Het Vleeshuis is oorspronkelijk gebouwd als Lakenhal, door de hertog van Brabant. | 295 |
De oudste vermelding is uit 1287. De hal bezat een ingang aan de zijde van de Pensmarkt in de lange gevel. In 1295 is er sprake van een huis en erfgoed naast het Gewandhuis aan de zijde van het kerkhof van de Minderbroeders. Waarschijnlijk gaat deze akte over het hoekpand Markt 2, dat later aan de Lakenhal is toegevoegd. In dit pand is een tweede ingang van de hal aangebracht. In 1321 is er sprake van ruimtegebrek voor de lakenhandelaars. Kort daarna is de Lakenhal uitgebreid met de 'Koopmanskameren' ook wel 'Corte Cameren' genoemd, waarvan de oudste vermelding uit 1327 dateert. De hal kreeg aan de zijde van de kameren een derde ingang. Vanaf 1335 mocht er ook laken buiten de hal, in particuliere huizen verhandeld worden. Vreemdelingen mochten alleen lakens verkopen 'opt vreemdehuysken'. Deze verkooppunten moeten in de panden rondom de Lakenhal gevestigd zijn geweest. In de Lakenhal zelf bevonden zich stallen of vakken, die in bezit waren van verschillende particulieren. Omstreeks het jaar 1400 waren er in de hal 21 of 23 stallen gehuisvest. De lakennering was toen reeds op zijn retour. Kort daarop verhuisden de lakenhandelaars naar de verdieping van de hal en namen de vleesverkopers bezit van de begane grond en de kelders. Waar de vleeshouwers voor die tijd handel dreven is niet met zekerheid te zeggen, maar reeds in 1310 is er sprake van een Vleeshuis. Dit zal ook in het blok op de Markt gestaan hebben, mogelijk ten noorden van het Broodhuis ter plaatse van de panden Pensmarkt 13 t/m 17, waar in de huidige huizen nog restanten van 14de-eeuwse bebouwing is aangetroffen. In 1419 blijkt de Lakenhal nog boven de Vleeshal te zijn gevestigd. De lakenhandelaren moeten er vertrekken omdat de kap, de zolder en de twee trappen dusdanig vervallen zijn dat ze hersteld moeten worden. De lakenhandel verplaatst zich dan waarschijnlijk naar een nieuwe hal ter plaatse van de panden Pensmarkt 13 t/m 17. Het Vleeshouwersgilde is in het pand Markt 24 gevestigd, waar zich ook een ingang van het Vleeshuis bevindt. In het jaar 1500 worden er op de Pensmarkt vijf kelders onder de straat aangelegd, die voorzien worden van ijzeren tralies en vensters. Er moet door het Vleeshuis een flinke som geld aan hertogcijns voor worden betaald. Uit de zettingen en haardentelling in het midden van de 16de eeuw blijkt dat de kelders onder het Vleeshuis aan particulieren worden verhuurd. Er worden vijf kelders geteld met ieder een schouw erin. Ook het Vleeshuis zelf wordt aangeslagen voor één schouw. Deze bevond zich, gezien de schoorsteen op een tekening van Van Someren uit 1835, tegen de korte zuidmuur van het gebouw. Op het schilderij van het Schermersoproer staat het Vleeshuis met stenen gevel en een rijk versierde ingangspoort weergegeven. Het gebouw telt twee bouwlagen en twee zolders. Op de begane grond is een luifel met daaronder meerdere poorten en kelderingangen. De vooruitspringende poort met timpaan waarin beeldhouwwerk zichtbaar is, bevindt zich aan de linkerzijde van het pand, in het verlengde van de achteringang aan de zijde van de Markt. Op de verdieping zit een rij van acht grote kruisvensters met natuurstenen omrandingen en een rijke kroonlijst. In de hoge kap zijn drie dakkapellen met driepasbogen en een daklicht aangebracht, waarschijnlijk bij het herstel kort na 1419. De kap heeft aan de zuidelijke korte zijde een trapgevel. | 296 |
De Boterhal"'t Lakenhuis", "Gewanthuis" later "Vleeschhuis". Reeds in 1287 vermeld. De lakenhandelaars hadden er vast gehuurde toonbanken. Waarschijnlijk op de plaats, waar thans de concierge woont, lag het huis, genaamd "Het Haasken", dat met de bijbehoorende pensbank met leien dak erboven, buiten de rooilijn der huizen uitstak. | 74 |
1987 |
Margriet van Boven e.a.Historische afdelingBezoekersgids Noordbrabants Museum (1987) 95 |
1908 | H.H.H. Schrijvers (waagmeester) - Stadswaag - Stadswaag - J.P.M. van Wordrager (slijter in bieren) |
1910 | Stadswaag - J.P.M. van Wordrager (slijter in bieren) |
1928 | Kantoor en Garage 'Citroën' |
1943 | Brenninkmeijer (C. en A.) - Pensmarkt 3-1 |
1865 | A. Jelkens (boterweegster) - A.B. Rooijers (boterweegster) - J. Rooijers (stadswaagmeester) - J.W. Rooijers (boterweegster) |
1875 | A.P. Schrijvers (waagmeester) - F.X.H. Schrijvers (candidaat-notaris) - H.H.H. Schrijvers (graveur) |
1881 | A.P. Schrijvers (waagmeester) - F.X.H. Schrijvers (candidaat-notaris) |
1910 | Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen - H.H.H. Schrijvers (waagmeester) |
1928 | Kantoor en Garage 'Citroën' |
1943 | Brenninkmeijer (C. en A.) - F.H. Grappenhaus (inkooper C. en A.) - Pensmarkt 3-1 |
Henk Henkes, Van den Raethuys tot Stadhuis (2016) 276-277
Charles de Mooij en Aart Vos, 's-Hertogenbosch binnenskamers (1999) 28
Aart Vos, 's-Hertogenbosch : De geschiedenis van een Brabantse stad 1629-1990 (1997) 69