A.F.A.M. Wetzer, 1 september 2020
Context(Bouw)historie:Ten westen van Nuland ligt een dekzandrug met heide- en stuifzandrestanten en naaldbossen. Hier heeft vroeger een slotje gestaan, Duyn en Dael geheten.Het rusthuis Sint Jozefoord bevindt zich op een terrein dat eerder het landgoed Duinendael vormde. Dit landgoed was in de vroege 18de eeuw ontstaan ter plaatse van een ontginning van de heide ten westen het dorp Nuland. Op het kadastrale minuutplan wordt de naam ‘Duinendael’ over een globaal L-vormig gebied geplaatst, dat naast het huidige terrein van Sint Jozefoord ook een rechthoekige strook tussen de huidige Elzenstraat en Heuvelstraat omvat. De huidige Elzenstraat wordt daarbij als Duinendael aangeduid. De huidige Duyn en Daelseweg heeft dan de naam Helsenhoekseweg. Tot het einde van de 19de eeuw werd het gehele gebied aangeduid als Duinendael. Daarna werd de naam Duinendael alleen gebruikt voor het zuidelijke deel, waar later Sint Jozefoord zou worden gebouwd. Het noordelijke deel werd daarna als Helsenhoek aangeduid. Het gebied kende oorspronkelijk een wisselend gebruik met weilanden en bossen met verschillend eigenaren. Opmerkelijk is een op de eerdere topografische kaarten, deels gestippeld weergegeven bijna vierkant vlak, centraal binnen het terrein. Dit vlak is tot op heden binnen het terrein herkenbaar. Tot het midden van de 20ste eeuw had dit vlak een open karakter, terwijl het omliggende vlak dichte bebossing kende. Pas na de bouw van Sint Jozefoord werden ook binnen het middenvlak bomen aangeplant, waardoor in de huidige situatie het grootste deel van het terrein een bosrijk karakter heeft. Het gebied wordt aan de noord-, west- en zuidzijde omsloten door een opmerkelijk fors sikkelduin. Stichting Sint Jozefoord werd in 1950 opgericht voor huisvesting en verzorging van oudere en/of zieke kloosterzusters. Het credo was 'Alles vanuit liefde', liefde voor de medemens. Nog steeds geldt dat credo, maar nu in een modern jasje 'Alles vanuit verbondenheid'. De Congregatie ging na de Tweede Wereldoorlog op zoek naar een betere huisvesting voor zieke en oudere Zusters. In 1948 kwam de grond op het landgoed Duyn en Dael in Nuland in bezit van de Zusters. Het landgoed werd hen geschonken door het echtpaar Ras- Van den Eerenbeemt, die in de oorlog als evacués door de Zusters waren opgevangen. Hun op het landgoed gelegen villa was in de oorlog verwoest en zij hadden geen kinderen om hun bezit aan na te laten. Ze bouwden op het terrein een eenvoudig, niet meer aanwezig landhuisje. Op 29 september 1950 werd bouwvergunning aangevraagd voor de bouw van een rusthuis. De ‘eerste steen’ werd gelegd op 18 april 1951 door Mgr. F.N.J. Hendrikx, vicaris generaal Bisdom Den Bosch. Volgens planning zou de bouw in de tweede helft van 1952 afgerond moeten worden. In het gebouw was dan plaats voor 60-80 zusters, die werden ondergebracht in slaapzalen met chambrettes. Al in 1955 vond een eerste uitbreiding plaats. Waarschijnlijk werden tot de uitbreiding met een vormingscentrum tussen 1964 en 1966 alle verbouwingen door de Tilburgse architect Jos Schijvens uitgevoerd. Hierna nam het Eindhovense architectenbureau De Bever het stokje over en onder hun leiding werden volgende onderhoudswerken en uitbreidingen gerealiseerd. Nog altijd is het complex in gebruik verzorgingshuis, waar naast vrouwelijke religieuzen nu ook mannelijke en vrouwelijke bewoners uit het seculiere milieu wonen Sinds ruim 50 jaar ligt hier ook de begraafplaats van de Zusters van de Choorstraat. Oud-plebaan van de Sint Janskathedraal, Gerrit v.d. Camp, heeft hier ook zijn laatste rustplaats. Jos Schijvens Jos (Josephus Cornelis Aloysius) Schijvens (Tilburg 1908) volgde na de Tilburgse ambachtsschool tekenles aan de RK Leergangen in Tilburg. Aan de Academie voor Beeldende en Bouwende Kunsten deed Schijvens vervolgens de opleiding Architectuur. Na een eerste opdracht in 1929, | 2 |
een woonhuis in Expressionistische stijl voor zijn ouders, richtte Schijvens in 1930 zijn eigen bureau in Tilburg. Met zijn eerste ontwerp, de uitbreiding en modernisering van café-restaurant Modern presenteerde Schijvens zich als architect met een moderne signatuur. Hij bouwde in Tilburg diverse woonhuizen in de stijl van het Expressionisme met als hoogtepunt uit deze periode een meelfabriek die hij bouwde aan de Piushaven voor A.C.van Loon. Halverwege de jaren dertig raakte Jos Schijvens betrokken bij de Bouwmeestersgilden die opgericht waren door de eveneens Tilburgse architect Ide Bloem, met wie Schijvens ook enkele gezamenlijke opdrachten uitvoerde. Na de oorlog, toen veel kerken, kapellen en kloosters waren verwoest, zette de RK Leergangen in 1946 de cursus kerkelijke architectuur op om architecten op weg te helpen bij de kerkelijke wederopbouw. Jos Schijvens was een van de eersten die deze cursus ging volgen. Hieruit volgenden begin jaren vijftig een aantal grote opdrachten: een kerk in Velddriel, een rusthuis met kapel in Nuland en een klooster met kapel en college voor de Kruisheren in Amersfoort. Daarna volgden de Midi-bioscoop in Tilburg en een kapel en revalidatieflat voor de Sint Maartenskliniek in Ubbergen. In de jaren zestig bouwde hij het Carolusziekenhuis in Den Bosch, meerdere kerken in Tilburg, Hatert en IJsselstein en de LTS aan de Ringbaan Zuid in Tilburg. Bij de ontwerpen in deze periode combineerde Schijvens de sobere vormentaal van de Bossche school met elementen die verwijzen naar zijn eerdere Expressionistische ontwerpen. De in 1952 in dienst van Schijvens gekomen Kees Verberk was vanaf 1962 meewerkend architect. Na het overlijden van Schijvens in 1966 zette Verberk het bureau voort in samenwerking met de Tilburgse architect N.H. Pontzen onder de naam Verberk & Pontzen. | 3 |
BeschrijvingAlgemeen (opzet complex):Binnen dit zeer forse complex kunnen op basis van de bouwhistorische ontwikkeling drie hoofdfasen worden onderscheiden, te weten het oorspronkelijke rusthuis, het in 1964 aangebouwde bezinningscentrum en het in 1973 gebouwde paviljoen.De kern van het rusthuis wordt gevormd door een in noord-zuidelijke richting georiënteerde tweelaags voorvleugel (D). Hierop sluit aan de noordzijde de in het verlengde liggende kapel aan (E). Aan de zuidzijde sluit haaks op de voorvleugel de tweelaags keukenvleugel (C) in westelijke richting aan. Aan de noordzijde van de voorvleugel bevindt zich het hoofdtrappenhuis en hier sluit aan de westzijde de achtervleugel (F) aan en aan de oostzijde de entreevleugel (B) met het in 1957 aangebouwde rectoraat. Het in 1964 toegevoegde bezinningscentrum (G) sluit haaks op de westzijde van de noordgevel van de achtervleugel aan. Het bezinningscentrum heeft aan de noordzijde een haaks aansluitende vleugel en ter plaatse van de aansluiting aan de noordzijde nog een kapel. Het in 1973 toegevoegde paviljoengebouw (A) ligt aan de oostzijde van het complex en is met een lage verbindingsgang met het rectoraat van het rusthuis verbonden. In 2017 vindt de bouw plaats van een nieuw meerlaags volume (H), direct ten oosten van het paviljoengebouw uit 1973. | 4 |
Gevels:De gevels van de verschillende bouwdelen zijn in rode dikformaat handvormbakstenen uitgevoerd in wildverband. De vensters hebben bakstenen lekdorpels en halfsteens rollagen. De gevels sluiten aan de bovenzijde af met een fries met verdiepte witgeschilderde vlakken met diagonale baksteenrozetjes. De vlakken worden onderling gescheiden door smalle gemetselde strookjes en sluiten aan bovenen onderzijde af met een halfsteens rollaag.Hierboven ligt, in hetzelfde vlak de naar boven iets schuin uitlopende betonnen gootlijst. De als tuitgevels uitgevoerde topgevels hebben betonnen schouder- en dekstukken met (niet oorspronkelijke) koperen afdekkingen. Constructies:De vleugels hebben als spouwmuur uitgevoerde dragende gevels en in gewapend beton uitgevoerde vloeren met aangestorte dwarsbalken.De dakconstructies zijn uitgevoerd met eenvoudige spanten met dubbel uitgevoerde tussenbalken en een makelaar. Onder de spantbenen staan schoren. De spanten ondersteunen gordingen, waarover een verticaal dakbeschot ligt. | 5 |
Voorvleugel (D)Algemeen (hoofdvorm, kap):De voorvleugel heeft een eenvoudige hoofdopzet met twee bouwlagen onder een met gesmoorde opnieuw verbeterde holle pannen gedekt zadeldak. In beide dakvlakken is een reeks houten dakramen (Velux) uit 1957 aanwezig.Op het westelijke dakvlak bevindt zich direct ten zuiden van de achtervleugel een in 1958 toegevoegde lifttoren onder een met gesmoorde opnieuw verbeterde holle pannen gedekt tentdak met uivormige zinken piron. Tegen het zuidelijke deel van de oostgevel staat een deels binnen het hoofdvolume geplaatste toren onder een met gesmoorde opnieuw verbeterde holle pannen gedekt tentdak, bekroond met een zinken ornament met opengewerkt kruis. Gevels:De vensters hebben bakstenen lekdorpels en halfsteens rollagen. De oostgevel heeft grotendeels een regelmatige opzet met rechthoekige vensters met in aluminium vernieuwde vullingen. Op de begane grond is ten noorden van de toren een reeks vensters naar onderen vergroot. Deze openingen hebben houten kozijnen. Ten zuiden van de toren heeft de middelste travee een entreepartij met een kunststenen omlijsting en voorzien van een dubbele deuropening met deuren met ovale glasopeningen (1974).Op de verdieping is een enkele deuropening met overeenkomstige deur aanwezig. Hiervoor bevindt zich een halfrond betonnen balkon met een smeedijzeren balustrade met vierkante spijlen met een uitgesmede bovenen onderzijde. De twee hoofdbalusters hebben een bolvormige bekroning. De westgevel heeft een iets meer onregelmatige indeling. De begane grond heeft in het midden zes dubbele deuropeningen, waarvan de linker vijf oorspronkelijk en uitgevoerd met een kunststenen omlijsting. De rechter is later toegevoegd en voorzien van een gepleisterde omlijsting. Ook geheel links zit een dubbele deuropening binnen een kunststenen omlijsting. Op de verdieping is één dubbele deuropening met kunststenen omlijsting aanwezig. Hiervoor bevindt zich een halfrond betonnen balkon met een smeedijzeren balustrade met vierkante spijlen met een uitgesmede boven- en onderzijde. De twee hoofdbalusters hebben een bolvormige bekroning. Ter hoogte van het trappenhuis heeft de verdieping een groot venster met een kunststenen omlijsting. Alle overige openingen hebben een rechthoekige hoofdvorm en zijn overwegend regelmatig over het gevelvlak verdeeld. Van alle openingen zijn de invullingen in aluminium vernieuwd. De grotendeels gesloten gevels van de liftoren hebben onder het dakoverstek en ter hoogte van de nok van de hoofdkap een gepleisterde band. Bovenin de westgevel zit een rondvenster binnen een halfsteens rollaag en voorzien van een kunststenen spuwertje. De gevels van de toren boven de oostgevel sluiten aan de bovenzijde af met een halfsteens rollaag met gepleisterde hoeken. Daarboven bevindt zich een getrapt uitspringende kunststenen band. Het bovenste deel van de toren heeft in alle gevels een fors galmgat onder een steens rondboog met binnen deze opening een betonnen invulling met een rondzuil met dobbelsteenkapiteel met aan weerszijden een rondboog en daarboven een vlakvulling met een ronde opening. De oostgevel heeft verder nog een klein rechthoekig venstertje met een stalen raam. De beide oostelijke gevelhoeken hebben aan de onderzijde hoekblokken van ruw gebouchardeerde kunststeen. | 6 |
Interieur, indeling en elementen:De oorspronkelijke, en nog grotendeels aanwezige hoofdstructuur van de begane grond en verdieping bestaat uit een grote hal/overloop aan de noordzijde. Vanuit deze hal loopt langs de oostgevel over de gehele lengte van de vleugel een gang. Aansluitend op de hal ligt naast de gang een lift met daaromheen lopend trappenhuis. De hal vormt tevens de ontsluiting tot de aangrenzende vleugels en de kapel.De indeling van de ruimtes naast de gang is bij verschillende verbouwingen vrijwel volledig gewijzigd. Slechts een enkele dwarsmuur behoort hier nog tot de oorspronkelijke opzet, waarbij op de begane grond verschillende kleinere zalen lagen en | 7 |
op de verdieping grote slaapzalen met chambrettes. De tweede verdiep was oorspronkelijk een ongedeelde zolderruimte. Deze kreeg in 1958 een indeling met een middengang met aan weerszijden 12 kamertjes. Deze indeling is nog volledig intact. Later werd de gangstructuur ten zuiden van de toren voortgezet met gebruikmaking van porisosteen. Zowel op de begane grond als de verdieping zijn in de hal, trappenhuis en gangen de oorspronkelijke, in schoon metselwerk uitgevoerde lambriseringen bewaard gebleven. Karakteristiek zijn de in de gangen toegepaste verbredingen, die door een reeks van drie rondbogen van de gang worden gescheiden. Ook bij de trappen en vides zijn lambriseringen en balustrades in schoon metselwerk uitgevoerd, met een afdekking van gepolijst hardsteen. De balustrade heeft op de verdieping een reeks vierkante openingen. De westwand van de hal heeft op elke bouwlaag een lage, in een vloeiende lijn uitgebogen deel met een afdekking van gepolijst hardsteen. Daarboven ligt in een terugliggend muurvlak een ondiepe rondboognis met een op een console geplaatst beeld. In het midden van de hal staan twee ronde kolommen, oorspronkelijk bekleed met mozaïektegels maar thans gestoffeerd. Op de tweede verdieping hebben zowel de gang als alle kamertjes nog vrijwel volledig de oorspronkelijke afwerkingen, kozijnen, deuren en wastafels. | 8 |
Kapel (E)Algemeen (hoofdvorm, kap):De kapel met nevenruimtes ligt aan de noordzijde in het verlengde van vleugel De en is toegankelijk vanuit de centrale hal binnen de voorvleugel. De kapel heeft één hoge bouwlaag, waarvan de goot op dezelfde hoogte ligt als bij de voorvleugel. Het zuidelijke deel heeft een rechthoekige opzet onder een met gesmoorde opnieuw verbeterde holle pannen gedekt zadeldak.Aan de noordzijde bevindt zich een forse toren, met tegen de oostzijde een lage zijbeuk. De toren heeft een omlopend, met grijze leien in Maasdekking gedekt schilddak, bekroond met een geheel met lood omklede lantaarn met galmgaten met een rondboogvormige beëindiging. De lantaarn heeft een met leien in Maasdekking gedekt tentdak met een enigszins gestileerde uivormige bekroning met vlakke zijden en afgeschuinde hoeken. Op de bekroning staat een sobere piron met opengewerkt smeedijzeren kruis. De oost- en westgevel van de toren hebben opmerkelijk zware steunberen, die de oostelijke zijbeuk volledig insluiten en tevens als topgevel fungeren voor de kap van het schip. Deze zijbeuk heeft een met gesmoorde opnieuw verbeterde holle pannen gedekte lessenaardak. Tegen de noordzijde van de toren bevindt zich een halfronde apsis onder een met grijze leien in Maasdekking gedekt koepeldak. Tegen de westzijde van de toren bevindt zich een rechthoekig enkellaags sacristie onder een flauwhellend, met gesmoorde opnieuw verbeterde holle pannen gedekt zadeldak, dat aan de westzijde afsluit met een tuitgevel. Tegen de westgevel bevindt zich een gemetseld bordes met smeedijzeren balustrade. Constructies:De kapel heeft dragende, als spouwmuur uitgevoerde gevels. Boven het schip is een reeks van vijf betonbalken in de gevels opgelegd. Op deze als zichtwerk uitgevoerde balken zijn dwarsmuren met drie forse rond bogen opgetrokken, waarin de zware dakgordingen zijn opgelegd. Hierover ligt een verticaal dakbeschot.De constructies van de zijbeuk, sacristie en toren zijn niet bekend, maar een traditionele opzet met houten spanten is waarschijnlijk. Gevels:De kapelgevels hebben dezelfde gevelopzet als de vleugels. Ook de apsis heeft dezelfde opbouw, maar hier heeft de gevel boven het fries een tweede fries met siermetselwerk in een ruitvorm. Boven dit tweede fries volgt een zeer hoge, licht geprofileerde kunststenen gootlijst. De westelijke topgevel van de sacristie heeft betonnen schouder- en dekstukken, thans met koperen afdekkingen.De torengevels sluiten aan de bovenzijde af met betonnen kantelen met (niet oorspronkelijke) koperen afdekkingen. Onder de vlakken tussen de kantelen steken trapeziumvormige betonnen consoles, eveneens met koperen afdekkingen, uit het gevelvlak. Deze consoles hebben in de bovenzijde een gootje, dat oorspronkelijk met lood bekleed, fungeerde als spuwer. De schipgevels (oost en west) hebben een zes traveeën brede opzet, waarbij de vijf noordelijke traveeën zijn uitgevoerd met rondboogvormige spaarnissen onder dubbele halfsteens bogen. Binnen de spaarnissen liggen hooggeplaatste rondboogvensters met dagkanten van afgeschuinde profielstenen. In de zuidelijke travee hebben beide gevels boven het orgelbalkon een rondvenster met dagkanten van afgeschuinde profielstenen. Alle vensters hebben betonnen traceringen met ronde en vierkante openingen, voorzien van gekleurd bewerkt glas. De oostgevel van de zijbeuk (naast de toren) heeft drie spaarnissen onder halfsteens rondbogen. Binnen elke spaarnis ligt een hooggeplaatst spleetvenster met bakstenen lekdorpel en halfsteens rollaag. In de openingen zitten stalen ramen. De geheel gesloten apsisgevel heeft een gepleisterde uitspringende plint en centraal siermetselwerk in een forse ruitvorm met daarbinnen negen kleinere ruiten. De ruiten worden omgeven door halfsteens rollagen, met op de kruisingen ruw bewerkte kunststenen blokjes. Rond deze gevel staat een reeks gemetselde, zich naar boven toe versmallende posten met gepleisterde | 10 |
afdekkingen. Tussen deze posten zijn kettingen bevestigd. Van de sober uitgevoerde torengevels hebben de oost- en westgevel een vierkant venster binnen een kunststenen omlijsting. De vensters hebben een betonnen tracering met ronde- en vierkante openingen, voorzien van gekleurd bewerkt glas. De geheel gesloten noordgevel heeft boven het dak van de apsis betonnen cirkel met daarbinnen een betonnen lijst in een opengewerkte kruisvorm. Daarbinnen is siermetselwerk in een diagonaal patroon toegepast. De vier forse steunberen op de hoeken van de toren hebben aan de bovenzijde gepleisterde verspringende hoekblokken, waarbij de bovenste als dekstuk over de gehele steunbeer is doorgezet. De steunberen hebben een niet oorspronkelijk koperen afdekking. De sacristie heeft in de noord- en zuidgevel aansluitend op de toren een fors venster binnen een kunststenen omlijsting. Binnen de openingen zit en betonen tracering met ronde en vierkante openingen, die samen een kruis vormen. In de openingen zit gekleurd bewerkt glas. Aan de westzijde hebben deze gevels twee gekoppelde vensters met bakstenen lekdorpels en halfsteens rollagen. Tussen deze vensters zit een kunststenen dam. In de openingen houten kozijnen met stalen ramen met een zesruits roedenverdeling. De westgevel heeft rechts een overeenkomstig gekoppeld venster. Links heeft deze gevel een deuropening binnen een kunststenen omlijsting. In de opening een stalen deur met glasopening met roedenverdeling. Rechts van deze deur nog een klein toiletvenstertje met stalen raam. Hier bevindt zich ook nog een oorspronkelijke achthoekige lantaarn met groen bewerkt glas aan de gevel. Voor de deur een gemetseld bordes met een halfsteens afsluitende rollaag en gemetselde treden. De bovenzijde van het bordes is uitgevoerd met plat gemetselde stenen in een blokverband. | 11 |
Interieur, indeling en elementen:De kapel heeft nog in belangrijke mate de oorspronkelijke opzet en afwerkingen, met een in het zicht gelegen dakconstructie.Binnen de toren bevindt zich een plafond, uitgevoerd als zwaar balkenraster met negen vlakken met diagonale schroten. Behoudens het binnen de toren en apsis gelegen priesterkoor is de kapelvloer met tapijt bedekt. De hoger gelegen koorvloer is uitgevoerd in travertin, met ingelegde banden met zwarte vlakken op de kruisingen. Het koor wordt door een eveneens in travertin uitgevoerde lage balustrade op vier bewerkte kolommen van het schip gescheiden. Wat verder terugliggende trappen flankeren de balustrade. Op de scheiding van toren en apsis bevindt zich op een verhoogd bordes met omlopende treden de in travertin uitgevoerde altaartafel. De grotendeels in schoon metselwerk uitgevoerde kapelgevels hebben in het schip gepleisterde spaarvelden onder dubbele halfsteens rondbogen op kunststenen profiellijsten. Onder deze lijsten zijn de randen van de velden met profielstenen gemetseld. In de spaarvelden zitten de hooggeplaatste vensters met schuine dagkanten. Onder het orgelbalkon hebben de zuidelijke traveeën van de zijgevel deuropeningen met afgeschuinde dagkanten | 12 |
binnen spaarvelden. De openingen hebben met profieldelen opgeklampte deuren met een ronde bovenzijde. De opening in de westgevel is als dubbele deur uitgevoerd. Aan weerszijden van het priesterkoor hebben de oostelijke- en westelijke torenwand drie rondboogopeningen, gescheiden door gemetselde ronde zuilen met wijd uitspringende vierkante geprofileerde betonnen kapitelen. De dubbele halfsteens rondbogen lopen boven achterliggende nevenruimtes als gemetselde tongewelven door. Haaks op deze gewelven vormen twee tussenliggende, wat lagere tongewelven de verbinding tussen de gewelven. Het in de zuidelijke travee gelegen orgelbalkon heeft een zeer sober geprofileerde betonnen randbalk met daarop een smeedijzeren balustrade met geometrische vormen tussen een reeks vierkante balusters en een transparant gelakte bovenlijst. Het interieur van de sacristie is niet bezocht. | 13 |
Entreevleugel (B)Algemeen (hoofdvorm, kap):Het oorspronkelijke, westelijke deel vormt de entreevleugel en een oost-westelijke oriëntatie. Dit deel heeft twee bouwlagen onder een met gesmoorde opnieuw verbeterde holle pannen gedekt zadeldak.Het zuidelijke dakvlak heeft een over vrijwel de gehele breedte doorlopende dakkapel met platdak uit 1974, die een reeks van vijf eerdere (maar niet oorspronkelijke) dakkapellen verving. De oorspronkelijke hoofdentree van het complex bevond zich in de oostgevel van dit oorspronkelijke gedeelte. Met een uitbreiding in 1957 werd dit bouwdeel echter met één travee en een paviljoen uitgebreid en tegelijkertijd werd de entree naar de noordgevel verplaatst. Deze latere entree is in 1974 ook vervangen, maar tekent zich nog altijd duidelijk af in het metselwerk. Het in 1957 toegevoegde dwarsgeplaatste oostelijke paviljoen (rectoraat) heeft eveneens twee bouwlagen, maar door de iets grotere verdiepingshoogte ligt de goot van dit deel hoger. Het paviljoen heeft een met gesmoorde opnieuw verbeterde holle pannen gedekt schilddak. Op het oostelijke dakvlak bevindt zich een niet-oorspronkelijke dakkapel met een platdak. Op het zuidelijke dakvlak bevindt zich een niet-oorspronkelijk dakhuis met een platdak en gemetselde gevels, met daarin een nooduitgang. T.b.v. deze nooduitgang loopt langs de gevel een geschilderde stalen brandtrap. Gevels:Het oudere westelijke deel heeft in beide gevels zowel op de begane grond als de verdieping een reeks sobere rechthoekige vensters met op de begane grond in de zuidgevel een reeks kleinere venstertjes. Met uitzondering van de kleine venstertjes en één venster, links in de noordgevel (binnen dichtzetting uit 1974) hebben alle openingen in aluminium vernieuwde kozijnen. Bij de kleine venstertjes en het venster in de noordgevel zijn nog de oorspronkelijke houten kozijnen met stalen ramen aanwezig.Boven de in 1957 in de noordgevel geplaatste entree (dichtgezet in 1974) bevindt zich een in grof gebouchardeerd tufsteen uitgevoerde gebeeldhouwde vensteromlijsting met in opliggende letters het opschrift: “INOMNIBUS CHARITAS”. Het uit 1957 daterende oostelijke deel heeft in de zuidgevel forse venster- en deuropeningen met in aluminium vernieuwde invullingen. Bij de noordgevel valt de begane grond binnen de in 1974 aangebouwde, en in 2009 vernieuwde entree. Op de verdieping zitten twee ver uit elkaar geplaatste vensters met vernieuwde vullingen. De oostgevel heeft in het midden vier over twee bouwlagen doorlopende vensterstroken met een sobere omlijsting van ruw gebouchardeerd kunststeen. De vullingen zijn vernieuwd in aluminium. Interieur, indeling en elementen:In het interieur heeft deze vleugel op de begane grond in het oostelijke paviljoen een open entreehal en in het westelijke deel een middengang met langs de gevels verschillende kantoren en spreekkamers. Op de verdieping komt de structuur grotendeels overeen, maar hier zijn ook in het oostelijke paviljoen spreekkamers gesitueerd. De begane grond kende oorspronkelijk ook een middengang, maar de indeling is hier grotendeels vernieuwd. De indeling van de verdieping is op hoofdlijnen tussen 1957 en 1974 ontstaan, maar later hebben nog diverse wijzigingen plaats gevonden. Deels zijn hier oorspronkelijke deurkozijnen bewaard gebleven.Op de tweede verdieping is nog grotendeels de in 1957 gerealiseerde structuur met een gang langs de noordzijde van een reeks kamers aanwezig. Hier zijn wel steeds twee kamers samengevoegd. Zowel de toegangen tot de kamers als een langs de noordzijde van de gang gesitueerde kastenwand hebben nog oorspronkelijke kozijnen en (vlakke) deuren. De indeling van de tweede verdieping van het oostelijke paviljoen komt nog grotendeels overeen met de aanleg in 1957. De interieurafwerkingen zijn voor het overgrote deel vernieuwd. Gangen zijn grotendeels voorzien van verlaagde plafonds. Op de begane grond en verdieping heeft de middengang een lambrisering in schoon metselwerk, waarin zich verschillende wijzigingen aftekenen door lichte kleurverschillen van de toegepaste baksteen. | 14 |
Het ten noorden van de gang in het westelijke deel aanwezige kleine trappenhuis heeft eveneens een in schoon metselwerk uitgevoerde lambrisering. Rond de vide hebben deze delen een afdekking van gepolijst hardsteen. De trap naar de zolder is later toegevoegd. | 15 |
Keukenvleugel (C)Algemeen (hoofdvorm, kap):Het grondplan van de behoort grotendeels tot de oorspronkelijke opzet van het complex. In dit deel bevond zich aan de westzijde de keuken. Dit bouwdeel werd in 1957 met een verdieping verhoogd. Vervolgens werd aan de oostzijde in 1974 een tweelaags volume aangebouwd. Tegelijkertijd werd de zuidgevel van het oudere deel met een bouwlaag verhoogd t.b.v. een over de gehele breedte van de vleugel doorlopende dakopbouw onder een platdak. Op het noordelijke dakvlak bevinden zich twee tot de verhogingsfase behorende dakkapellen met platdak en met bitumen shingles beklede zijwangen.Dit thans tweelaags bouwdeel heeft een oostwest oriëntatie en sluit met de noordgevel aan op de zuidelijke kopzijde van de voorvleugel. Het oorspronkelijke deel vormt daarbij een hoek met de voorvleugel, maar met de oostelijke uitbreiding steekt de vleugel sindsdien ook aan de oostzijde voorbij de voorvleugel. Het oudere westelijke deel heeft een met gesmoorde opnieuw verbeterde pannen gedekt zadeldak dat aan de westzijde afsluit met een tuitgevel met betonnen afdekking. Van het zuidelijke dakvlak valt het grootste deel binnen een uit 1974 daterende, doorlopende verhoging onder een platdak. Aan de oostzijde sluit het zadeldak aan op de hogere westgevel van de uitbreiding uit 1974. Deze tweelaags uitbreiding heeft een rechthoekig grondplan met een noord-zuid oriëntatie. De zuidoosthoek springt boven de begane grond grond in t.b.v. een bordes dat aansluit op een buitentrap. Van de uitbreiding is het westelijke deel iets hoger. Dit deel heeft een flauwhellend afgeplat zadeldak met gesmoorde opnieuw verbeterde holle pannen. De lagere oostelijke zijbeuk heeft een half afgeplat zadeldak, waarvan het platdakgedeelte aansluit onder de goot van het hogere oostelijke deel. Gevels:De vensters hebben bakstenen lekdorpels en halfsteens rollagen. Alle vensters van de begane grond en verdieping hebben nog de oorspronkelijke houten kozijnen met stalen ramen, deels met een bovenlicht, deels uitgevoerd als draairaam. De in de noord- en zuidgevel aanwezige deuropeningen hebben afgeschuinde dagkanten. De bovenzijde is uitgevoerd met schuin naar binnen lopende halfsteens segmentboog. Daarbij heeft de boog in het gevelvlak een grotere boogstraal dan aan de binnenzijde. Naast de onderzijde van deze openingen zijn gepleisterde vlakken met een getrapte bovenzijde toegepast, die doorlopen in de dagkanten. De vensters op de begane grond van de westgevel hebben een geschilderde kunststenen omlijsting.De noordgevel van het oudere westelijke deel heeft op de begane grond aan de oostzijde een reeks dicht op elkaar geplaatste vensters, met afwisselend smalle en iets bredere tussendammen. In de zuidgevel zitten de vensters op ruimere, regelmatige afstand. Aan de westzijde hebben deze gevels twee brede poortopeningen. Bij de zuidgevel is één opening dichtgemetseld en de tweede heeft een stalen pui met dubbele stalen glasdeuren (na 1974). In de noordgevel heeft één boogopening een recent vernieuwde pui. De oostelijke opening heeft nog de oorspronkelijke dubbele stalen deuren met diagonale verstevigingsribben, die ook in de ander openingen hebben gezeten. Oorspronkelijk vormden deze openingen twee, iets gebogen, doorritten. Deze dienden mogelijk voor de bevoorrading van de naastgelegen keuken. De zuidgevel heeft geheel links een latere deuropening. De noordgevel heeft geheel rechts twee latere vensters. De westelijke kopgevel heeft vier vensters binnen een kunststenen omlijsting en geheel rechts een klein venstertje. In de in 1957 toegevoegde verdieping hebben de noord- en zuidgevel een reeks vensters die telkens per twee zijn gekoppeld met een smalle gemetselde tussendam. De westgevel heeft in het midden van zowel de verdieping als de tweede verdieping een nooduitgang met daarvoor een uit 1957 daterende stalen brandtrap. De in 1974 toegevoegde tweede verdieping van de zuidgevel heeft forse vensters met aluminium kozijnen met een zijlicht. Oostelijke uitbreiding uit 1974 | 17 |
Het in 1974 toegevoegde oostelijke deel heeft vrij gesloten gevels in rode dikformaat baksteen in Engels verband. De gevels sluiten aan de bovenzijde af met eenvoudige zinken bakgoten en vlakke kunststof daklijsten. De op de zuidoosthoek gesitueerde buitentrap wordt gemarkeerd door de halfronde, met verticale houten delen beklede gevel. De rechthoekige vensters hebben bakstenen lekdorpels en halfsteens rollagen. In de openingen zitten stalen tuimelramen. In de zuidgevel op zowel de begane grond als de verdieping aanwezige puien hebben glasopeningen en vlakke houten deuren met ovale glasopeningen. De oostelijke uitbreiding valt buiten de bescherming.Interieur, indeling en elementen:De indeling van de begane grond is in 1974 nagenoeg volledig vernieuwd. Alleen tegen het westelijke deel van de noordgevel bleef in het interieur een restant van één van de gebogen geveldelen, behorend bij de poortdoorgangen, behouden. Op de verdieping en tweede verdieping bleef de structuur met een middengang, zoals deze ontstond in 1957 bewaard, inclusief een deel van de deurkozijnen. Diverse deuropeningen zijn echter komen te vervallen omdat kamers zijn samengevoegd. Op de verdieping liggen aan weerszijden (noord en zuid) van de gang kamers. Op de tweede verdieping bevinden de kamers zich aan de zuidzijde. Langs de noordzijde van de gang bevinden zich oorspronkelijke bergkasten.De oostelijke uitbreiding uit 1974 heeft een wat onregelmatige structuur, waarbij gangen en ruimtes rond de op de noordoosthoek gesitueerde hal en lift zijn gegroepeerd. Achtervleugel Oorspronkelijk had deze vleugel op beide bouwlagen langs de noordgevel een gang, met ten zuiden daarvan een reeks kamers. Met de verhoging van het westelijke deel in | 18 |
1962 werd deze structuur op de verdieping in westelijke richting doorgezet. Bij de uitbreiding aan de noordzijde van de gang kwam het oostelijke deel van de gang in het midden van het bouwvolume te liggen, met aan weerszijden vertrekken. Daarbij werden ook, behoudens een deel van de zuidelijke gangwand, vrijwel alle binnenmuren vernieuwd en verplaatst. De nog tot de oorspronkelijke opzet behorende delen van de gangmuren zijn nog herkenbaar in de in schoon metselwerk uitgevoerde lambrisering. Behoudens deze lambrisering zijn alle afwerkingen en interieuronderdelen binnen deze vleugel vernieuwd. De zolder is ongedeeld en uitsluitend als technische ruimte in gebruik. | 19 |
Achtervleugel (F)Algemeen (hoofdvorm, kap):De langgerekte oost-west georiënteerde tweelaags achtervleugel ligt centraal binnen het oudere deel van het complex, ten westen de centrale hal in de voorvleugel, en daarmee in het verlengde van de entreevleugel. De vleugel heeft een globaal rechthoekig grondplan, waarbij het westelijke, in 1962 met een bouwlaag verhoogde deel wat smaller is, doordat hiervan de zuidgevel iets terug ligt. Het oorspronkelijke volume heeft een met gesmoorde opnieuw verbeterde holle pannen gedekt zadeldak.Daarbij sluiten zowel het dak boven het bredere oostelijke deel als het iets lagere dak boven het westelijke deel af met een tuitgevel. Aan de noordzijde is in 1975 langs een groot deel van het oorspronkelijke volume een tweelaags aanbouw gerealiseerd. Deze aanbouw heeft boven de noordgevel een met gesmoorde, opnieuw verbeterde holle pannen gedekt dakvlak, dat met een platdakgedeelte aansluit op de oorspronkelijke kap. Binnen deze aanbouw is aan de oostzijde op de begane grond een ouder (deels oorspronkelijk en deels 1957) volume geïncorporeerd. Tegen het westelijke uiteinde van de noordgevel is in 1964 het bezinningscentrum aangebouwd. Aan de zuidzijde is in 1996 een tweelaags aanbouw met een halfronde zuidelijke afsluiting gebouwd. Deze aanbouw heeft een flauwhellend koperen felsdak. Gevels:De vensters hebben bakstenen lekdorpels en halfsteens rollagen. Van de noordgevel behoort het linker deel tot de uitbreiding uit 1974. Alleen geheel links is op de begane grond een ouder geveldeel openomen, met daarin een fors venster met kunststenen omlijsting en een betonnen tracering met ronde en vierkante openingen met gekleurd bewerkt glas. De openingen in het tot de uitbreiding behorende deel van de gevel hebben rechthoekige vensters met aluminium ramen. Aan de westzijde van de uitbreiding is een aluminium pui over twee bouwlagen toegepast. In het geveldeel ten westen van de uitbreiding hebben de rechthoekige vensters houten kozijnen met stalen ramen.Daarvan behoren de openingen op de verdieping, met uitzondering van de twee linker openingen, tot de verhoging in 1962. Deze verhoging tekent zich ook in de gevel af door een iets afwijkende baksteen. Van de twee oorspronkelijke linker openingen op de verdieping is de rechter uitgevoerd als dubbele deuropening met kunststenen omlijsting. Hiervoor bevindt zich een halfrond betonnen balkon met een smeedijzeren balustrade met vierkante spijlen met een uitgesmede boven- en onderzijde. De twee hoofdbalusters hebben een bolvormige bekroning. De oorspronkelijke deuropening onder dit balkon heeft een kunststenen omlijsting, met daarboven een mogelijk ouder natuurstenen veld met gebogen inspringende zijkanten. Van de zuidgevel ligt het linker deel terug ten opzichte van het rechter deel. Dit linker deel werd in 1962 voorzien van een tweede bouwlaag. In dit geveldeel worden een rechthoekig en een smal venster telkens afgewisseld door een meer gesloten gevelvlak met daarin een klein venster met glazen bouwstenen. De gehele gevelindeling is hier echter pas in 1974 in de huidige opzet tot stand gekomen. De zuidgevel van het rechter deel wordt door het in 1996 aangebouwde tweelaags paviljoen in tweeën verdeeld. Een tot de oorspronkelijke opzet behorend betonnen balkon is aan beide zijden van dit paviljoen nog aanwezig en voorzien van een gesmede balustrade met vierkante spijlen met een uitgesmede bovenen onderzijde. De balusters hebben een bolvormige bekroning hebben. De gevel heeft verder een regelmatige reeks vensters en (dubbele) deuropeningen, allen met in aluminium vernieuwde vullingen. De westelijke kopgevel heeft links op de begane grond en verdieping een deuropening binnen een kunststenen omlijsting. Boven de onderste opening is een mogelijk ouder natuurstenen vlak met gebogen inspringende zijkanten geplaatst. Daarboven is t.b.v. de opening op de verdieping een betonnen balkon met een ijzeren balustrade met bolvormige bekroningen op de stijlen aanwezig. Het balkon sluit aan op een oorspronkelijke | 20 |
ijzeren brandtrap. Beide openingen hebben in aluminium vernieuwde deuren.Interieur, indeling en elementen:Oorspronkelijk had deze vleugel op beide bouwlagen langs de noordgevel een gang, met ten zuiden daarvan een reeks kamers.Met de verhoging van het westelijke deel in 1962 werd deze structuur op de verdieping in westelijke richting doorgezet. Bij de uitbreiding aan de noordzijde van de gang kwam het oostelijke deel van de gang in het midden van het bouwvolume te liggen, met aan weerszijden vertrekken. Daarbij werden ook, behoudens een deel van de zuidelijke gangwand, vrijwel alle binnenmuren | 21 |
vernieuwd en verplaatst. De nog tot de oorspronkelijke opzet behorende delen van de gangmuren zijn nog herkenbaar in de in schoon metselwerk uitgevoerde lambrisering. Behoudens deze lambrisering zijn alle afwerkingen en interieuronderdelen binnen deze vleugel vernieuwd. De zolder is ongedeeld en uitsluitend als technische ruimte in gebruik. | 22 |
Bezinningscentrum (G)Algemeen (hoofdvorm, kap):Dit samengestelde bouwdeel werd in 1962 naar ontwerp van Jos Schijvens aan het complex toegevoegd als bezinningscentrum.Het twee bouwlagen tellende bouwdeel heeft een kruisvormige opzet, waarbij de zuidzijde van de langere noord-zuid georiënteerde vleugel met een verbindingslid aansluit op de noordgevel van de achtervleugel. De vleugels hebben met gesmoorde opnieuw verbeterde holle pannen gedekte zadeldaken, die boven vier kopgevels eindigen tegen een tuitgevel. De op het zuiden- en westen gerichte dakvlakken hebben een reeks oorspronkelijke dakkapellen met platte daken en met leien beklede zijwangen. Alle dakkapellen hebben in aluminium vernieuwde ramen. De op het oosten en noorden gerichte dakvlakken hebben een reeks dakramen, waarvan het merendeel tot de oorspronkelijke opzet behoort. Alleen aan de westzijde van het noordelijke dakvlak zijn recente dakramen aanwezig. Aan de noordzijde van de noord-zuid georiënteerde vleugel bevindt zich de kapel, waarvan de kap iets lager ligt. Deze kapel wordt aan de oostzijde geflankeerd door een L-vormige zijbeuk onder een met gesmoorde opnieuw verbeterde holle pannen gedekt lessenaardak. Tegen de noordgevel van de kapel bevindt zich centraal een halfronde absis onder een met gefelst koper gedekt koepeldak. Bij de noordelijke topgevel van de kapel is de ‘tuit’ aanzienlijk forser uitgevoerd dan bij de overige gevels en voorzien van een vierkante opening als (symbolische) klokkenstoel. Bij de zuidwestelijke binnenhoek loopt over de gehele lengte van beide gevels een forse betonnen luifel, die tot de oorspronkelijke opzet van dit bouwdeel behoort, evenals de middels een gemetselde keermuur afgescheiden laag bordes onder deze luifel. Tegen het middendeel van de oostgevel van de zuidelijke vleugel bevindt zich een uit 1989 daterende enkellaags aanbouw onder een met gesmoorde opnieuw verbeterde holle pannen gedekt lessenaardak. In de noordwestelijke binnenhoek bevinden zich een lifttoren en een samengesteld enkellaags bouwdeel onder een platdak. Deze delen zijn vanaf 1981 tot stand gekomen en door sloopwerkzaamheden in 2012 ten opzichte van de eerdere omvang weer wat verkleind. Gevels:De vensters hebben bakstenen lekdorpels en halfsteens rollagen. Met uitzondering van de kopgevels en de kapelgevels hebben alle gevels een regelmatige reeks rechthoekige vensters met in aluminium vernieuwde vullingen. Enkele vensters hebben een iets verdiept gelegen dichtzetting. Bij de onder de luifel gesitueerde openingen van de zuid- en westgevel betreft het dubbele deuropeningen. Ter hoogte van de begane grond zijn in het gevelvlak vier in tufsteen uitgevoerde sculpturen, verbeeldende ‘De Schepping’, opgenomen.De oostelijke kopgevel heeft op de verdieping in het midden een fors rechthoekig venster met een betonnen omlijsting. De westelijke kopgevel heeft op de verdieping en tweede verdieping in het midden een deuropening, met aansluitend een betonnen balkon en een oorspronkelijke ijzeren brandtrap. De zuidelijke kopgevel heeft boven het platdak van het tweelaags verbindingslid een fors rondvenster. Alle openingen in deze kopgevels hebben eveneens in aluminium vernieuwde vullingen. De gevels van de kapel hebben dezelfde hoofdopzet als de vleugelgevels. De oostgevel valt echter grotendeels binnen de L-vormige zijbeuk. Deze zijbeuk heeft het linker deel van de oostgevel een dubbele deuropening met vernieuwde aluminium vulling binnen een kunststenen omlijsting. De luifel boven deze opening is niet oorspronkelijk. Het terug liggende rechter deel van deze gevel heeft twee vensters met aluminium ramen. De westgevel van de kapel valt deels binnen de jongere enkellaags bebouwing. Deze gevel heeft geheel links een over de volledige gevelhoogte lopend venster met glas-in-beton, versterkt met twee verticale ijzeren profielen. De gebogen, gesloten gevel van de absis sluit aan beide uiteinden op de noordgevel van de kapel aan met een smal hoog venster met een oorspronkelijk stalen raam met figuratief glas-in-lood. | 23 |
De gevels van het tweelaags verbindingslid tussen de achtervleugel en het bezinningscentrum hebben over de hele gevelbreedte doorlopende, verdieping hoge, in aluminium vernieuwde puien. | 24 |
Interieur, indeling en elementen:Behoudens het op de kruising van beide vleugels gelegen trappenhuis en de kapel is het interieur van dit bouwdeel op de begane grond en verdieping in 1989 vrijwel volledig vernieuwd.Bij deze verbouwing werd ook een aanvankelijk zeer forse vide teruggebracht tot slechts een kleine vide ter grootte van de trap. De oorspronkelijke betonnen trappen met in basaltlava uitgevoerde treden en smeedijzeren balustrades bleven hier | 25 |
bewaard, evenals de bekleding met travertin van de noordwand van de traphal. De in schoon metselwerk uitgevoerde lambriseringen van de gangen zijn (vrijwel) volledig in 1989 tot stand gekomen. De kapel heeft een vrij sober interieur met in schoon metselwerk in gele baksteen uitgevoerde wanden en met verticale houten schroten afgetimmerde dakvlakken. De twee houten dakspanten met een middenstijl met flankerende schoren liggen hier in het zicht. Met uitzondering van de apsis is de vloer met tapijt bekleed. De apsis heeft een iets verhoogde vloer van gepolijst travertin. De gebogen noordwand is ruw gepleisterd, evenals het halfronde koepeldak | 26 |
Oostelijk paviljoen (A)Het oostelijke werd in 1973 gebouwd naar ontwerp van Architectenbureau De Bever.Daarbij werd dit bouwdeel met een verbindingsgang met de entreevleugel van het bestaande gebouw verbonden. Het noordelijke paviljoen kreeg in 2010 aan de noordzijde een aanbouw en werd intern verbouwd. De aanbouw werd vervolgens in 2013 intern verbouwd tot dokterspost. Het centrale deel onderging in 2009 een interne verbouwing en is recent gemoderniseerd. Dit bouwdeel valt buiten de bescherming. Nieuwbouw 2017 (H)In 2017 wordt direct ten oosten van het oostelijk paviljoen een nieuw rechthoekig bouwdeel met een noord-zuid oriëntatie gerealiseerd. Dit nieuwe bouwdeel valt buiten de bescherming. | 28 |
Erf, bijgebouwen, diversen:Het forse terrein ligt ten westen van de Duyn en Daelseweg aan de westelijke dorpsrand van Nuland. Het kernterrein, waarop zich de belangrijkste bebouwing bevindt, omvat een globaal rechthoekig kadastraal perceel dat aan de noord- en zuidzijde wordt begrensd door zijwegen van de Duyn en Daelseweg.Binnen het terrein zijn de kadastrale begrenzingen echter niet herkenbaar doordat de parktuin zonder onderbreking doorloopt in de omliggende bospercelen. Het vanaf de openbare weg grotendeels aan het zicht onttrokken terrein, wordt ontsloten via een toegangshek (I) op de noordoosthoek van het terrein. De forse gemetselde hekposten en het houten draaihek behoren tot de oorspronkelijke opzet van het complex. De rechthoekige posten zijn gemetseld in dikformaat bakstenen in Engels verband. De posten zijn afgedekt met naar de voorzijde (oost) afwaterende lessenaardakjes van gesmoorde opnieuw verbeterde holle pannen. Langs de onderzijde van deze dakjes is rondom een gepleisterde band toegepast. De dubbele, naar binnen draaiende houten hekken zijn samengesteld uit vierkant balkhout in een raster van vijf (breedte) bij zes vierkanten. De verticale balken steken aan boven- en onderzijde iets door. De bovenzijde van beide hekken beschrijven in gesloten positie een segmentboog. De hekken zijn afgehangen aan zware gesmede gehengen, die aan ingemetselde duimen in de posten zijn bevestigd. De aan weerszijden van de hekposten geplaatste ligusterhagen in een kwartronde boogvorm behoren tot het oorspronkelijke ontwerp. Vanaf deze toegang voert de noordelijke zijweg tot aan de entreevleugel en kapel. Tussen deze zijweg en de noordelijke perceelgrens liggen een parkeerterrein en jonge overkapping (J). Tevens bevindt zich hier een eenvoudige schuur (K) uit het derde kwart van de 20ste eeuw (niet beschermenswaardig). | 29 |
Ter hoogte van het hoofdgebouw verbreed de toegangsweg zich tot een onregelmatig voorplein. Een tweede, zuidelijke zijweg vanaf de Duyn en Daelseweg loopt over de zuidzijde van het terrein. Deze weg buigt ter hoogte van de gebouwen iets af in noordelijke richting en sluit hier aan op een parkeerterrein en de personeels- en leverancierstoegangen in de keukenvleugel. Vanaf beide ontsluitingswegen lopen diverse voetpaden over het terrein. Deze omsluiten ook alle gebouwen en de diverse secundaire toegangen. Het terrein heeft overwegend een zeer bosrijk karakter. Uitzonderingen hierop vormen de noordoostelijke hoek en de kern van het gebouwencomplex, met een uitloop in westelijke richting. Op de noordoosthoek van het terrein ligt, aansluitend op de openbare weg, een fors grasveld met centraal hierop twee kassen (L) met een noord-zuid oriëntatie. Met de bouw van een nieuwe verzorgingsvleugel in 2017 wordt dit grasveld aan de westzijde afgesloten door nieuwe vleugel, die hiermee vanaf de straat het beeld van het complex bepaalt. De Westelijke kas heeft gepleisterde bakstenen voetmuren. Tegen de oostgevel is aan de rechter zijde een uitgebouwde gepleisterde lage schoorsteen geplaatst met daarboven een pijp van asbestcement. De op de voetmuur geplaatste eenbeukige constructie is jonger en uitgevoerd met verzinkt stalen spanten en gordingen. Aan de noordzijde is een afgescheiden voorruimte met links een licht verdiepte opstelplaats voor een verwarming en rechts een wat diepere waterbak. Het tussenliggende vloerveld is met grijs gemarmerde vloertegels afgewerkt. Het resterende (zuidelijke) deel van de kas heeft een bestrating van betontegels. Mogelijk dateren delen van de gepleisterde voetmuur van de westelijke kas nog uit het interbellum. Bij de oostelijke kas is geen voetmuur toegepast. De in verzinkt staal uitgevoerde spanten zijn hier op betonnen poeren geplaatst. De verdere constructieve opbouw van de kas komt grotendeels overeen met de westelijke kas. De oostelijke kas heeft één ongedeelde ruimte met een onverharde vloer. Het kernterrein heeft verschillende, deels door de vleugels van de gebouwen omsloten gazons en siertuinen. De grootste, grotendeels ‘open’ terreinen liggen tussen de voorvleugel en het oostelijke paviljoen en in de binnenhoek tussen de voorvleugel, de keukenvleugel en de achtervleugel. Deze laatste, door een hekwerk van de rest van het terrein gescheiden tuin zet zich als een gazon visueel voort in westelijke richting. Ten zuidwesten van de keukenvleugel bevindt zich de rechthoekige begraafplaats (M), omgeven door een hekwerk van vierkant gaas. Het dubbele toegangshek aan de oostzijde heeft een gebogen bovenzijde en is gedecoreerd met een vergulde, gestileerde levensboom, het symbool van de congregatie van de Zusters van de Choorstraat. De begraafplaats heeft een symmetrische hoofdopzet. Vanwege een (eerste) uitbreiding in noordelijke richting is deze opzet thans enigszins verstoord, maar met een eventuele volgende uitbreiding in zuidelijke richting zal de symmetrie weer hersteld worden. | 30 |
Vanaf het toegangshek voert een met betontegels bestraat pad in westelijke richting. Op de westelijke helft van de begraafplaats eindigt het pad voor een sober kruis op een hoge sokkel. Dit punt vorm het centrum van de halfronde vorm die de structuur vormt voor het westelijke deel. Langs de oostzijde van het kruis loopt een pad in noord-zuidelijke richting over de begraafplaats. De diverse graven zijn uniform uitgevoerd met kleine hardstenen kruisen die in doorlopende, haaks op de paden gesitueerde, perken zijn geplaatst. Tussen de perken liggen gazonstroken. Tegenover het toegangshek tot de begraafplaats is (buiten de begraafplaats) een vrij recente gedenkplaats ingericht. Even ten zuiden van deze gedenkplaats (N) is tegen de zuidelijke uitloper van het sikkelduin een verhoogd terras met een Mariabeeld voor een in ruwe natuursteenblokken opgebouwde muur met ondiepe beeldnis (O). Voor het terras ligt een betonnen trap, waarnaast twee bidstoelen zijn geplaatst. Tegen de zuidhoek van de begraafplaats is nog een zandstenen beeld van de Heilige Vincentius. Ten zuiden van de begraafplaats en langs de westzijde van het terrein ligt een vrij forse heuvel, die zich ten noorden van het terrein voortzet en langs de Elzenstraat omhoekt in oostelijke richting. Deze heuvel, die al op de vroegste topografische kaarten goed herkenbaar is, Omsloot de oorspronkelijke landgoederen Helsenhoek en Duinendael. Het betreft waarschijnlijk een gedeeltelijk vergraven sikkelduin, ontstaan door zandverstuiving. Binnen het zuidoostelijke bosgebied ligt de ruïne van de voormalige woning en studieruimte (P) van de indertijd bekende priester-publicist Wouter Leonardus Lutkie (1887-1968). Deze ruïne is al als gemeentelijk monument beschermd. Ten zuiden van de zuidelijke dwarsweg bevindt zich een tot dubbele garage (Q) omgevormde, waarschijnlijk laat negentiende- of vroeg twintigste-eeuwse schuur. De garage heeft een vrij steil, met rode muldenpannen gedekt tentdak, bekroond met een keramische piron. De lage gevels zijn gemetseld in machinale baksteen met wisselende metselverbanden. De voorgevel (noord) heeft twee vernieuwde brede dubbele garagedeuren over de volledige gevelhoogte. Tussen de twee openingen is een kruis van bruin geglazuurde tegels ingemetseld. De oostgevel heeft twee vensters onder een halfsteens segmentboog en voorzien van ijzeren zesruits ramen. Ook hier is tussen de twee openingen een kruis | 31 |
ingemetseld. De zuid- en westgevel zijn thans geheel gesloten, maar hier zijn sporen van laag geplaatste (mest-)openingen aanwezig. Voorts bevinden zich op het terrein nog enkele houten garages en bergingen (XXc). Deze bouwdelen hebben wanden van verticale houten delen boven een lage gepleisterde plint. Bij de bouwdelen met een zadeldak springen de topgevels iets uit en deze sluiten af met eenvoudige houten windveren met dekstukken. De daken zijn gedekt met betonpannen. De bouwdelen met ‘platdak’ zijn uitgevoerd met golfplaten. De bouwdelen hebben eenvoudige opgeklampte deuren en enkele hooggeplaatste kleine vensters. De bouwdelen sluiten met hun sobere karakter op functionele wijze aan bij de oudere delen van het complex en hierin is wel enige ensemblewaarde gelegen. Vanwege de zeer sobere en niet uitzonderlijke opbouw en verschijningsvorm zijn deze objecten echter niet beschermenswaardig. Naast deze oudere bijgebouwen komen verschillende jongere bouwdelen voor. Het betreft enkele carports, een fietsenberging en een blokhut (Retour Pallets). Ook deze objecten zijn niet beschermenswaardig. Aan de zuidzijde van het terrein, ligt een in 1990 geheel vernieuwde vakantiewoning (R). (niet beschermenswaardig) Deze zeer sober uitgevoerde woning uit 1990 heeft een rechthoekige plattegrond met één bouwlaag onder een met betonpannen gedekt schilddak. De vrij gesloten gevels zijn gemetseld in variant op het Engels verband, met verspringende koppen. | 32 |
Motivering voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst1. Architectonische en stedenbouwkundige waardenZowel de oorspronkelijke delen als de volgens ditzelfde concept gerealiseerde uitbreiding uit 1964 hebben een voor de bouwtijd karakteristieke sobere baksteenarchitectuur volgens de Bossche School. De sobere hoofdopzet wordt door toepassing van accenten in de vorm van risalieten, siermetselwerk en bouwsculpturen verlevendigd. Hiermee neemt dit complex tevens een markante plaats in binnen het oeuvre van de Tilburgse architect Jos Schijvens, wiens ontwerpen uit de wederopbouwperiode in de stijl van de Bossche school ook nog verwijzingen bevatten van het Expressionisme dat zo kenmerkend was voor diens vroegere werk.Zowel in de goed bewaard- en herkenbaar gebleven hoofdopzet als in de architectonische verschijningsvorm en als goed voorbeeld van een kloosterverzorgingshuis uit de wederopbouwperiode is belangrijke architectuurhistorische waarde gelegen. Als ‘latere toevoeging’ en vanwege het zeer ingrijpend gerenoveerde interieur heeft de uitbreiding uit 1964 een iets lagere waarde. Dit geld echter niet voor de kapel en het rijk uitgevoerde trappenhuis. Bij de uitbreidingen tot in de jaren 1960 werd de oorspronkelijke architectuur aangehouden. Door latere ingrepen zijn slechts bij enkele kleinere vensters, enkele deuren en het merendeel van de openingen van de keukenvleugel de oorspronkelijke gevelopeningen bewaard gebleven. Ook van beide kapellen bleef het exterieurbeeld in hoge mate onaangetast. Bij de overige delen hebben latere renovaties het exterieurbeeld op onderdelen aangetast. Behalve bij de voormalige keukenvleugel zijn vrijwel alle oorspronkelijke vullingen van vensters en deuropeningen vervangen in aluminium, waarbij de nieuwe delen een aanzienlijk zwaardere profilering kregen dan de oorspronkelijke stalen ramen en deuren. In deze, in afwijkende opzet vernieuwde delen is geen bouw- en architectuurhistorische waarde gelegen. In het interieur van de oorspronkelijke delen en de door Jos Schijvens ontworpen uitbreidingen hebben verschillende ingrijpende renovaties er toe geleid dat veel oorspronkelijke afwerkingen zijn verdwenen. Wel bleven structuren van gangen en trappenhuizen en de hierin aanwezige bakstenen lambriseringen en de trappen met natuurstenen treden en deels gemetselde balustrades bewaard. In deze verkeersruimtes liggen dan ook wat betreft het interieur de belangrijkste architectuurhistorische waarden. Op enkele plaatsen, vooral op de verdiepingen van de entreevlegel en de zolderverdieping van de voorvleugel zijn oorspronkelijke kamerindelingen en binnendeurkozijnen, deels met oorspronkelijke deuren, bewaard gebleven. Voorts zijn wat betreft het interieur ook de oorspronkelijke kapel en de uit 1964 daterende kapel van het bezinningscentrum van architectuurhistorische waarde. Deze betrekkelijk sober, maar zeer karakteristiek voor de bouwperiode uitgevoerde gebedsruimtes hebben nog voor een belangrijk deel hun oorspronkelijke opzet en afwerking behouden. Wijzigingen en uitbreidingen na 1964 Voor alle vanaf 1973 uitgevoerde uitbreidingen (bouwdeel A en de oostelijke uitbreiding van de keukenvleugel) en bij renovaties toegevoegde delen is de architectuurhistorische waarde vanwege de beperkte ouderdom en de veel minder uitgesproken architectuur beperkt. Bovendien vormen deze delen een sterke breuk met het oorspronkelijke concept en veelal zelfs een verstoring van het oorspronkelijke beeld. Daar komt bij dat aan deze delen ook al weer een exterieurrenovatie plaats heeft gevonden, waarbij alle oorspronkelijk ongedeelde ramen zijn vervangen door aluminium schuiframen. Deze delen (zie geel gemarkeerde delen op hierna volgende kaartje) komen daarom niet voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst in aanmerking. Hetzelfde geld voor het in 2017 in aanbouw zijnde oostelijke bouwdeel. | 34 |
Terreinaanleg Als gevolg van de uitbreidingen van het complex in 1964 en 1973 en opnieuw met de forse uitbreiding in 2017, werd ook de structuur van paden en wegen, evenals hierbinnen gelegen tuinaanleg grondig gewijzigd. In de huidige aanleg zijn dan ook, behoudens de toegangsweg vanaf de Duyn en Daelseweg geen delen van de oorspronkelijke terreinaanleg herkenbaar. Landschappelijke- en situeringswaarde is gelegen in het ongedeelde karakter van het terrein, waarbij aanwezige bebouwing zich duidelijk concentreert, met diverse zichtlijnen op de aanwezige bebouwing. Naast de oorspronkelijke terreinontsluiting vanaf het uit de bouwtijd daterende entreehek is verder van belang dat het langs de Duyn en Daelseweg gelegen oostelijke deel van het terrein, met hierop twee kassen, een open karakter behield. Bijzondere landschappelijke waarde is gelegen in het hoge sikkelduin dat het westelijke deel van het terrein omsluit. Entreehek Als goed bewaard gebleven onderdeel van het oorspronkelijke, door architect Jos Schijvens ontworpen complex is in het op de noordoosthoek van het terrein gelegen entreehek architectuurhistorische waarde gelegen. Het betreft zowel de gemetselde posten als bijbehorende hekwerken. Ook de flankerende ligusterhagen in een kwartronde aanleg maken deel uit van het totale ensemble. Kassen De twee kassen op het open oostelijke deel van het terrein vinden hun oorsprong in de jaren 30 van de 20ste eeuw, wanneer op globaal de huidige locatie twee grote kassen en één aanzienlijk kleinere kas verschijnen. De huidige kassen zijn echter aanzienlijk kleiner en, zeker wat betreft de opbouw, van veel recenter datum. Hoewel niet hoeft te worden uitgesloten dat in de huidige gemetselde voetmuren delen van de vroegste kassen bewaard zijn gebleven, is de waarde van deze fragmenten zeer beperkt. In hun vrije situering binnen het verder geheel open oostelijke deel van het terrein is enige beeldwaarde gelegen. Tevens is enige ensemblewaarde gelegen in de relatie met het rusthuis, waar deze bouwdelen deel sinds lange tijd toebehoren. Dubbele garage bij zuidoostelijke entree Hoewel dit opmerkelijke bouwwerk in de huidige opzet een functie heeft als dubbele (auto-)garage, gaat de oorsprong waarschijnlijk terug tot omstreeks 1900. Op dat moment werd dit vrijwel vierkante bouwwerk bijgebouwd als bijgebouw bij de hier tot ca. 1956 aanwezige boerderij. Van deze vroegste opzet zijn structurele delen bewaard gebleven. Vanwege deze oudere delen en de hierin besloten herinnering aan de vroegere boerderij, maar ook als onderdeel van de oorspronkelijke opzet van het complex is in dit sobere bouwdeel enige bouw- en architectuurhistorische waarde gelegen. 2. Bouw- en/of kunsthistorische waardenBouwhistorische waarde is gelegen in de nog grotendeels uit de bouwtijd daterende opzet en constructieve opbouw, waarbij constructies en materiaalgebruik kenmerkend zijn voor de bouwperiode.Hoewel spaarzaam toegepast komen verspreid over de verschillende bouwdelen diverse onderdelen voor met kunsthistorische waarde. Dit geldt onder meer voor glas-inloodramen en glas-in-betonramen van de kapellen. Voorts de in de oostgevel van het in 1964 aangebouwde bezinningscentrum opgenomen bouwsculpturen, verbeeldende de schepping. In het interieur is kunsthistorische waarde gelegen in de sobere, maar nog grotendeels authentieke inrichting van beide kapellen, alsmede in de verspreid op enkele locaties voorkomende beelden (losse inventaris). Voorts bevinden zich op het terrein nog enkele historische beelden, waaronder een beeldengroep van de Heilige Familie. 3. Cultuurhistorische waardenHet complex Sint Jozefoord met bijbehorende terrein vertegenwoordigt hoge | 35 |
cultuurhistorische waarde vanwege de bijzondere oorspronkelijke functie als religieus rustoord. Een functie die in het huidige gebruik als verzorgingshuis nog altijd actueel is. Het gebouw geeft daarmee een goed beeld van de wijze waarop de ouderenzorg in de sterk verzuilde maatschappij van het naoorlogse Nederland door de Katholieke religieuze instellingen werd georganiseerd. Daarnaast heeft het grote complex, zeker toen geleidelijk ook zorg werd geboden aan niet-religieuzen, een rol gespeeld voor de lokale gemeenschap in de vorm van betrokkenheid en werkgelegenheid. Het object Sint Jozefoord, Duyn en Daelseweg 15, bestaande uit een klooster/rusthuis uit 1952, met aangebouwde kapel, een uitbreiding met een bezinningscentrum uit 1964, het entreehek, de begraafplaats, de buitenkapel, beelden, de kassen, de dubbele garage en de terreinopzet, is op basis van bovenstaande criteria beschermenswaardig als gemeentelijk monument in de gemeente ‘s-Hertogenbosch. | 36 |
Olv Klijn (FABRIC) e.a., 10 x Den Bosch. Tien perspectieven op een middelgrote stad, Rotterdam 2008
A.M. Raukema & R. Meulesteen (red.), Brabant bouwt in baksteen. Na-oorlogse architectuur in Noord-Brabant 1945-1970, Den Bosch 1993 (tentoonstellingscatalogus 1993-1994)
J.M.M. van der Vaart (e.a.), Inventarisatie Zuid (2008) 305-306
E. Verhees & A. Vos, Historische atlas van ’s-Hertogenbosch. De ruimtelijke ontwikkeling van een vestingstad, Amsterdam 2005
www.josschijvens.nl