Fotopersbureau Het Zuiden, 25 juni 1936
De Kring Vrienden en de VVV zorgen voor de opvang van toeristen die de komende maanden onze stad bezoeken. De VVV deed dat dertig jaar vanuit het pand De Lelie. Daarom vandaag een kijkje achter de voorgevel van: Markt 3. De naam De Lelie komt reeds omstreeks 1500 voor. In die tijd was Aleid van Berckel, de weduwe van jonker Jan van Berckel, de eigenaar van het pand. Zij vermaakte het in 1536 bij testament aan haar neef Pater van Asperen, op voorwaarde dat hij vijf arme oude vrouwen zou onderhouden. In de achttiende en negentiende eeuw was er in het pand een koffiehuis gevestigd. Het stond ondermeer bekend als Engels Coffijhuis, Heusdensch Koffiehuis en gedurende meer dan een eeuw als: Oud Stads Koffiehuis. Toen werd er niet alleen koffie gedronken, maar tevens zal men van de leestafel gebruik gemaakt hebben. Gelezen werd er ook toen in het begin van de twintigste eeuw er de bibliotheek, beter bekend als De Leeszaal, werd gevestigd. Na het vertrek van de bibliotheek bleek De Lelie in zo'n slechte toestand te verkeren dat het pand onverhuurbaar was. De gemeente, eigenaar van het pand, besloot tot een ingrijpende modernisering en verbouwing, wat eigenlijk op nieuwbouw neerkwam. Hierna zou de VVV op de begane grond gevestigd kunnen worden. In 1900 al werd er in de stad een vereniging opgericht met als doel 'vermeerdering van welvaart en bloei in Den Bosch en het bevorderen van het vreemdelingenverkeer'. Deze vereniging heette Bosch' Belang en het was deze vereniging die in 1932 het initiatief nam om te komen tot een soort VVV: Stichting Bureau voor Vreemdelingenverkeer van 's-Hertogenbosch. Bosch' Belang zelf werd in 1937 ontbonden. De VVV kreeg in 1935 huisvesting toegewezen in de buurt van de drakenfontein, in een houten gebouwtje, een voormalig politiepost. Maar bij de realisering van de traverse zou het gebouwtje moeten verdwijnen en werd naar nieuwe huisvesting gezocht: in De Lelie. Niet ieder raadslid was enthousiast over de nieuwe huisvesting van de VVV: de verbouwingskosten waren hoog en de afgesproken huurprijs relatief laag. Ook de regering was tegen de te lage huurprijs en het VVV moest meer betalen. Dat was in 1939 toen de politieke toestand in West-Europa steeds dreigender werd. Mede daarom werd besloten de kelder van het pand geschikt te maken voor huisvesting van de Luchtbeschermingsdienst. Het gewelf moest vernieuwd worden en scherfvrij gemaakt, een sluis aangebracht tegen eventuele gasaanvallen, ventilatiekanalen aangelegd en een vluchtluik. Na de oorlog betrok de VVV het pand opnieuw. In 1945 begon men tevens met een gidsencursus. Informatrices van de VVV leiden de bezoekers de stad door en de Sint-Janstoren op. Dat gebeurde door hen, tot vijentwintig jaar geleden, in 1970, het hostess-team werd opgericht. Maar toen was de VVV inmiddels verhuisd (dat gebeurde in 1967), naar een nieuwe huisvesting: De Moriaan. Het pand De Lelie kreeg een winkelbestemming op de begane grond, terwijl gemeentelijke kantoren op de verdieping gevestigd waren en men eveneens de kelder nog gebruikte. Met de komst van het Stadskantoor verdween het gebruik van De Lelie door de gemeente. |
In het begin van de 16de eeuw is het pand in bezit van de weduwe van de stadsraad Jan van Berckel. Het grenst aan haar huis in de Ridderstraat. In het cijnsboek van 1520 wordt haar man nog aangeslagen voor een breedte van 17½ voet (= 5.03 m). Uitgaande van een osendrup aan de linker zijde, zoals bij het vorige panden is beschreven, is de rechter zijmuur voor de helft bij het pand in rekening gebracht. Verder moet er betaald worden voor een stukje grond vóór het huis, dat 'steen' genoemd wordt. Waarschijnlijk stond er een stenen pothuis. Ook wordt er een cijns geheven over een stukje grond buiten de stadsmuur achter het huis. In het cijnsboek van 1573 is er sprake "vanden muer achter zyn huys". Deze muur moet de stadsmuur zijn, waarvan een stuk van 17¼ voet (= 4,96 m, gelijk aan de breedte van het perceel), in 1356 door de toenmalige bezitter Hendrik van den Dyck was aangekocht. In 1536 wordt het pand binnen de familie verkocht aan Hendrik van Asperen. Hij moet in 1573 alle hertogcijnzen betalen. Bij de haardentelling is de wijntavernier Lambert Brugmans als huurder aansprakelijk voor vijf schouwen. In 1578 verkopen de erfgenamen Van Asperen 'huis, erf, plaats en kookhuisje' aan de lakenkoopman Peter van | 333 |
Heeswijk. Hoewel het pand in de 16de eeuw twee bouwlagen met zolder bezat was het toch niet zo groot dat er een herberg met vijf haardplaatsen ruim in konden. Mogelijk behoorde het hiervoor vermelde huis in de Ridderstraat tot de herberg. Het pand is geheel onderkelderd. De kelder was toegankelijk vanaf de straat. Op de voornoemde schilderijen van het Schermersoproer en van Sint Romuldus staat de 16de-eeuwse trapgevel afgebeeld met op de verdieping twee kruisvensters en in de top eenzelfde venster dat door een rondboogveld met driepasversieringen worden bekroond. Aangezien het pand in 1939 geheel vernieuwd is, weten we weinig over de constructies en de indeling van het oude pand. | 334 |
Kelder eind 16e eeuw zeker aanwezig. |
v. Nijnatten237. "De Lelie" anno 1500. Droeg, als koffiehuis, de namen: "Engels Coffijhuis", "Heusdensch Koffiehuis", en de laatste 120 jaar tot 1906 "Oud Stads Koffiehuis". | 31 |
No. 3 Aan den tegenovergestelden hoek der Ridderstraat en Markt stond het huis, genaamd de Drye Hamers, dat de stad den Bosch 10 Juni 1662 (Reg. no 456 f. 340) aankocht om, zooals wij in Deel. II p. 173 reeds zagen, de eerstgenoemde straat te verbreeden; dat huis is daarop door haar afgebroken, waarna het door een ander huis, dat smaller was, is vervangen geworden.
Naast laatstbedoeld huis staat Westwaarts het huis, genaamd het Vosken, zooals zijn gevelsteen nog aanduidt; het
| 447 |
had vroeger zijnen uitgang in de Ridderstraat door een antiek poortje, dat in het jaar 1912 afgebroken en op de plaats achter het Bossche Stadhuis als een mooi stuk bouwwerk tegen eenen muur geplaatst is. (Zie Deel II p. 174). Op dit huis volgt in dezelfde richting het huis de Lelie. Het behoorde in het begin der 16e eeuw aan Aleid van den Broeck 1) weduwe van jonker Jan van Berckel Geraertszn, raad van den Bosch; zij vermaakte het bij haar testament van 4 November 1536, als wanneer het gezegd werd te grenzen aan hare woning in de Ridderstraat 2), aan haren neef Peter van Asperen Peterszn onder den last van vijf arme oude vrouwen te moeten onderhouden. Mechteld weduwe van Henrick, den zoon van Peter Peterszn van Asperen, verkocht 18 December 1578 dat huis, hetwelk daarbij gezegd werd door haren man in eigendom verkregen te zijn 3) en te wezen: huis, erf, plaats en kookhuisje, genaamd de Lelie, staande aan de Markt tusschen de Gaffel 4) ex uno en het huis van Goyart Willemszn, stagnifusor, ex alio, aan Peter van Heeswijk, zoon van Jan Simonszu, pannicida. Van dezen erfde het diens zoon Jaspar van Heeswijk, die van zijne vrouw Elisabeth van den Leemputte een zoon Hendrik van Heeswyk had, welke koopman was te Luik. Vader en zoon van Heeswijk laatstgenoemd verkochten 16 Maart 1652 (Reg. n° 402 f. 45) het huis de Lelie aan Cornelis van Boxmeer, notaris en klerk ter gemeentesecretarie te den Bosch. Van den curator over diens insolventen boedel kocht het 13 Augustus 1691 (Reg. n° 506 f. 391) de Bossche koopman Reinier van Boxel, van wien het erfde zijne dochter Catharina van Boxel,
| 448 |
geboren uit zijn huwelijk met Anna van der Waarden 5); van haar erfde het weder hare zuster Maria Anna van Boxel; van deze erfden het op hunne beurt de kinderen van haren broeder Adriaan van Boxel, heer van Lanckveld onder Erp 6), die gehuwd was met Mechtilde Theodora van Ingen, zijnde Cornelis, advocaat te den Bosch; Reynier, wonende te Bilbao Petrus, wonende te Amsterdam; Johannes, wonende te Wessem Michiel Willem, wonende te den Bosch; Theodora, echtgenoote van Jacob baron de Witte de Lemminghe, wonende te St. Truiden; Anna Theresia, weduwe van Adrianus Corneiis van Wevelinkhoven, wonende te Sambeek en Catharina, huisvrouw van Laurens Ignatius Beer, wonende te Luik. Zij verkochten 28 September 1767 (Reg. n° 590 f. 358) de Lelie aan Henricus Johannes Appelboom. In 1829 was dit huis genaamd het Oud-Stadskoffiehuis; het was toen reeds, zooals die naam het aanduidt, eene herberg, wat het jaren daarna nog was.
| 449 |
Noten | |
1. | Men zie over hare familie Taxandria VI p. 109, p. 161 en vlgd. en XV p. 35. |
2. | Blijkens Taxandria VI p. 138 noot 2 kocht de stad den Bosch ze 20 Augustus 1661 van Laurens en Gerard, zonen van Willem Somers en Hillegonda van Ravensteyn, zij was het huis de Trompet. |
3. | Peter van Doyenbraken Lucaszn als man van Johanna, dochter van Peter Peterszoon van Asperen, had dit huis in 1564 verkocht aan Peter Nicolaaszn van den Wyer, doch 29 November 1565 (Reg. no 212 f. 67 vso) werd het vernaderd door genoemden Henrick van Asperen. |
4. | In eene Bossche Schepenakte van 1564 heet dit huis: domus civica, dicta die Gaffel. |
5. | Hunne andere kinderen waren de kooplieden Michiel en Adriaan van Boxel. (Protoc. van den Bosschen notaris de Bye van 1717 p. 286). |
6. | Men zie over hem en zijne nakomelingen Algem. Nederl. Familieblad XVI p. 241. |
1995 |
Henny MolhuysenAchter de voorgevel : Tijd voor toeristenBrabants Dagblad donderdag 1 juni 1995 (foto) |
1865 | H.W.A. Hohmann (koffijhuishouder) |
1875 | F. van Dijk (koffiehuishouder) - H.W.A. Hohmann (wijnhandelaar, koffiehuishouder en agent der brandverzekering-maatschappij voor het koningrijk der Nederlanden) |
1881 | F. van Dijk (koffiehuishouder) |
1894 | H.W.A. Hohmann |
1908 | G. van Nijnatten en Zoon (Ned. Stoommeubelfabriek) |
1910 | G. van Nijnatten en Zoon (meubelmagazijn, hofl.) |
1928 | R.K. Leeszaal |
1943 | Lissone Lindeman (reisbureaux) - Savelkouls (rijwielstalling) |
1961 | V.V.V. |
Henk Henkes, Van den Raethuys tot Stadhuis (2016) 244