A.F.A.M. Wetzer, 1 augustus 2007
Een altijd dichte deur in de Orthenstraat. Het pand is een mooi monument. Omstreeks 1623. 'Trapgevel met geprofileerde cordonlijsten met kopje in het midden. Boven de drie geprofileerde korfbogige vensters metselmozaïeken in de boogvelden en op de bovenste vensters uitgekraagde togen. Vier sierankers, afgesleten gevelsteen', meldt de monumentenlijst. Vandaag nemen we een kijkje achter de voorgevel van: Orthenstraat 3. Een pand dat al eeuwen de naam 'De Gulden Hopsack' draagt; dat moet wel iets te maken hebben met het bierbrouwen! Dat klopt, want in 1619 verkoopt Wouter Jansz van Wel een bierbrouwer een rente (zeg maar: hij neemt een hypotheek op zijn huis) om een nieuwe voorgevel te kunnen bekostigen. Sedertdien kent de Orthenstraat de fraaie renaissancegevel van het pand. Maar al eerder was het pand brouwerij en kende de eigenaar zo'n 50 collega's in de stad die aan deze drank hun inkomsten als brouwer te danken hadden. Opmerkelijk is dat het pand na 1619 kennelijk niet meer als brouwerij in gebruik was. Weliswaar blijft het lange tijd met 'drank' verbonden, want in 1643 woont er de wijnkoper Hulderinckx en een eeuw later de grossier in wijn Kippinx en de wijnkoper en distelleerder De Wijs. In 1787 woont er de dokter Levi Salomons. In dat jaar was De Hopzak een van de Bossche huizen die door een plundering door het garnizoen getroffen werd. Veel waardevols heeft Salomons later niet meer teruggekregen toen de goederen bij de plunderaars in beslag werden genomen. Tijdens kijkdagen kon hij slechts met moeite enige eigendommen herkennen: 'een bed met overtrek, herkent aan een lap in het overtrek, en een tafelbel met de tong er uyt'. In die tijd werden er in het pand van de joodse eigenaar bijeenkomsten gehouden, bij gebrek aan een eigen synagoge. Salomons zelf was daar niet zo'n voorstander van. Hij schreef zelfs een brief aan het stadsbestuur om dergelijken godsdienstoefeningen bij joden thuis te verbieden, ze moesten maar 'tot Oeffening van hunne Godsdienst een kaamer bij een burger deezer stadt Huuren'. De firma Van Miert wordt in de 19e eeuw eigenaar van het pand en vervolgens wordt het als pakhuis gebruikt. Door deskundigen wordt in de twintigste eeuw vooral de buitenkant, de voorgevel, gezien als een belangrijk monument. In 1923 wordt in de gemeenteraad het voorstel gedaan de voorgevel te restaureren. De totale kosten bedragen zevenduizend gulden. Het rijk zou hiervan de helft dragen, de gemeente wordt een bijdrage van 15% gevraagd. Zonder hoofdelijke stemming draagt de gemeente de duizend gulden bij. Na restauratie blijft Van Miert het pand gebruiken. Later niet meer als pakhuis, maar als een dependance van de winkel aan de Hoge Steenweg; er worden tuinmeubelen en kampeerartikelen verkocht. In 1970 wordt F. van Lanschot Bankiers de nieuwe eigenaar van het pand. De Gulden Hopsack ondergaat daarna een algehele restauratie, ook het interieur wordt behandeld. De schilderingen aan het 17e-eeuwse plafond zijn gerestaureerd en op passende wijze aangevuld. Onder de ranken, vogels en guirlandes wordt nu met computers gewerkt. |
De straten in het Bossche voetgangersgebied kennen meestal winkels, en in mindere mate kantoren en woonhuizen. Toch waren de meeste kantoren en winkels eens gewone woningen. Zo ook het pand Orthenstraat 3. In het begin van de zeventiende eeuw werd er in de Orthenstraat een nieuw huis gebouwd door de bierbrouwer Wouter Jansz van Wel. Hij noemde het pand Den Gulden Hopsack. Het oude pand dat op deze plek stond en ook dezelfde naam kende, had Van Wel in 1600 gekocht. Kennelijk voldeed dat niet aan zijn behoefte en daarom verrees er negentien jaar later het pand met de nu nog duidelijk te herkennen trapgevel en in renaissance-stijl. Het is niet duidelijk, of er in het pand een grote brouwerij heeft gestaan: de zolderverdieping is wèl gebruikt voor de opslag van de grondstoffen ervan. Een groot hijsrad uit die tijd is nu nog in het pand aanwezig. Den Gulden Hopsack heeft voornamelijk dienst gedaan als woonhuis. Naast de bierbrouwer hebben er ook andere handelaren in alcoholica gewoond. Ondermeer in de zeventiende eeuw de wijnkoper Hulderinckx en een eeuw later de grossier in wijn Kippinx. Kippinx verhuurde het pand later aan anderen ter bewoning. Ondermeer aan zijn collega De Wijs, wijnkoper en distilleerder en later aan de jood Levi Salomonson. HuissynagogeDokter Levi Salomonson was in Franeker als dokter afgestudeerd en naar 's-Hertogenbosch gekomen. Hij mocht officieel geen Bosch' poorter worden, maar werd wel als inwoner getoloreerd. In zijn huis werden godsdienstige oefeningen gehouden, en was het als zodanig een voorloper van de synagoge. Salomonson stimuleerde een huissynagoge echter niet, reden waarom hij in 1780 een brief aan het stadsbestuur schreef om een eigen ruimte voor de joodse gemeenschap van een kleine tachtig leden. Het stadsbestuur reageerde negatief: bovendien wezen zij er op dat nog in 1777 er een besluit genomen was dat joden géén poorter mochten worden en evenmin toegelaten zouden worden tot inwoner van de stad! Maar de tijden zouden veranderen. Met de komst van de Fransen en de daarop volgende politieke veranderingen was dit inderdaad zo. In 1798, een jaar vóór zijn dood, werd Levi Salomonson alsnog toegelaten als Bosch' poorter.PlunderingVoordien waren, in 1787, bij Den Gulden Hopsack de ruiten ingegooid en de inboedel geplunderd. Dat gebeurde niet alleen bij Salomonson, maar bij vele honderden huizen in de stad, toen het garnizoen in opstand kwam. Later werden de vele geplunderde goederen teruggenomen van de stelende soldaten en op kijkdagen aan de beroofde Bosschenaren tentoongesteld. Salomonson had toen een bedovertrek meegenomen die hij herkend had "aen een lap in't overtrek", eveneens een kinderdoekje, "met eyge merk".PakhuisOok mocht hij een herkenbare tafelbel mee naar huis terugnemen dat hij herkend had aan het feit dat "de tong er uyt" was.In de negentiende eeuw fungeerde Den Gulden Hopsack nog geruime tijd als woonhuis. Later in die eeuw en in de twintigste eeuw was het een pakhuis. Verf- en glashandel Verhees, Mandemakerij van Rooy, Pasman's aardappelcentrale en Louis A. van Miert gebruikten het gebouw in die tijd. Van Miert ondermeer om er 's zomers zijn kampeerartikelen te verkopen. In 1970 werd het bankiersbedrijf Van Lanschot er eigenaar van en zij restaureerde het pand. Voordien, in 1923, was enkel de voorgevel reeds gerestaureerd voor zeven mille. Van Miert was de opdrachtgever en het Rijk (f 3.500,-) en de gemeente (f 1.000,-) subsidieerden. In 1970 werd het gehele pand Den Gulden Hopsack gerestaureerd. Het werd in gebruik genomen door het Bankiershuis en is voor het publiek niet toegankelijk. Alleen tijdens de IOpen Monumentendag (in september) bestaat er gelegenheid voor het publiek dit monument ook achter de voorgevel te bekijken. De voorgevel van Den Gulden Hopsack wordt 's avonds verlicht. Niet door zulke 'bouwlampen' als elders in de binnenstad, maar door een sierlijker, platte schotel. |
architect: H.W. Valk ('s-Hertogenbosch)
Van Lanschot bankiers is vanaf 1875 aan de Hoge Steenweg gevestigd en verwierf in de directe nabijheid in de loop der tijd een aantal panden die door luchtbruggen met elkaar werden verbonden. Aan de voorzijde vormen drie gevels een interessant ensemble, aan weerszijden van de Ruyssche Poort. Het hoofdgebouw van de bank aan de Hoge Steenweg 27-31 werd na de Tweede Wereldoorlog verbouwd en is voorzien van drie nieuwe trapgevels. Hier is sprake van een eigenzinnige vorm van wederopbouw, geïnspireerd op Duitse en Vlaamse trapgevels. Verderop |
Franse Kalksteen (65 x 60). De steen is bijna geheel afgesleten. Zeventiende eeuw, na 1619. Het stelt een zak voor, waarin destijds de hop werd bewaard. Doordat de steen is afgesleten is de voorstelling bijna niet meer te onderscheiden. |
Cijnsplichtigen zijn in de 16de eeuw eerst de familie Loefs, daarna achtereenvolgens de bierbrouwers Wouter van Uden en Wouter van Well. In 1564 werd het bezit omschreven als 'huys, erve, hoff met twee afterhuysen, onder een dack staande ende eenen stalle, daer achteraen staende'. In de kelder van het huidige hoofdhuis is de fundering van de rechter zijmuur van het oude gebouw aangetroffen. Vastgesteld kon worden dat deze fundering zeker tot aan de achtergevel van het huidige pand doorliep. Het oudere gebouw was dus minstens even diep. Tussen beiden was een osendrup van circa 40 cm. In 1564 is het pand afgebroken ten behoeve van de naastgelegen brouwerij. Het terrein lijkt daarna niet onmiddellijk opnieuw bebouwd. Alleen op het achterterrein werd een 'deminghuys' gebouwd aan het water met een 'watersteygeringe'. Vermoedelijk was dit een graanopslag voor de bierbrouwerij. Nadat in 1600 het erf in handen van de bierbrouwer Wouter van Well was overgegaan, bouwde deze er enige jaren later aan de straat een nieuw huis, bestaande uit een voor- en achterhuis. Onder het achterdeel is een smallere, half verdiepte kelder aangelegd. De kelder onder het voorhuis is van latere datum. Het pand bezit een hoge begane grond en vermoedelijk van oorsprong een insteekverdieping. De benedenruimte heeft, evenals de eerste verdieping, rijk bewerkte consoles uit de bouwtijd en beschilderingen uit de eerste helft van de 17de eeuw. Op zolder is nog een hijsinstallatie aanwezig. Het nieuwe huis is klaarblijkelijk ontworpen als woonhuis met representatieve functies en tevens als bedrijfspand. De productie van bier zal in het zij- achterhuis, bereikbaar vanuit het Eerste Straatje van Best, hebben plaatsgevonden. Hier is bij de restauratie in 1972 in de kelder de fundering van een brouwkuip aangetroffen. In de hoek tussen het hoofdpand en het zijhuis is een grote waterkelder aangetroffen, die mogelijk nog uit de tijd van de brouwerij dateert. | 147 |
Begin zeventiende eeuw werden er voor de bereiding van bier zware zakken graan en hop naar binnen gedragen, en naar de bovenste verdieping getakeld. November 1787 roofden plunderaars alles van waarde en sloegen ze de rest van het huisraad aan stukken. In 1937 kwam er een zaak in aardappelen, groenten en fruit. Nu lunchen er leden van de Raad van Bestuur van F. van Lanschot Bankiers. De Gulden Hopsack aan de Orthenstraat heeft een kleurrijke geschiedenis. Het in 1970 door Van Lanschot Bankiers gekochte pand is van de gehele rij aan de Orthenstraat en de Hooge Steenweg het kortst in het bezit van de bank. Maar het is wel het gaafst bewaard gebleven. Sinds het oproer van 1787, toen prinsgezinden zo tekeergingen in het huis van de rijke patriot Martinus Kippinx, is aan De Gulden Hopsack eigenlijk nauwelijks iets veranderd. Op de zolderverdieping hangt onder de kap nog altijd het grote hijsrad, met een doorsnede van 1,50 meter, waarmee de balen omhoog werden getrokken. Aan de bureaus eronder zitten medewerkers van de bank rustig te werken. Op de eerste verdieping is een houten zoldering, uitbundig beschilderd met bloemenranken en vogels. Nu vergaderen bankdirecteuren er. Beneden hebben de moerbalken nog deels zeventiende-eeuwse sleutelstukken in de vorm van acanthusbladeren. Hier is het restaurant voor de Raad van Bestuur. Een trapje gaat naar een insteekverdieping met een balustrade. Ooit een `comptoir' vanwaar de eigenaar toezicht kon houden op de bedrijfsactiviteiten beneden. "Die balustrade zou ik ooit nog eens dicht willen maken, met hoogstens twee raampjes, zoals je vroeger in Den Bosch op veel plaatsen zag. Ja, dat is eigenlijk een hartewens van me", zegt H. Hijmersma (1944), adviseur van Van Lanschot en beheerder van het kunstbezit van de bank. Bij de restauratie in 1970 heeft Van Lanschot geprobeerd de middeleeuwse kenmerken van het pand te behouden. Hijmersma, tegenwoordig betrokken bij de aankoop van historische gebouwen door de bank: "Als je ervoor kiest om je in een woonhuis te vestigen, wil je ook het karakter van het woonhuis handhaven. En dat is hier heel aardig gelukt." Toch moesten ook bij 'de Hopsack' concessies worden gedaan aan de eisen van het gebruik. "Als je luchtbehandeling wilt toepassen, kabels wilt leggen, als je ziet wat er allemaal moet worden ingebracht aan leidingen... Het aardige is er in goede verhouding uit te komen. Maar soms kun je niet anders dan een plafond verlagen, en dan moet ik als kunsthistoricus terugtreden." De begane grond was vroeger winkel. En nog langer geleden de plaats waar de grondstoffen binnenkwamen. Bierbrouwer Wouter van Wel liet rond 1600 het pand met mooie renaissance-gevel bouwen. De eerste verdieping, nu de grote vergaderruimte, was de eerste laadzolder. Er hangen kaarslampjes, en de tl-armaturen boven de tafel zijn bijna onzichtbaar gemaakt door een passende dieprode kleur. Een aantal moerbalken is vernieuwd. "Eenderde was indertijd niet goed meer. Tegenwoordig zouden we zeggen: laat ze toch zoveel mogelijk zitten." De plafondschildering in de vergaderruimte danken we aan een 'vreemde gewoonte' van huiseigenaren. "Ik weet niet waarom, maar vaak werden de plafondplanken op een gegeven moment omgedraaid. Dat is hier ook gebeurd en de redding geweest van de schilderingen. Die werden zo niet verder beschadigd of bewerkt. Er zijn nog enkele planken gevonden met de originele afbeeldingen. De overige konden worden gereconstrueerd", aldus Hijmersma. De Gulden Hopsack heeft een mooie spiltrap van zandsteen. Een nauwgezette reconstructie op basis van wat in de kelder nog aanwezig was. "Er is hier heel veel bouwhistorisch onderzoek gedaan. In de kelder kon je de aanzetten zien zitten van deze stenen trap. In een stad als Dordrecht zouden ze eerder hout hebben gebruikt. Maar vanuit Den Bosch waren nogal wat handelscontacten richting Keulen, en daar kwam veel natuursteen vandaan. Nee, vreemd is het niet dat je in Den Bosch rond 1600 een duurzame trap bouwde." | 117 |
In het pand Orthenstraat 3 treffen we een bijna totaal afgesleten gevelsteen aan. Het kopje er boven maakt geen deel uit van deze steen; het is een onderdeel van een van de uitspringende lijsten langs de gevel. Wat er op deze steen, van Franse kalksteen gemaakt, te zien is, is wel bekend. De naam van het pand, 'De Gulden Hopsack', geeft het al aan: een zak waarin hop bewaard werd. Hop is een belangrijk ingrediënt bij de bereiding van bier. In 1564 bouwde de brouwer Wouter van Uden op die plaats aan de Orthenstraat ter uitbreiding van zijn brouwerij een pakhuis voor de opslag van het hop, dat hij De Gulden Hopsack noemde. Dit pakhuis is echter niet het huidige gebouw. In 1600 kocht een andere brouwer, Wouter Jansz van Wel, het gebouw, dat hij in 1619 vervangen bleek te hebben door het huidige pand.
Wouter Jansz van Wel was niet de enige brouwer in de stad. In 1568 waren er 22 bierbrouwerijen in Den Bosch. In 1601 was het aantal opgelopen tot 51. De Bosschenaren bleken dus wel van een biertje te houden. Nu was dat niet zo verwonderlijk: het drinkwater was onbetrouwbaar en vaak besmet. Dat maakte bier volksdrank nummer één. Toch heeft De Gulden Hopsack niet lang deel uitgemaakt van een brouwerij.
Sedert de zeventiende eeuw heeft het in hoofdzaak als woonhuis gefungeerd. Toch kwam het niet helemaal los van de alcohol. Nadat de bierbrouwers vertrokken waren, bood het pand tot 1643 onderdak aan de wijnkoper Hulderinckx. Een eeuw later was het in bezit van de grossier in wijn Kippinx, die het gebouw aan diverse personen verhuurde. In de vorige eeuw werd De Gulden Hopsack eigendom van de firma Van Miert, die er een opslagplaats voor ijzerwaren van maakte, waardoor het pand nogal wat wijzigingen onderging. Hoewel De Gulden Hopsack tot 1970 eigendom van de firma was, werd het later veelal verhuurd, onder andere aan de mandenmakerij Van Rooij en Pasman's aardappelcentrale.
De eerste restauratie had in 1923 plaats door hetzelfde aannemingsbedrijf, dat van 1973 tot en met 1975 de meest recente restauratie uitvoerde: De Bont Van Hulten. In 1970 was het pand door de bankiers Van Lanschot aangekocht, en het werd ingrijpend gerestaureerd en in oude luister hersteld. Onder andere werden de prachtige plafondschilderingen die toen tevoorschijn kwamen, gerestaureerd. Bij deze restauratie kwam ook het bewijs, dat hier zeker hop opgeslagen heeft gelegen: tussen de vloernaden werden nog hopzaden aangetroffen.
|
De Gulden hopzak, omstreeks 1620. In 1923 gerestaureerd door H. van Heeswijk, waarbij de onderpui vernieuwd. Trapgevel met geprofileerde cordonlijsten met kopje in het midden. Boven de drie geprofileerde korfbogige vensters metselmozaieken in de boogvelden en op de bovenste vensters uitgekraagde togen. Vier sierankers; afgesleten gevelsteen. Inwendig enige sleutelstukken. |
Van deze drie huizen, had het eerste, gerekend als men kwam van Orthen, den naam van de Gulden hopzak; heette het tweede de Struis of wel de Vogel Struis, ook wel de Gulden Struis en het derde eerst de Wildeman, later de Gulden of de Vergulde brouwkuip.
Het eerst bedoelde huis werd 9 Februari 1564 (Reg. n° 236 f. 4) door Dierck 1) en Margriet Loeff, kinderen van Henrick Loeff den oude; door Jan, zoon van Albert Wellens en van Agnes, de dochter van genoemden Henrick Loeff, alsmede door genoemde Dierck, Margriet en Jan namens Henrick en Leonard, onmondige kinderen van Alberts Wellens en Agnes Loeff voornoemd, verkocht aan den bierbrouwer Wouter, zoon van Jan Gooswijnszn van Uden; het werd alstoen gezegd te zijn: huys, erve, hoff met twee af terhuysen, onder een dack staende ende eenen stalle, daer achteraen staende, gelegen aen den Hoogen Steenweek tegenover de Visstraet tussen erve Gijsbert Henrickszn. aen d'een syde ende tussen erffnisse Hanrix van Gangel, laeckencooper aen d'ander syde, streckende van de voors. straete tot den water aldaer loopende.
| 144 |
Genoemde van Uden brak daarop al de gebouwen, waaruit dit huis bestond, af en maakte daarvan: een ledige plaetsse oft erffnisse, streckende van de voorstraete achterwarts tot aen een deminghuys by den voors. (van Uden) daergestelt ende getimmert, staende tot den water toe aldaer achtervlietende, met de watersteygeringe daer af ter staende (n.b. dit „deminghuys” maakte later deel uit van het door hem gebouwd huis de Vergulde brouwkuip). Van meergenoemden van Uden kwam dit ledig erf met hetgeen daarachter, als gezegd, gebouwd was aan diens dochter Christina van Uden, welke het ten huwelijk bracht aan haren man Jan van Vechel, den zoon van Joost Leonardszoon; hunne kinderen, zijnde: Joost, Wouter, Agnes, Margriet en Aleid van Vechel, voor welke vier laatstgenoemden, omdat zij toen nog minderjarig waren, optrad hun curator Adriaan de Roy Adriaanszn, verkochten dat erf Maart 1600 aan den bierbrouwer Wouter Janszn van Wel; hij bouwde daarna daarop het huis 2), dat er thans nog op staat en waarvan de gevel thans nog is, zooals hij dien bouwde ; deze is de eenige, welken men uit zijnen tijd in den Bosch nog vindt. Zijne dochter Anna, huisvrouw van Jan van Geffen en zijne overige erven verkochten 18 April 1637 dit huis, waarin toen woonde de wijnkooper Gerard Hulderincx, aan Jacques de Lange, kapitein-geweldiger over het garnizoen van den Bosch, die het 3 Februari 1643 (Reg. n° 387 f. 168 vso) weder verkocht aan mr. Peter van Bree, notaris en procureur te den Bosch; diens kinderen Jacob en Boudewijn van Bree, dezen ook nog als erfgenamen van wijlen hunnen broeder Dr. Peter van Bree, verkochten het 24 November 1694 (Reg. n° 481 f. 61) aan Josina en Maria van Vechel.
Het hierop volgend huis, de Struis, ook de Vogel Struis of wel de Gulden Struis geheeten, werd door de kinderen van Ariken van Bommel wed. van Anthonis Anthoniszn van Berck in 1628 verkocht aan Dorfken Ysbrants, die huwde eerst met Jan van de Water en daarna met Herbert van den Wyer. Den 30 Augustus 1729 werd het ten laste van de erfgenamen Daniel
| 145 |
Stans Molenmakers gerechtelijk verkocht (Reg. n° 544 f. 147 vso) aan Helena Smits weduwe van Hendrik van Amelsvoort, die het voegde bij haar huis de Gulden Brouwkuip en daarmede tot een geheel vereenigde, zooals het thans nog is. Van het derde huis, dat als gezegd aanvankelijk de Wildeman heette, was de oudst bekende eigenaar Jan Dirckszn Schoircops; het werd ten zijnen tijde gezegd te zijn: huys, erve, hoff ende achterhuys, gelegen in de Ortenstraet tussen erve Dirx, sone wylen Jacobs van Hedel, aen d'een syde ende tussen huys ende erve Jacobs Donck aen d"ander syde, streckende van de gemeyn straet achterwarts totten water aldaer vlietende; na zijnen dood kwam het in vruchtgebruik aan zijne weduwe Yda, dochter van Hanrick Stapparts Peeterszoon; zij deed 3 Februari 1559 (Reg. n° 203 f. 128) afstand van den tocht van dit huis, dat toen gezegd werd te staan tusschen het erf van Catharina weduwe van Jan, den zoon van Willem Pijnappel Janszn., aan de eene zijde en het huis de Struis, toebehoorende aan Mathijs van den Wiel, aan de andere zijde, aan hare kinderen Jenneken, Yda, Henrica en Maria Schoircops; dezen verkochten het nog denzelfden dag aan meergenoemden Wouter van Uden, die het gedeeltelijk afbrak en daarvan maakte: een voorhuys met een achtercoken daer teynden after aen gestaen, met noch een ander onderschooten camerke er aen, ledige plaetse, een schoon groot nyeuw brouhuys ende brouwerye ende onder 't voirs. voorhuys twee schoone onderschoten kelders van voore tot af ter ende onder 't voirs. brouhuys oick eenen schoonen overwulffden kelder met syne geplaveyde deminge. Hij gaf toen daaraan den naam, zeker wegens het beroep van bierbrouwer, dat hij daarin uitoefende, van de Gulden Brouwkuip, evenals hij om dezelfde reden het eerst bedoeld huis genoemd zal hebben de Gulden hopzak. Zijne dochter Christina erfde het van hem en bracht het ten huwelijk aan haren genoemden man Jan van Vechel. Hunne hiervoren gemelde kinderen verkochten het 1 Maart 1600 ook aan den mede reeds genoemden bierbrouwer Wouter Janszn van Wel, zoodat het
| 146 |
de bestemming van bierbrouwerij bleef behouden, die meergenoemde Wouter van Uden daaraan het eerst gegeven had. 3) Reeds sedert het eerste begin van den Bosch vond men daar bierbrouwerijen, zooals blijkt uit J. van Oudenhoven l.c. p. 34. Zij waren niet alleen eene bron van inkomst voor de ingezetenen maar ook voor den Hertog van Brabant, want hij hief van de daarin gemaakte bieren eene belasting onder den naam van gruitgeld.
Het brouwen van bier werd oudtijds in den Bosch beschermd door invoerrechten op de van het buitenland inkomende bieren en door de bepaling, dat binnen anderhalf uur af stands van de stad geene andere bierbrouwerijen mochten zijn dan huisbrouwerijen, d.w.z. brouwerijen, waarin uitsluitend voor de leden van het gezin bier gebrouwen werd; het 1 1/2 uur werd gemeten van af de poorten der stad langs den openbaren weg of heerbaan tot aan den dorpstoren; in de dorpen, die op een verderen afstand lagen, mochten met vergunning van 's Lands Eegeering wel bierbrouwerijen opgericht worden, maar het daarin vervaardigde bier mocht niet binnen den Bosch worden gebracht. Ten einde te voorkomen, dat de Bossche bierbrouwers monopolie maakten, was bepaald, dat niet meer dan twee brouwers zich met elkaar mochten associeeren. Voorts waren zij verplicht den eed te zweren van hunne bieren niet met voor de gezondheid schadelijke bestanddeelen te zullen vervalsenen; zij mochten alleen bier brouwen van tarwe, garst, haver of spelt. Uit hunne brouwerijen mocht het bier alleen vervoerd worden door de leden van het Bierdragersgilde, welke bepaling later wegens de sterke toeneming der bierbrouwerijen in den Bosch, omdat de leden van dit gilde dientengevolge niet talrijk genoeg waren om al het aldaar gebrouwen bier te vervoeren, in zooverre gewijzigd werd, dat het vervoer ook mocht geschieden door beëedigde knechts der brouwers. Voor de behoorlijke maat van de vaten, waarin het
| 147 |
bier geleverd werd, had de Regeering der stad ook nog gezorgd door te bepalen, dat de bierbrouwers alleen geijkte maten mochten gebruiken. In het jaar 1568 waren er in den Bosch 22 bierbrouwerijen voor den verkoop 4), welk getal tot het jaar 1601 aanmerkelijk toenam, zoodat er in dat jaar reeds 51 waren; in de 17e eeuw namen de bierbrouwerijen in den Bosch sterk af en ten tijde van van Heurn nog meer en wel, zoo schreef hij, wegens het toenemend gebruik van koffie, thee en wijn, zoodat er in 1740 nog maar 17 bierbrouwerijen in die stadwaren; later, omstreeks 1780, waren er slechts zeven meer: n.1. de Vergulde Brouwkuip aan de Orthenstraat en de Gulden Laars (de Witte hond) op den Hoogen Steenweg; de Witte Zon, het Anker, en de Witte Zwaan in de Vughterstraat; de Drie Zwanen op den Vughterdijk en de Roode Kroon op het Hinthamereind; mouterijen, die men oudtijds ook in den Bosch vond, bestonden er ten tijde van van Heurn geen van allen meer; de bierbrouwers maakten alstoen daar zelf hun mout.
Jan Gerardszoon van Geffen als man van Anna en Cornelis Goossens als man van Everken, dochters van genoemden bierbrouwer Wouter Janszn. van Wel en Heylken van Heesch Walraafsdochter, alsmede Jan Crijnen de Beer, wonende te Well, als man van Agnes, dochter alsvoren, verkochten 18 April 1637, evenals zij toen ook het huis de Gulden Hopzak verkochten (Reg. n° 338 f. 456), het huis de Gulden Brouwkuip, zijnde toen eene woning en bierbrouwerij met erf en tuin, staande en gelegen aan de Orthenstraat en zich achterwaarts uitstrekkende, de woning en bierbrouwerij met erf tot aan de Dieze en de tuin van af het huis de Gulden Hopzak ook tot aan de Dieze, wordende zij begrensd eenerzijds door eene poort en erf van een huis, toebehoorende aan de Regulieren van Mariënhage bij Eindhoven en anderzijds door het huis de Struis, en zijnde zij bewoond en gebruikt geweest door Jan, den zoon van genoem-
| 148 |
den Wouter van Wel, die daarin gestorven was, - aan Dierck Adriaanszoon van Hoey, koopman. Diens vrouw was Maria de Raadt, welke na zijnen dood hertrouwde met Johan Brants; hij en zijne genoemde vrouw, deze als daartoe gemachtigd bij accoord door haar gemaakt met de voogden over de kinderen, gesproten uit haar eerste huwelijk, zijnde Jacob en Henrick van Hoey genaamd, verkochten 14 Mei 1657 (Reg. n° 412 f. 195) het huis en brouwerij de Gulden Brouwkuip aan Reynier van den Berkenbosch, den zoon van wijlen Cornelis Reynierszoon. Dirck Kivits, kleermaker te den Bosch, verkocht 3 Januari 1678 het huis en bierbrouwerij de Vergulde brouwkuip bij gerechtelijke uitwinning aan Johan van Eyl, ook woonachtig aldaar. Diens vrouw was Maria de Wijs, de zuster van Helena de Wijs, welke laatste 26 Mei 1675 huwde met den Bosschen boekdrukker Jan Scheffers, den zoon van Jan en Maria de Guliker. Daar de vrouw van genoemden van Eyl kinderloos overleed, zoo erfde de helft van het huis de Vergulde brouwkuip hare gezegde zuster Helena, waarna deze en haar zwager, Johan van Eyl voornoemd, het 7 Januari 1704 verkochten aan Hendrik van Amelsvoort, wonende te den Bosch; dat huis werd toen aldus omschreven: „huys, erve, kelders, aghterkeucken, camerke, ledige plaetse, brouwkuyp etc, genaemt de Vergulde brouwkuyp” staande aan de Orthenstraat tusschen het huis en erf, eertijds der Regulieren van Marienhage, nu van Roelant Schoft, ex uno, en het huis en erf de Gulden Struis van Daniel Stans Molenmakers, ex alio, strekkende vanaf de Orthenstraat tot aan de Dieze.
Gezegde van Amelsvoort had van zijne vrouw Helena Smits deze kinderen: Godefridus van Amelsvoort, die het huis de Vergulde Brouwkuip erfde; Dorothea Maria van Amelsvoort, echtgenoote van Petrus Josephus Vogelvanger; Helena van Amelsvoort, echtgenoote van Franciscus Wynandus baron van Renesse van Wilp, (met wien zij in 1740 huwde) en Jacoba van Amelsvoort, echtgenoote van Godefridus Josephus Auwen; laatstgenoemde echtelieden erfden dit huis van Godefridus
| 149 |
van Amelsvoort voornoemd; van hen vererfde het op Mechelina Wendelina Deckers weduwe van Petrus Appelboom, die het 28 October 1788 verkocht aan Lambertus Antonius van Roosmalen, wonende te den Bosch 5); het was toen vereenigd met het huis de Gulden Struis, daar het nu werd omschreven als: huis met brouwerij, tuin en erf, genaamd de Brouwkuyp, en huis, genaamd de Vogelstruis, staande aan de Orthenstraat, ex uno de Poort, gaande naar de Plebanie, ex alio het huis van den heer Kippens en het straatje van Best. | 150 |
Noten | |
1. | Den 27 Mei 1575 (Reg. n° 225 p. 217) verklaarden voor Schepenen van den Bosch Bartholomeus Loeff, raad dier stad en Henricus, zoon van Albert Wellens, graankooper, beiden poorters van den Bosch en eerlijke mannen, ten verzoeke van Frans, zoon van Dierck Loeff, uit Heusden, dat deze is van goeden naam en faam, probae vitae, nullaque labe heretica infectum esse. |
2. | Reg. n° 356 f. 124. |
3. | Reg. n° 263 fol 326. |
4. | R.A. van Zuylen de Stadsrekeningen II p. 797. |
5. | Hij stierf aldaar in 1806 en was vader van Cornelia Maria van Roosmalen, die huwde met Mr. Johannes Luyben, raadsheer in het Gerechtshof van Noordbrabant en lid van de Tweede Kamer der Staten Generaal. |
De geschiedenis van De Gulden Hopsack gaat in ieder geval terug tot 1619, de kelders zijn zelfs nog ouder. In 1619 was het pand eigendom van Wouter Janszoon van Wel. Hij bouwde het van oorsprong houten pand om tot een gebouw van steen. Daarvoor kreeg hij een premie van het stadsbestuur dat de bouw van stenen huizen wilde stimuleren, omwille van de brandpreventie. Al in de jaren twintig van de 20e eeuw nam de gemeente 's-Hertogenbosch het initiatief om het vervallen pand te restaureren. Dat gebeurde onder leiding van de architect H. van Heeswijk, onder meer ook belast met de leiding van de restauratie van de Sint Jan. Aan het einde van de jaren zestig vond een volgende restauratie plaats. Daarna nam Van Lanschot Bankiers het gebouw in gebruik. In het voorhuis is de entree met een insteekverdieping. Verder is daar een gigantische waag te zien. Op de eerste verdieping is de vergaderzaal, met oude lage balken en versierde zoldering. Een mooie wenteltrap loopt helemaal tot in de nok van het pand. Daar is nog steeds het grote hijsrad te bewonderen, dat duidelijk veel gebruikt is in het verleden. | 59 |
1928 |
C. VisserEen geslaagde restauratieHeemschut 7 (1928) |
|
1975 |
Emile FallauxDe Gulden Hopsack = The Golden HopsackF. van Lanschot Bankiers ('s-Hertogenbosch 1975) |
|
1984 |
Henny MolhuysenOe gotte kèk daor : De Gulden HopsackBrabants Dagblad donderdag 12 april 1984 (foto) |
|
1988 |
RedactieDe Gulden HopsackKringNieuws 83 (1988) 75-76 |
|
1993 |
RedactieDe Gulden HopsackStille omgang journaal 2 (1993) 7-8 Stille omgang journaal 3 (1993) 5 |
|
1997 |
Henny MolhuysenAchter de voorgevel : 'Een tafelbel met de tong er uyt'Brabants Dagblad donderdag 16 januari 1997 (foto) |
|
2003 |
Wim HagemansDe Gulden HopsackBossche Pracht 5 (2003) 116-117 |
|
's-Hertogenbosch, huis De Gulden Hopzak, z.j.Hendrik de Laat (1900-1980)(potlood, krijt, gekleurd, 33.2 x 41 cm)
Brab. Coll. UvT
|
1993 |
De Gulden Hopsack, Orthenstraat 3De geschiedenis van De Gulden Hopsack gaat terug tot 1619. De kelders van het pand zijn zelfs nog ouder. Deze hebben deel uitgemaakt van een houten huis dat al in 1564 werd gekocht door een bierbrouwer. Het huidige pand is sinds 1619 eigendom geweest van bierbrouwers en wijnkopers. Nu is het in het bezit van Van Lanschot Bankiers N.V. en wordt het gebruikt als bankgebouw.In het voorhuis is de entree met een insteekverdieping. Verder is daar een gigantische waag te zien (een weegschaal van enorme afmeting, die dan eens de balans naar links, dan eens naar rechts laat uitslaan). Op de eerste verdieping is de vergaderzaal, met oude lage balken en versierde zoldering. Een mooie wenteltrap loopt helemaal tot in de nok van het pand. Daar is nog steeds het grote huisrad aanwezig, dat zichtbaarveel gebruikt is in het verleden.
Boekje Open Monumentendag (1993) 2
|
1865 | G. Neefs Sr. (mr. steenhouwer en brandm.) - G.A. Neefs (mr. steenhouwer) |
1875 | C.J.J. Daniëls (adj. comm ter prov. griffie) |
1881 | C.J.J. Daniëls (adj.-comm. ter prov. griffie) |
1910 | A. Jansen (schrijver gevangenis) |
1928 | J.J. van de Sande |
Voorloopige lijst der Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst (1931) 193-194