boest, Johannes van Oss Hermanszoon als man van domicella Katharina, dochter van Floris Hermans en domicella Elisabeth, de dochter van genoemden mr. Gerard Boest; het werd alstoen gezegd te zijn: quaedam domus, area et ortus, dicti Steenken, siti in Buscoducis aen den Hoegen Steenwech inter hereditatem Aleidis, relictae quondam Arnoldi, pasteibecker 7), ex uno et inter hereditatem Arnoldi Brusselaer, scriniparis et quorundam aliorum ex alio. Genoemde Antonius Boest, Johannes van Oss als man van Katharina voornoemd en Herman van Alverada (?) als man van genoemde Elisabeth verkochten daarna dat huis aan Jan van den Steen Henrickszn, die het later en wel op 13 Augustus 1508 (Reg. no 102 f. 440 vso), als wanneer het omschreven werd als een integra domus, dicta dat Steenken, staande aan den Hoogen Steenweg tusschen het huis, genaamd Engeland, toebehoorende voorheen aan Arnd, den pasteybecker, vervolgens aan diens
| 524 | ||||||||
weduwe Aleid en daarna aan Roelof van Ellaer, ex uno en het huis van Arnold van Bruessel en zijne kinderen, ex alio, verkocht aan Gijsbert de Cock voor de eene helft en diens zoon Jan de Cock voor de andere helft; genoemde Gijsbert de Cock deed daarop zijne helft over aan zijnen voormelden zoon Jan. Zooals reeds is medegedeeld in Deel I p. 72 bezat die zoon het huis de Roode Leeuw aan de Orthenstraat; voorts bezat deze twee huizen met eene poort daaraan annex 8), staande aan de voormalige Orthenpoort en verder was hij eigenaar van de huizen aan de Pensmarkt, die zooeven als zijne eigendommen vermeld werden; hij moet dus een zeer vermogend man geweest zijn en onwaarschijnlijk is het daarom niet, dat hij onder dit huis den monumentalen kelder bouwde, die er zich thans nog onder bevindt. Van hem werd dit huis door zijne kinderen geërfd, van wie zeven hunner hunne aandeelen daarin 20 December 1544 (Reg. n° 178 f. 145) verkochten aan hunne zuster Marie de Cock, de echtgenoote van Jan, den zoon van Jan Thomaszoon 9); deze echtelieden hadden eene dochter Margaretha, aan wie dit huis in 1564, als wanneer het nog het Steenken heette, werd toebedeeld (Reg. n° 650 f. 52); haar man was Willem van de Capelle Mathijszoon; deze verkocht, als met haar gehuwd zijnde, 1 Juni 1575 (Reg. n° 224 f. 374) dit huis, dat nu gezegd werd te zijn: twee huizen onder een dak, gemeenlijk genoemd In Middelborch of wel Op 't Steenken, aan Henrick, den zoon van Thomas, den zoon van Jan Thomaszoon voornoemd; dat huis werd vervolgens 28 Juli 1588 bij gerechtelijke uitwinning, geschied, waarschijnlijk ten laste van laatstgenoemden kooper, verkocht aan voorzegden Marcelis van Casteren Gerritszoon, die het 14 Januari 1593, als wanneer gezegd werd, dat Henrick Thomaszn en Willem van Eyck daarin plachten te wonen, verkocht aan Marie de Cock weduwe van Jan Thielmans. Zij verkocht het des anderen daags (Reg. n° 256 f. 511) weder aan Abraham, den zoon van | 525 | ||||||||
Henrick Thomaszoon; deze was gehuwd met Catharina, dochter van Jan de Wolff, raad van den Bosch, welke hem schonk eene dochter Maryken, aan wie dit huis in 1624 werd toebedeeld (Reg. n° 659 f. 350); zij verkocht 4 Mei 1655 (Reg. n° 407 f. 419), toen zij reeds weduwe was van Gerard van Wijtfelt, dit huis, dat alstoen alleen 't Steenken heette, aan Francois Wonders, zoon van Jan Peterszoon en Elisabeth Thomassen, de weduwe van Frans van Susteren. Diens vrouw was Josina, de dochter van Pauwels Wynants van Resant en Johanna van Gasteren; zij schonk hem een zoon Paulus Wonders, burger van den Bosch; deze erfde dat huis van zijnen vader en liet het na aan zijne zuster Elisabeth Wonders, die huwde met Johan van der Putten, bierbrouwer te den Bosch. Van hen erfde het hunne dochter Alida Maria van der Putten, de huisvrouw van Mathias de Mele. Franciscus Ignatius Richters, kapitein der artillerie te Ferrol in Spanje, als man van Petronella Elisabeth de Mele, dochter van laatstgenoemde echtelieden, verkocht 15 September 1774 (Reg. n° 584 f. 73) aan Johannes van Rosmalen, wonende te den Bosch, bedoeld huis, dat alsnu gezegd werd te zijn „twee huizen onder één dak, van ouds genaamd het Roode Steentje, verkoopers vrouw aangekomen als erfgename harer moeder Alida Maria van der Putten weduwe van Mathias de Mele"; laatstgenoemde kooper verkocht 20 October daaraanvolgende een stuk van den gang dier beide huizen aan Petrus van Rijn, als eigenaar van het Zuidwaarts daarnaast staand huis, toen genaamd de Olijfboom. Thans behoort dit huis, dat nu weder tot een geheel verbouwd is, aan Catharina Mahie, weduwe van Victor van de Mortel, in leven notaris te den Bosch. | 526 |
Noten | |
1. | Men zie nog de akten van 18 Juli 1545 (Reg. n° 168 f. 52), en 20 December 1544 (Reg. n° 168 f. 148), volgens welke Jan de Cock Gijsbertszn den tocht van dit huis had. |
2. | Reg. n° 145 f. 243 vso. |
3. | Dit was het huis, genaamd In het wapen van Oostenrijk. |
4. | Dit was het huis, genaamd In het Wapen van Oostenrijk. Genoemde Gielis van Oss werd als eigenaar van dit huis opgevolgd door zijnen zoon Jan van Oss. |
5. | Zie over hem p. 140. alwaar op den 2en r.v.o. voor 1421 moet worden gelezen 1422. |
6. | In 1503 was te den Bosch geërfd een Cornelis Dicbier Janszn. |
7. | Dit was het huis, genaamd In het wapen van Oostenrijk. |
8. | Reg. no 168 f. 146 vso. |
9. | De vader van dezen Thomas heette Dierick. |
1994 |
Henny MolhuysenAchter de voorgevel : EenheidsprijzenBrabants Dagblad vrijdag 16 december 1994 (foto) |
|
2002 |
RedactieLogboek: KeldersBrabants Dagblad dinsdag 22 januari 2002 |
1865 | J.H. Mahie van Boxtel en Liempde (grondeigenaar en lid van den gemeenteraad) |
1908 | V.F.J.J. van de Mortel (notaris) |
1910 | V.F.J.J. van de Mortel (notaris) |
1928 | H.E.M.A. |
Hans Boselie en Peter-Jan van der Heijden, Bossche monumenten in beeld (1975) 72
Voorloopige lijst der Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst (1931) 191