(No. 28) Tot het erf van de beide laatst beschreven huizen behoorde oudtijds een tuin, die gelegen was tusschen die huizen Zuid-Oostwaarts en een huis, dat in 1431 toebehoorde aan Henrick van Broeckhoven, daarna aan Willem Colen, kanonik der St. Janskerk te den Bosch en in 1509 aan Petrus de Ruyter, kanonik dierzelfde kerk Noord-Westwaarts.
De hiervoren reeds genoemde Geerlich de Roover verkocht 13 Maart 1509 voormelden tuin aan het Kapittel der meergezegde kerk bij eene akte, welke luidt als volgt:
Geerlick die Rover een erffenisse ofte hooff, gelegen in der stat van Sertogenbossche ter plaitzen, geheyten opten Papenhulss, tussen een erve voirtijts toebehoirende Heeren Willemmen Colensz, cononick in Sertogenbossche, nu ter tijt Heeren Peters die Ruytter, oick Canoniek in Sertogenbosch, aen d'een zyde ende die poirte ende ganck des voirs. Geerlicx die Rover aen d'ander zyde, streckende van der straten totten anderen erve des voirs. Geerlicx, dair dese voirs. erffenisse ofte hoff afgedeilt is, welcke erffenisse ofte hoff houdende is inder lengden ter zyden ten erffeniss des voirs. Geerlicx wairt hondert ende vier voeten oft dairomtrent ende ter zyden wairt Heeren Peters die Ruijtter hondert ende seven voet oft dairomtrent ende inder breyden omtrent tsestich ende een voet, zoe hy seeghde. - heeft hy wittelick ende erffelicken vercoft Meesteren Claessz Kuyst tot behoef der Heeren Dekenen ende Capittels van St. Jans Evangeliste bijnnen der voirs. stat, van denselven Heeren
| 509 |
Dekenen ende Cappittele in den erfrecht te hebbenen ende te besittenen ende heeft die voirs. Geerlick dat opgedragen ende helmelinge dairop vertegen in manieren in dien gewoentlick. Gelovende dieselve Geerlick als principail sculder op hem ende allen zijn gueden hebbende ende vercrigende, dat hy den voirs. Heeren ende Cappittele van der voirs. erffenisse sculdige ende gerechte zal doen weerscappe ende dat hy allen commer ende aentaile in der voirs. erffenisse wesende den voirs Heeren ende Cappittele zall aff doen gehelicx, uytgenomen den voirs. Cappittele een erfchijns van vier ponden ende darthien scillingh payments jairlicx dair uuyt te vergeldene als hy seeghde, - op zekere vorwairden ende bespreek als hiernae volgt. In den yersten, dat die voirs. Heeren Dekenen ende Capittel coeperen den voirs, chijns van vier ponden ende derthien scillingen payments uyt den voirs. hoff oft erffenisse alzoe zullen gelden ende schuldich zijn te geldenen ende te betalen, dat den voirs. Geerlicken vercoper oft zijn oire ende nacomelingen, besittenen van zijn huyse ende anderen erven voirs. dair af egheen schaide ofte commer comen en zall in eenigh toecomende tyden. Oft oick den voirs. coperen, Heeren Dekenen ende Cappitele beliefden te betimmeren die voirs. erffenisse ofte hooff, dan zy alsdan hen drup zullen hebben op den ganck ofte erffenisse des voirs. Geerlincx aen die zyde ten voirs. ganck wairts, des en zullen die voirs. coperen egheen vensteren moigen maken, die op zullen moigen gaen ten voirs. ganck wairts mer zullen moigen maken gelasen oft yseren traillien ende des zullen oick die voirs. coperen hebben die stenen pilernen van der poirten, staende naest desz voirs. erffenisse ende dair inne tanderen ofte timmeren hen muer oft hen belieft. Zullen oick die voirs. coperen leggen op dese voirs. erffenisse ofte hoff een zydelmuer, daer mede den voirs. ganck afgescheyden zijn zall, welcke muer dieselve coperen zullen ten euwigen daighen tot hunnen costen schuldich zijn tonderhoudene. Zullen noch dieselve coperen aen dat eynde van den voirs. erffenisse ofte hoff int scheyden tussen beyde setten ende maken een heymsel van steen ofte van hout
| 510 |
op hunnen cost, mer datselve heymsel gemaict zijnde, zullen die coperen ende vercoper dat alsoe tot hunnen beyden costen onderhouden ende repareren ende schuldich zijn gelijck te onderhouden ende te repareren. Welcke vorwarden, bespreeck ende condicien hebben Meesteren Peter van den Bosch ende Laureints van Gonterslair, canonicken ende capitilaren des voirs. Capittels, als dairtoe van denselven Capittel, soe zy seeghden, gecommitteert, op die verbijntenisse van den gueden desselve Capittels ter eenre, ende die voirs. Geerlick die Rover op verbijnntenisse van allen zynen gueden, hebbenen ende vercrigenen ter andere zydenen malcanderen geloeft te onderhoudene ende volcomelick metten werck sonder oppositien gansselick te volbrengene. Allet sonder arch ofte list. Getuygen hebben hierover geweest Scepenen in Sertogenbosche Arnt Monix ende Gerit van der Bruggen. Gegeven opten derthiensten daeh der maent van Merte des Woensdachs nae den Sondach alst men singht letare Jherusalem int jair ons Heeren 1509. Na dezen koop deed gezegd Kapittel op het door hetzelve gekochte een huis bouwen, dat tot zijnen wijnkelder gediend heeft en daarom den naam kreeg van den Heerenkelder. Tevoren had dat Kapittel reeds een wijnkelder op de Papenhulst gehad, zooals blijkt uit Dr. C.R. Hermans' Kronijken p. 96 1).
Deze kelder was echter, blijkens het aldaar medegedeelde, niet het eigendom van het Kapittel van St. Jan en in 1526 reeds als zoodanig in onbruik. De reden waarom het eenen eigen wijnkelder deed bouwen kan men vinden bij J. van Oudenhoven t.a.p. blz. 101 en Dr. C.R. Hermans Kronijken blz. 71. Na den bouw daarvan ontstond de vraag of de Kanoniken van St. Jan al dan niet gehouden waren aan de stad den Bosch accijns te betalen, van den wijn, die zij er in bewaarden; de strijd hierover liep in 1517 tusschen de Kanoniken, die beweerden vrijdom van accijns te hebben en de Regeering van die stad, welke het tegendeel volhield, zoo hoog, dat deze laatste alstoen de Papenhulst aan het
| 511 |
begin der Clarastraat met groote en zware houten palen deed afsluiten en aan het begin van de Choorstraat, omtrent het huis van den Deken van het Kapittel, een groot ijzeren hek, roostel genaamd, deed plaatsen, zoodat geene vaten met wijn in den Heerenkelder meer konden worden gebracht 2); „maer de Priesters zijn gekomen, zoo schreef J. van Oudenhoven t.a.p. blz. 101, met haere knechten ende hebben die groote swaere posten wederom wegh gedaen ende het Clarenstraetje wederom geopent. Dit by de Stadt verstaen wesende, hebben een verbodt lancx die straeten van de stadt laten afflesen, dat niemant op de verbeurte van lijff ende goet eenige assistentie ofte bystant doen en soude die van den Capittele om den wijn in den Heerenkelder te doen. Maer die Canonicken ende Beniflciaten, die sterck ende cloeck waren, terwyle dat men dat wywater in de kerck worp ende de Hooghmisse gesonghen wert, haere choorcleederen ende tabbaerden uytgetogen hebbende, hebben den wijn selver in den kelder gedaen, niet passende op eenich gebodt noch op den ghenen, die daerby stonden ende dat aensaghen ende die canonicken gingen solliciteren aen den Bisschop van Luyck om opschortinghe van den openbaren dienst te vercryghen, hetwelck hen geaccordeerd wierde ende de kercken bleven geslooten ende die getyden ende Missen werden gedaen met gesloten deuren ter oorsaecke, dat die Heeren van der Stadt ende den meesten hoop van de Dekenen van den Ambachten ende die ses Mannen met violentie aen de canonicken henne voors. ontworpinghe der paelinghe wilden verghelden. Ende alsoo bleven die kercken in die cessie geslooten van den 19 Meert des jaers 1516(1517) tot den Witten Donderdach toe daer naest volghende ende men communiceerden niet voor Paeschavondt des jaers 1517(1518). Maer dat die canonicken alle haer getyden ende Missen deden met geslooten deuren, dat ver- | 512 |
droot die stadt soo seer, dat sy aen den Grave van Nassouw vriendelijck versochten omme te moghen hebben vijftich ofte 't sestich ruyters, die sy geleydt hebben in die huysen van de Canonicken, beloovende hen van allen schade ende hinder, die hen daervan souden moghen hebben overcomen, los ende vry te houden, op welcke beloofte die ruyters, in de huysen van de Canonicken gekomen zijnde, al open smeten dat sy vonden, te weten tresoiren, cantoiren, botteleryen, bierkelders, etc, etende ende drinckende dach ende nacht; daerenboven hebben sy die gelasen uyt gesmeten, die dienaren ende dienstmaeghden van de Canonicken uytgejaeght, alsoo dat die Canonicken henne huysen moesten verlaten. Maer niet langhe daerna wiert dit geschil ende tweedracht opgenomen ende beyde partyen quamen in de stadt van Camerick, alwaer sy beyde wierden veraccordeert ende besloten, die Heeren van den Capittule souden hebben 's jaers viertich voeder wijns ende twaelff hondert tonnen biers, die sy gebruycken mochten sonder eenighen accijns daer af te geven, met expresse conditie, dat men die ydel vaten altijt meten souden in de Diese in de teghenwoordicheyt van twee Canonicken ende twee Schepenen ende twee Dekens van de Ambachten (Oude Memorien). Vinde in andere oude Memorien mede aengeteeckent: dat de Heeren van de Stadt ende de meesten hoop van de Dekens van de Ambachten ende die ses Mannen met gewelt genomen hebben eenen wagen wijns, den Heeren van het Capittel toebehoorende, staende op het Hintemereyndt ende hebben dien met de Groenroede doen voeren aen de Marckt in den kelder van den Swarten Arent, om daer van haren accijns te hebben." Met deze aanhaling uit van Oudenhoven heb ik medegedeeld het belangrijkste van de geschiedenis van den nieuwen Heerenhelder. Die geschiedenis toont duidelijk aan, hoe noodzakelijk het in de 16e eeuw in ons land was geworden, dat er meer Bisschoppen kwamen ten einde er de tucht onder de Katholieke geestelijkheid te herstellen, Dat die tucht onder de Bossche kanoniken in het bijzonder zeer verslapt was, blijkt ook nog uit de
| 513 |
navolgende verklaring, welke Geeraert Reynssone in 1567 blijkens Prosper Cuypers van Velthoven Documents p. 364 aflegde: dat die heeren van den capitele van Sinte Jans altemets tot zynen huyse quamen drincken, gelijck hy, deponent, bier tot zynen huyse is tappende, ende eene schoene caemere ende hoff heeft, daer die voorschreven heeren altemets een verkeerken commen spelen als den dienst in de kercken gedaen is ende nyet en weten wat doen. Nadat de hierbedoelde Heerenkelder gebouwd was, werden daarbij gevoegd de thans nog bestaande oude huisjes, nu genummerd Papenhulst 26 en 24, die, als gezegd, eens het eigendom van Van Broeckhoven, Colen en de Ruyter waren en waarschijnlijk krachtens erfmaking aan het Kapittel van de Bossche St. Janskerk gekomen waren. Door een dier huisjes, n.l. dat hetwelk het meest Walwaarts staat, komt men thans in de vrijmetselaarsloge, die gevestigd is in de achterzaal van den voormaligen, hierbedoelden Heerenkelder, welk gebouw nu genummerd is Papenhulst 28.
De Heerenkelder met de beide daarnaast Noord-Westwaarts staande huisjes was, zooals wel niet noodig zal zijn mede te deelen, geestelijk goed en werd daarom bij de reductie van den Bosch in 1629 eveneens ten behoeve van den Staat verbeurd verklaard. Pieter Schuyl, in diens hoedanigheid van raad en rentmeester van de geestelijke goederen binnen de stad den Bosch, verkocht 31 Augustus 1641 bij eene akte, die later zal worden medegedeeld, voor de Staten Generaal der Vereenigde Nederlanden voorbedoelden Heerenkelder met bijbehooren aan mr. Johan Gans, heer van Bommenede en Frans Blom, reeds meermalen genoemd. Toen dezen met elkander het door hen gezamenlijk gekocht geestelijk en kloosterlijk goed deelden, viel de Heerenkelder met bijbehooren aan Frans Blom ten deel; deze vermaakte dien daarna aan zijne vrouw Maria Sprongh, welke, nadat zij weduwe van hem was geworden, dien kelder den 4 December 1648 (Reg. n°. 396 f. 115), in tegenwoordigheid van Nicolaas Blom, controleur van de fortificatiën en Willem van Houte, rentmeester van den Bosch, als voogden
| 514 |
over de onmondige kinderen, die zij van haren genoemden man had, verkocht aan Willemina Walewijns weduwe van Cornelis Keerweer, kapitein eener compagnie voetvolk te den Bosch. De Heerenkelder werd toen gezegd te zijn: „eenhuys, genoempt den Papenkelder, tegenwoordich geapproprieert tot twee woningen, hoff, coockhuyscen, etc.", staande op de Papenhulst tusschen het huis van den kapitein Abraham ex uno en dat, hetwelk eertijds was van het Kapittel der kerk van St. Jan Ev. en nu door den rentmeester Schuyl bewoond wordt, ex alio. Cornelis Keerweer 3), die in 1632 in den Bosch in garnizoen lag als luitenant-majoor, had van zijne genoemde vrouw twee dochters: Elisabeth en Jacoba Keerweer, van welken de laatste den Heerenkelder met bijbehooren van hare moeder erfde; zij vermaakte dien bij haar testament van 15 November 1709 aan Jacoba Demetrius. Lucas van Eybergen, predikant te den Bosch en professor in de Grieksche taal aan de Illustre school aldaar, verkocht 14 October 1710 (Reg. n°. 528 f. 289 vso) in zijne hoedanigheid van executeur-testamentair der nalatenschap van laatstgenoemde den Heerenkelder met bijbehooren aan Wilhelm Schuyl de Walhorn, oud-president-schepen van den Bosch; de kelder werd toen gezegd te zijn: een schoon huys met syne kameren, salet ende kelders, keuckens en thuyn op den Papenhuls, aan beyde zyden et fine uno den kooper, streckende met den anderen eynde aen de gemeene straet.
Deze kelder vererfde daarna aan dezelfde personen, als vermeld zijn bij de beschrijving van het daarnaast Walwaarts staand huis, zoodat ten slotte daarvan ook eigenaars werden de gebroeders mr. Willem en mr. Johan Hendrik van der Does;
| 515 |
Van dezen laatste erfden de helft daarvan zijne weduwe Margaretha Bosschaert, alsmede hunne kinderen Hesther, Maria, mr. Willem Jan en mr. Willem Isaak van der Does. Deze erfgenamen, zoomede eerstgenoemde mr. Willem van der Does, verkochten 5 Juni 1772 (Reg. n°. 591 f. 298 vso) 4) bedoeld gebouw aan Hermanus Gerbade, woonachtig te den Bosch; van dezen erfde het diens weduwe Agatha van Heurn. Nadat zij was komen te overlijden, verkocht haar schoonzoon mr. Hendrik Jacob Ackersdijck, in diens hoedanigheid van executeur-testamentair harer nalatenschap, het 17 Dec. 1805 aan Willem Hubert senior, architect te den Bosch, waarna deze het den 30e van Wintermaand 1809 verkocht aan mr. Jan Schouten, auditeur-militair te den Bosch, ten behoeve van de Loge der Vrijmetselaren onder het motto de Edelmoedigheid binnen die stad. Toen zij den kelder kocht, was die in huur bij de stad den Bosch; hare Regeering had ze toch in 1794 gehuurd om er de Latijnsche school in te vestigen, omdat het gebouw dier school, dat in de Schilderstraat stond, in 1794 bij het bombardement van den Bosch door de Franschen zoodanig was gehavend geworden, dat er geen les meer in kon gegeven worden; de Rector der Latijnsche school, mr. Jacobus Oliphant geheeten, kreeg alstoen voor zijne klas het deel van den Heerenkelder, dat thans dient tot woning van den Conciërge der Loge en nu genummerd is 26, terwijl de vier overige docenten der Latijnsche school hunne klassen kregen in het tegenwoordig heerenhuis van den Heerenkelder, thans genummerd 28; de daarbij behoorende tuin werd toen door den Custos dier school in gebruik genomen; en haar genoemde Rector kreeg alstoen tot woning het naast het huisje n°. 24 staand huis, dat ook door de stad was gehuurd en hierna zal worden beschreven onder den naam van het huis der Bonenfanten; Rector 5) en Latijnsche school bleven in die gebouwen tot 1810 gevestigd, als | 516 |
wanneer de gemeente den Bosch, zooals verder zal worden medegedeeld, de daartegenover staande gebouwen daarvoor aankocht. De Loge de Edelmoedigheid, welke nog steeds den Heerenkelder met bijbehooren in eigendom heeft, werd pas in 1808 geconstitueerd. Vóór haar bestond te den Bosch eerst de Loge la Concorde, welke in 1775 ophield te werken en waarvan anders niets bekend is; daarna werd aldaar in 1776 opgericht de Loge, ook de Edelmoedigheid genaamd, welke werkte tot Januari 1793, als wanneer zij genoodzaakt was haren arbeid te staken tengevolge van de toenmaals zeer bewogen tijdsomstandigheden en waarschijnlijk ook nog tengevolge van het vertrek uit den Bosch van vele officieren van het garnizoen; de meeste leden van die Loge zullen ongehuwden geweest zijn, want bij een bezoek, dat de vrouwelijke bloedverwanten van de leden dier Loge den 21 Januari 1778 aan hare vergaderzaal brachten, werd door een der Vrijmetselaren voor de jonge dames een gedicht voorgedragen, waarvan een der coupletten eindigde met deze regels:
En hoort dees ongehuwde schaar
U roemen, vergenoegd te leven,
Elk kiest wis een vrijmetselaar.
De tegenwoordige Loge de Edelmoedigheid werd, zooals wij reeds zagen in Dl I blz. 101, 13 Augustus 1808 geconstitueerd ten huize van Neerhoff, kastelein in het Oude Statenlogement, waarna den 5 November daaraanvolgende hare plechtige inwijding plaats had door eene Commissie uit het Groot Oosten der Nederlanden, waartoe ook behoorde de destijds regeerende Grootmeester Nationaal, mr. C.G. Byleveld te Middelburg; haar werd toen een nieuwe constitutiebrief verleend. Zoodra had zij niet de vrije beschikking over haar gebouw op de Papenhulst of zij installeerde zich in de achterbenedenzaal daarvan; sedert dien is zij bij voortduring er in gevestigd gebleven.
| 517 |
Noten | |
1. | Id. van Heurn Historie I p. 456. |
2. | Dr C.R. Hermans Kronijken p. 80 en van Heurn Historie I p. 428. |
3. | In de Heraldieke Biblioth. 1881 p. 85 staat vermeld, dat Geertruid Tulleken, dochter van Rutger, schepen van den Bosch en Francina de Leeuw, huwde met 1° Willem Keerweer, kapitein der Infanterie, wien zij schonk: Cornelis, Francina en Wilhelma Keerweer, allen ongehuwd overleden; 2°. Hendrik van Hamel, med. doctor te en schepen van den Bosch, gestorven 26 Febr. 1701, wien zij schonk: Rutger van Hamel, kapitein en Adriana Lydia van Hamel, die huwde met 1°. mr. Mathias de Vlamingh, schepen van den Bosch; 2°. Hendrik van Lidth de Jeude, luitenant-kolonel. In 1632 was in den Bosch genoemde Cornelis Keerweer als luitenant-majoor in garnizoen. |
4. | Zij verkochten 7 September 1774 (Reg. no. 584 f. 58 vso) aan den op blz. 148 genoemden Johannes Baptist van Bommel, wonende te den Bosch, de Baasterhoeve, door hen geërfd van hunne ouders en voorouders. |
5. | Na 1800 was Petrus Josephus Volders rector der Latijnsche school. |
1865 | J.G. Betz (predikant bij de Nederduitsche Hervormde gem., surnumerair der posterijon) - A. van Ravenstein (letterzetter) |
1875 | J. Ringeling (leeraar aan 's rijks H.B. School en schoolopziener) |
1881 | J. Ringeling (district schoolopziener) |
1908 | Raad van beroep ongevallenwet - A. Voets (concierge) |
1910 | Raad van beroep ongevallenwet - A. Voets (concierge) |
Varia Historica Brabantica III (1969) 243