Gerard Monté, 13 juli 2001
Onlangs is het interieur van de winkel gerenoveerd, maar iedereen weet dat de hier gevestigde 'grootgrutter' over twee jaar naar de nieuwbouw De Arena (bij het Burgemeester Loeffplein) verhuist. Vandaag nemen we een kijkje achter de voorgevel van Markt 11. Het brede pand waarin thans de kruidenierszaak Albert Heijn is gevestigd, bestond oorspronkelijk uit twee aparte gebouwen: links De Zwarte Arend en rechts een pand met de naam De Witte Arend. De Zwarte Arend was in het begin van de zestiende eeuw een herberg. Als uithangteken gebruikte men een dubbelkoppige, Habsburgse adelaar zoals die ook in het stadswapen van 's-Hertogenbosch voorkomt. In 1523 was Agnes, de huisvrouw van Arnold van Tefelen, de eigenares van zowel de Zwarte als de Witte Arend. Later kregen de beide panden verschillende eigenaren. Maar in de Zwarte Arend bleef men drank schenken. SociėteitOmstreeks 1600 hield Coenraad van Werden er een wijntaverne, waar blijkbaar niet alleen Bosschenaren kwamen, maar ook de militairen van het garnizoen: twee van zijn dochters trouwden met officieren.Een eeuw later was het nog steeds 'herberg of tarverne'. In 1771 werd het een wijn- en koffiehuis genoemd; deze laatste drank kwam in de achttiende eeuw sterk op. Elf jaar later werd het pand verkocht aan De Groote Sociėteit. Deze sociėteit kocht eveneens de ernaast gelegen Witte Arend. De Groote Sociėteit was in 1763 ontstaan als een koffiehuisgezelschap, waarin de mannelijke elite van de stad de kranten kon lezen en discussiėren over tal van onderwerpen. De leden waren protestant en oranje-gezind. In de Franse Tijd ging het slecht met deze sociėteit: vanaf 1795 verhuurde zij haar pand reeds aan de herbergier Hirschig en in 1803 werd hij er eigenaar van. Drie jaar later, vanaf 1809, horen we niets meer van De Groote Sociėteit. In 1809 werd een nieuwe sociėteit opgericht - toepasselijk De Nieuwe Sociėteit geheten - die bijeen kwam in het hotel De Gouden Leeuw aan de Schapenmarkt. In 1821 verhuisde de vereniging naar De Zwarte Arend, waar de leden een deel van het koffiehuis van de familie Hirschig huurden. In 1832 werd het pand gekocht voor f 15.000. De vereniging paste haar naam aan; het werd Sociėteit De Zwarte Arend. Het ledenaantal van de sociėteit groeide en in 1839 werd het pand ingrijpend verbouwd. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de sociėteit verboden. In het pand kwam eerst een officierscasino voor de SS en later De Nederlandsche Arbeidsdienst. Vlak vóór de bevrijding vonden honderden vluchtelingen er onderdak en daarna werd het door de Stoottroepen gebruikt. Pas in 1949 kreeg de sociėteit haar pand terug. Maar inmiddels had men reeds een samenwerking gevonden met de Sociėteit Amicitia en plannen voor een fusie gesmeed. Deze fusie werd daadwerkelijk gerealiseerd. De gefuseerde sociėteit bezat nu twee panden aan de Markt! In 1969 verliet men de panden om een nieuw onderkomen te betrekken aan de Peperstraat. Beide andere panden werden afgestoten, maar de zinken arend verhuisde mee naar de Peperstraat. Albert Heijn, de grootgrutter die op de kleintjse let, heeft al lange tijd het pand De Zwarte Arend aan de Markt in gebruik. Maar over niet al te lange tijd zal ook dat voorbij zijn. |
In de 15de eeuw is het pand samengevoegd met het rechter buurpand. Vervolgens worden beide panden in 1565 weer gesplitst. Het pand behoorde in de 14de eeuw aan dezelfde bezitter als het buurpand aan de linkerkant, Markt 13. Beide panden waren toen van steen. De zijmuur tussen beide was gemeenschappelijk. De huizen waren gelijk van hoogte, maar de verdiepingshoogten verschilden, zodat we hier niet te maken hebben met een breed, zogenaamd tweelinghuis. Zoals de tekening van J. van Beerstraten laat zien, had het pand in het midden van de 17de eeuw nog een houten gevel met drie overkragingen. De afgebeelde gevel kan uit de 15de of 16de eeuw dateren. In de cijnsboeken wordt het perceel vermeld, zijnde 20 voet breed (= 5,75 m), wat overeen komt met de helft van de breedte van het huidige. Eerst betaalt Dirk Berwouts, daarna het Gasthuis, dat ook voor het linker buurpand betaalt. In het cijnsboek van 1573 staat vervolgens nog een post over een perceel van 20 voet. Dit betreft vermoedelijk een administratieve vergissing die voort komt uit de splitsing in 1565. De zettingen en haardgelden worden vermeld bij het rechter buurpand waarmee het toen nog verbonden was. Het perceel waarop het huis stond strekte zich in het begin van de 16de eeuw achterwaarts uit tot het erf van Heylwich Marss, dat op het binnenterrein gesitueerd was. Op het achtererf stond een scheidingsmuur met het huis van Wouter van der Rullen, 'De Groenenborch' genaamd (Markt 7), waarin in 1523 een raam met vaste spijlen werd aangebracht. In 1565 is het pand omschreven als: huis met erf, ledige plaats en achterhuis. Het wordt dan afzonderlijk verkocht. Er is op dat moment nog een herberg gevestigd. In 1585 neemt de wijntavernier Corstiaan van Weerden de herberg en het huis over. Vijf jaar later koopt hij het achterhuis van 'De Groenenborch' aan, met het bijbehorende achtererf en een uitgang naar de Ridderstraat. Deze achteruitgang wordt hierna bij het pand Ridderstraat 2 verder besproken. In 1862 wordt het samen met het rechter buurpand gesloopt en vervangen door het huidige sociėteitsgebouw, zodat er op de beide zijmuren na geen oude bouwhistorische zaken resteren. In de rechter zijmuur zijn bij de sloop van de sociėteit de bouwsporen van een houtskeletconstructie en de plaats van de dwarsmuur tussen het voor- en achterhuis waargenomen. | 360 |
Het rechter gedeelte van Markt 11 was een afzonderlijk pand, dat volgens het cijnsboek van 1520 vóór die tijd behoorde tot een breed perceel van 70 voet (= 20,13 m) en dat ook de panden Markt 7/7a en 9 omvatte. Dit grote perceel wordt hierna besproken. Uit het cijnsboek blijkt dat dit brede perceel toen reeds gesplitst was. Op het meest linker gedeelte stond het huis 'De Witte Arend' dat in die tijd verbonden was met het buurpand, het hiervoor beschreven huis 'De Zwarte Arend'. In het begin van de 16de eeuw is Agnes van Tephelen in bezit van dit pand. Er is dan een herberg in gevestigd. Delen van het huis waren onderverhuurd aan onder andere een laarzenmaker en een hoedenmaker. De hertogcijns, groot 1/4 van een totaal bedrag, moet betrekking hebben op een perceelsbreedte van 17½ voet (= 5,03 m), hetgeen gelijk is aan de gereconstrueerde breedte van het oude pand. De belangrijke familie van Antoon die Wael, Jonckers genaamd, wordt bezitter, maar betaalt niet de hertogcijns. Deze wordt door diverse, niet nader thuis te brengen personen betaald. Gedurende de 16de eeuw blijven er veel onderhuurders. De haardentelling van 1553 belast de bezitter voor vier schouwen en de huurder voor drie schouwen. In 1565 worden beide panden gesplitst. Uit de belasting voor de 100ste penning in 1569 blijkt ook dat er nu twee bezitters te zijn. Een deel van het huis wordt evenals de kelder verhuurd. Er is dan nog steeds een herberg gevestigd. Beide huizen waren van gelijke grootte. Ze waren geheel onderkelderd en voorzien van houten gevels. 'De Witte Arend' wordt lager aangeslagen in huurwaarde dan het buurpand. Delen ervan waren onderverhuurd. | 360 |
Kelder eind 16e eeuw zeker aanwezig. |
Societeit Zwarte Arend231. "De swarte Aer" anno 1579. In 1756 pruikenwinkel.232. "De witte Arend" anno 1610. Beide huizen zijn thans één en vormen een sierlijk societeitsgebouw, door een grooten arend in vlucht bekroond. De vroegere naam was "Groote Societeit". Zij werd in 1763 opgericht ten huize van Johan van Hoofd en Olymphe Bertrand. | 31 |
In 1861 naar ontwerp van de Brusselse architect P.Peeters gebouwd, vier vensterassen breed pand met verdieping onder met blauwe Hollandse pannen gedekt schilddak. De gepleisterde voorgevel heeft een hardstenen plint, is op de begane grond in vier vakken verdeeld door pilasters afgedekt met kroonlijst op zware consoles, heeft op de begane grond rondgesloten vensters en een deur met boven elk een oculus, heeft op de verdieping een eenvoudig gedecoreerde cordonband en vensters met geprofileerde omlijsting en T-ramen en is afgesloten door een kroonlijst met omlijste velden, zware consoles, tandlijst en acroteria ter hoogte van de consoles. Boven de kroonlijst een attiek met segmentboog in het midden, afgesloten met geprofileerde lijst en bekroond door een opvliegende adelaar. |
No. 11 Naast het huis het Gulden Lavoir stond Westwaarts het huis de Zwarte Arend, dat blijkens eene plaat, die voorkomt in van Heurn Historie II p. 121, een dubbelen adelaar tot uithangteeken had; op dat huis volgde verder het huis de Witte Arend.
Het huis de Zwarte Arend behoorde omstreeks het begin der 16e eeuw, als wanneer het blijkbaar reeds eene herberg was (zie Deel II p. 513), toe aan Agnes, de huisvrouw van Arnold van Tefelen; zij had aan haren man geschonken twee kinderen, n.l. Bertha, de huisvrouw van Antonius die Wael genaamd Jonckers Petruszoon en Zoeten, de huisvrouw van Henriek Folcartszn van den Dyck, die dit huis van haar erfden. Deze echtgenooten stemden 7 September 1523 (Reg. n° 123 f. 209) er in toe, dat Wouter van der Rullen had in eenen scheidingsmuur, die achter dat huis en de daartoe behoorende plaats stond, een raam met vaststaande spijlen er voor. Genoemde Antonius die Wael als man van Bertha voormeld verleende 19 November 1522 (Reg. n° 123 f. 23) eene grondrente uit de helft van dit huis, dat toen genaamd werd In den Zwarten aern en gezegd werd te staan tusschen het huis, voorheen van Henrick Glavyman, nu van het Groot Ziekengasthuis, ex uno en het huis van genoemde Agnes ex alio en zich achterwaarts uit te strekken tot aan het erf der erfgenamen van Heylwich Marss, - aan Hubert van Loen, prior der
| 435 |
Karthuizers te Vught, ten behoeve van Hubert en Anna, kinderen van Heniick, den zoon van Jan Moelengraefs genaamd van Loen. Zooals uit deze akte blijkt, behoorde het, huis de Witte Arend ook aan genoemde Agnes. Later behoorden de beide huizen, de Zwarte en de Witte Arend n.l., alleen aan meergenoemden Antonius die Wael genaamd Jonckers; toen deze was komen te overlijden werden die huizen in 1534 (Reg. n° 644 f. 483) toebedeeld, aan zijne gezegde vrouw ten tocht en in eigendom aan: Aleid, hunne dochter; Cornelis, hunnen zoon 1); Henrick, zoon van wijlen Willem Janszn als weduwnaar van Dorffen, ook hunne dochter en de kinderen van de beide laatstgenoemde echtelieden 2); het huis de Zwarte Arend werd daarbij omschreven als: huis, erf en ledige plaats met achterhuis, genaamd de Zwarte Arend, waarin Jan van den Dyck woont, staande aan de Markt tusschen die Lavoir, toebehoorende aan het Groot Ziekengasthuis, ex uno en het volgend huis ex alio; en het huis de Witte Arend: als een huis, staande tusschen den Zwarten Arend ex uno en het huis van Jan Nagels, kannegieter, ex alio 3). Van laatstgenoemde eigenaren kwam het huis de Zwarte Arend ten slotte (zie Reg. n° 203 f. 255 vso en n° 205 f. 28 vso) aan Gijsbert, zoon van Jan Ysbrants, als man van Agnes, dochter van Henrick, den zoon van Willem Janszn en Dorffen, de dochter van Antonius die Wael genaamd Jonckers, hiervoren genoemd; hij verkocht het 1 Maart 1565 (Reg. n° 213 f. 261 vso), als wanneer het omschreven werd als een huis met erf, ledige plaats en achterhuis, genaamd in den Swarten aren, staande aan de Markt tusschen het huis van het Groot Ziekengasthuis en dat van Gijsbert Hoppenbrouwer ex uno en den Witten | 436 |
aren ex alio, - aan Roelof, zoon van Arnd Vastaerts; deze verkocht dat huis 30 Maart 1574 (Reg. n° 224 f. 288 vso) weder aan den kramer Jan van den Blaert, den zoon van Henrick Adriaanszn. Laatstgenoemde kooper had van zijne eerste vrouw, Jutkenen, dochter van Jan Rutgerszn van Meyelsfoirt, een zoon Cornelis, een zoon Hans, (die tot erfgenaam had Jan, den zoon van genoemden Jan van der Blaert en diens laatste vrouw Jenneken, welke zoon Jan weder tot erfgenaam had ingesteld Jan van Tesselt, wiens echtgenoote was Anneken Pijnappel Woutersdochter) en een zoon Franēois; deze laatste, zijn broeder Cornelis en genoemde Anneken, toen weduwe van Tesselt, verkochten 13 Mei 1585 (Reg. n° 240 f. 160 vso) het huis de Zwarte Arend aan Coenrard van Werden Lucaszn, die 10 Februari 1590 (Reg. n° 241 f. 417) van Marcelis van Vladeracken Dionyszn nog daarbij aankocht een achterhuis, staande op de plaats van het huis de Groenenburg tusschen het huis de Zwarte Arend ex uno en de ledige plaats van het huis de Groenenburg ex alio.
Genoemde van Werden hield in het huis de Zwarte Arend eene wijntaverne en had blijkbaar een paar knappe dochters, want, zooals hierna zal blijken, huwden zij met zeer voorname militairen; zijne vrouw was Elisabeth, dochter van Jan Aertszn van Dael; de kinderen, die hij van haar had, waren: Jan; Maria, die gehuwd was in eersten echt met jonker Ludolph van Ensse, kapitein in dienst van den Koning van Spanje, welke in 1613 reeds dood was 4) en in tweeden echt met jonker Lodewijk Verreycken, luitenant-generaal, ook in dienst van den Koning van Spanje en gouverneur der stad Freiburg in Pullslandf'; Henricksken, echtgenoote van den manhaften en vromen Dierck de Leeuw, kapitein eener compagnie voetknechten in dienst van denzelfden koning te Breda; Henrick, alferes reformé, ook in den dienst van dien koning te Breda; Meclitildis; Anna en mr. Lucas van Werden,
| 437 |
procureur te den Bosch; zij verkochten 13 September 1631 en volgende jaren (zie o.a. Reg. n° 367 f. 406) het huis de Zwarte Arend, dat toen gezegd werd te zijn: eene huysinge, erve, ledige plaetsse, achterhuys met noch eene andere zydelinge ledige erve ende uutganck, genoempt In den Swartten Arent, gestaen aen de gemeyne Merckt tussen huys ende erve, genoempt In de gulde lavoir, toebehoirende den Grooten Gasthuyse, erve Jacobs van Goch ende Peeters de Cort aen d'een zyde ende tussen huys ende erve, genoempt In den Witten Arent, toebehoirende Peeteren Zyberts, wullenlakenvercooper ende den huyse ende erve, genoempt Groenenborch, toecomende Jannen Meijers, wijntavernier, aen d'andere zyde," aan Joris Verheyen Goijartszn, koopman in zijden lakens te den Bosch. Diens erfgenamen, zijnde Anthony van Outheusden, oudgriffier en raad van den Bosch, als voogd over zijne drie onmondige kinderen, verwekt bij wijlen zijne vrouw Ida Verheyen; Johan Heymans, klerk ter griffie van gezegde stad, als gehuwd met Judith van Outheusden, dochter alsvoren; mr. Jacob van Affoirden, als gehuwd met Dorothea van Outheusden, dochter alsvoren; Johanna van Outheusden, dochter alsvoren, voor 1/3; Johanna Verheyen, weduwe van N. Claessens en dochter van genoemden Joris Verheyen, ook voor 1/3; Gielis le Martinel als man van Hendersken Verheyen en de weduwe van Corstiaen Verheyen, eveneens voor 1/3, verkochten 30 Juni 1668 (Reg. n° 468 f. 352) aan Helena Crock weduwe van Nicolaes Eeckhout den Zwarten Arend, nu omschreven als: eene huysinge ende ledige plaetse, achterhuys met uytgang in de Ridderstraet, genoemd in den Zwarten Arend, staende tusschen het huys, genoemd In de Gulde Lavoir, toehehoorende den Groeten Gasthuyze deser stad, ter eenre ende het huys, de Witte Arent, toebehoorende Willem Syberts, wullenlaeckenkooper, ende het huys genoemd Groenenborch, of nu de Witte Zwaan, toecomende d' erfgenaemen van Philips van Horen ende syne huysvrouw Francina Strick, ex alio. Genoemde Helena Crock hertrouwde na dezen koop met
| 438 |
Hendrik de Byster en liet het huis de Zwarte Arend, dat toen nog eene herberg of taverne was, na aan de kinderen harer zonen Johan en Nicolaes Eeckhout; de voogden over die kleinkinderen verkochten het 5 Juli 1692 (Reg. n° 507 f. 183) aan Cornelis van Heeswyck, woonachtig te den Bosch; het werd alstoen omschreven als: een huis met plaats, achterkeuken, zijdelkamer en plaatsje, genaamd de Zwarte Arend, staande tusschen het huis de Witte Arend, toebehoorende aan de Wed. Willem Zyberts en het erf van het Groenhuis, toebehoorende aan de heeren Karsmans en secretaris de Graeuw, ex uno en het huis van het Groot Gasthuis, ex alio. Het huis de Zwarte Arend was ook toen nog eene herberg of taverne wat het in 1697 eveneens nog was. De erfgenamen van voornoemden Cornelis van Heeswyck, zijnde Johanna van Heeswyck weduwe Barbier, wonende te Mechelen en anderen, verkochten den Zwarten Arend 18 April 1732 (Reg. n° 545 f. 274 vso) aan Hendrik Vrieseven, woonachtig te den Bosch, die gehuwd was met Maria Catharina van Wolfsbergen; van deze echtelieden werd dit huis geėrfd voor de eene helft door de zuster van den man, zijnde Geertruyd Vrieseven weduwe van Hendrik van Munster en voor de andere helft door den broeder van de vrouw, zijnde Jacob van Wolfsbergen; beiden woonden te den Bosch. Jacob van Wolfsbergen kocht van genoemde weduwe van Munster den 30 November 1754 (Reg. n° 575 f. 427) hare helft in dit huis en daardoor kwam het weder in één hand; hij huwde 1° Maria Catharina van Mierlo, 2° Beatrix Swinne; de kinderen uit zijnen eersten echt, zijnde mr. Antonius van Wolfsbergen, procureur te Brussel, Cecilia van Wolfsbergen, ook wonende aldaar, Johannes Franciscus van Wolfsbergen, wonende te den Bosch, Agnes van Wolfsbergen gehuwd met Balthasar Le Heu, ook woonachtig aldaar, Johanna Elisabeth van Wolfsbergen, eveneens aldaar wonende en Cornelia van Wolfsbergen, echtgenoote van Joseph Pierets, mede wonende aldaar, verkochten 17 Januari 1764 (Reg. n° 579 f. 3) hun aandeel in den Zwarten Arend aan hunne genoemde stiefmoeder; deze hertrouw- | 439 |
de vervolgens met Joseph Durand, waarna zij en haar laatstgenoemde man dat huis, hetwelk nog in 1771 gezegd werd een wijn- en koffiehuis te zijn, den 22 November 1764 (Reg. n° 590 f. 73) verkochten aan Antony van Grinsven, woonachtig te den Bosch; deze verkocht het den 6 Augustus 1782 (Reg. n° 601 f. 123 vso) aan de Groote Sociėteit, die in 1763 was opgericht ten huize 5) van Johan van Hooft en diens echtgenoote Olympe Bertrand en van welke sociėteit secretaris was mr. Abraham Bastide; diezelfde Sociėteit kocht toen ook nog aan (Reg. n° 601 f. 124) van Petrus van Dinther, med. doctor te den Bosch, het huis de Witte Arend, dat door dezen geėrfd was van zijne ouders Gerardus van Dinther en Anna Koekebakkers en gezegd werd te staan tusschen den Zwarten Arend ex uno en het huis de Witte fles ex alio en zich achterwaarts uit te strekken tot aan den Zwarten Arend. Het huis de Witte Arend was een huis van veel minder beteekenis dan dat, hetwelk de Zwarte Arend genaamd was. Nycolaes Jonckers, zoon van Peter, (den zoon van Cornelis Jonckers genaamd de Wael) en Barbara, dochter van Peter Hermanszn Collart, zoo voor zich en als gemachtigde van Loeff Peteiszn, weduwnaar van Aleid, dochter van Peter Jonckers en Barbara voornoemd, c.s., verkocht 17 October 1620 (Reg. n° 254 f. 12) de helft in dat huis aan Peter Sebregts, ook wel Zyberts geheeten, wollenlakenkooper, zoon van Jan Willemszn, raad van den Bosch en Bata, dochter van Peter Jonckers; den 21 Maart 1611 (Reg. n° 310 f. 138) had hij reeds 1/4 van dit huis vernaderd, toen Herbert Joachimszn van den Wyer als man van Dorffken, dochter van Gijsbrecht Isebrants, dat had verkocht aan genoemden Joris Goijartszn Verheyen.
Voormelde Sociėteit, die blijkbaar eene bank was en als gezegd de huizen de Zwarte en de Witte Arend had aangekocht, vereenigde die huizen tot één huis wat zij sedert gebleven zijn. Het Bestuur van die sociėteit was in 1795 als
| 440 |
volgt: directeuren mr. Arnout van Teylingen, Nicolaas Cornelis Tiboel, Carel Hendrik Jacob Sweerts de Landas en Robert Douglas; secretarissen mr. Casper van Breugel en Willem Cornelia Ackersdyck Junior, die tevens secretarissen der gemeente den Bosch waren. Blijkbaar heeft dat bestuur bedoelde huizen, althans een deel daarvan, in het jaar 1795 verhuurd aan Samuel Hirschig, die tot dusverre kastelein van de Plaats Royaal in de St. Jorisstraat was, want den 15 December 1795 adverteerde deze, dat hij zijne herbergierszaak had overgebracht naar den Zwarten Arend en dat hij zich recommandeerde in het maaken van pasteye, allerhande gebakken, enz. Kort daarna zal in dit gebouw eene heerensocieteit zijn opgericht geworden; in 1798 en 1809 was zij er althans gevestigd; haar naam en geschiedenis zijn echter niet meer bekend. Den 18 Mei 1803 verkochten Louis Zorreth, Antoni Hermanus Helbach, Jean Franēois Benigne Cappele en mr. Hugo Bowier, als directeuren en Johannes Baptista van der Schueren als secretaris van meergezegde Sociėteit, met machtiging harer leden het tot een verbouwd huis en erf, zijnde voorheen geweest twee huizen, genaamd de Zwarte en de Witte Arend, aan Antoni Hirschig, Elisabeth Margaretha Hirschig en Anna Susanna Hirschig, allen wonende te 's Hertogenbosch. Na dezen verkoop verkocht Antoni Hirschig 7 Augustus 1806 zijn 1/3 in dat huis en erf aan zijne genoemde medekoopsters, die zijne zusters waren; van dezen verkocht Anna Susanna Hirschig 21 October 1818, als wanneer zij te Nijmegen woonde, hare helft daarin aan hare voornoemde zuster Elisabeth Margaretha Hirschig, welke in dat huis ook het beroep van herbergierster uitoefende; zij werd door dien laatsten koop algeheele eigenares daarvan. Haar man was Aart Roovers; deze verkocht 9 Januari 1833 meerbedoeld huis en erf, dat nu alleen de Zwarte Arend geheeten werd, aan de Bosschenaren Gijsbert van Beverwijk, lid van Gedeputeerde Staten van Noordbrabant, Victor Andreas van Rijckevorsel, lid der Staten van die Provincie, mr. Jan Benedictus van de Mortel, lid van
| 441 |
Gedeputeerde Staten dier Provincie, Philippus Martinus van Meurs, commies, belast met de afdeeling Finantiėn van het Gouvernement van Noordbrabant en Augustinus Cornelis van Lanschot, zonder beroep, allen in hunne hoedanigheid van commissarissen en Josephus Thomas Vermeulen, lid van Gedeputeerde Staten van Noordbrabant, in zijne hoedanigheid van secretaris van de Sociėteit, hare bijeenkomst houdende in den Zwarten Arend. Deze sociėteit, die eene vereeniging is tot bevordering van het gezellig verkeer onder hare leden, is eene voortzetting van de Nieuwe Sociėteit, hare bijeenkomsten houdende in den Gouden Leeuw te 's Hertogenbosch, welke in dat hotel den 24en van Bloeimaand 1809 was opgericht geworden door mr. H.J. Ackersdyck en andere Orangisten; zij zelve was reeds 23 December 1820 met ingang van 1 Mei 1821 d.a.v. in het leven geroepen in het door haar gekochte huis de Zwarte Arend en is sedert dien steeds daarin gevestigd gebleven; van af het jaar 1846 heet zij de Zwarte Arend; het gebouw van dien naam heeft zij in het jaar 1862 geheeldoen verbouwen volgens de plannen van den Brusselschen architect P. Peeters.
| 442 |
Noten | |
1. | Deze had een zoon Petrus en eene dochter Brigitta. |
2. | Zij waren Dorffa, echtgenoote van Henrick Kemp Henrickszn Willelma, huisvrouw van Henrick Heeren Gooswijnzn, Frans en Agnes, huisvrouw van Gijsbert, zoon van Jan Ysbrants. Ook zal nog hun kind geweest zijn (zie Reg. n° 202 f. 367) Agatha Jonckers, de echtgenoote van Johannes Pleyerkans. |
3. | Dit huis heette later de Witte flesch. |
4. | Zij zoon Maximilianus van Ensse werd 16 Juli 1611 in de Kruiskerk te den Bosch gedoopt (Taxandria XVI p. 44.) |
5. | Dit huis was denkelijk het na te melden huis de Groenenburg. |
Bovenop de gevel van het pand Markt 11 prijkt een zwarte arend. Het is een replica van de zinken arend die hier lange tijd gestaan heeft, maar zich nu bevindt in de tuin van het huidige onderkomenvan de sociėteit die dit gebouw heeft laten bouwen. De Sociėteit Zwarte Arend werd in 1809 opgericht onder de naam Nieuwe Sociėteit en is een van de oudste herensociėteiten van 's-Hertogenbosch. Het pand van de sociėteit de Zwarte Arend werd gebouwd in 1862. Het was een zeer opvallende creatie van de Brusselse architect Pierre Peeters. Hij koos niet voor neo-gotiek, in die tijd heel gebruikelijk. Zijn ontwerp vertoont veel meer elementen van de Deuxičme Empire-stijl, toen heel populair in het Frankrijk van Napoleon III. De arend die zijn vleugels uitsloeg over de stad, werd destijds door sommigen gezien als teken van overmoed. | 18 |
1989 |
Jeroen van Os"Eene vereeniging van vrienden" gedenkboek van de Bossche sociėteiten Amicitia en De Zwarte ArendThoben Offset (Nijmegen 1989) |
|
1996 |
Henny MolhuysenAchter de voorgevel : De Zwarte en Witte Arend aan de MarktBrabants Dagblad vrijdag 27 september 1996 (foto) |
|
1997 |
H. BlankertDe Zwarte ArendKringNieuws 2 (1997) 2 |
1790 | Sociėteit bron |
1865 | A.P.H. Kusters (kastelein in de Societeit de Zwarte Arend) |
1875 | F. Foblets (kastelein in de Societeit de Zarte Arend) - jhr. mr. J.L.E.M. de Kuijper (substituut griffier bij de arrondissements-rechtbank) |
1881 | H.B. Hegeman (kastelein societeit zwarten arend) |
1908 | H. Cuppen - wed. F. Cuppen-Brouwer (kasteleinesse) - mr. V.Th.J. Mutsaers (griffier kantongerecht) - Sociėteit de Zwarte Arend |
1910 | H. Cuppen - wed. F. Cuppen-Brouwer (kasteleinesse) - mr. V.Th.J. Mutsaers (griffier kantongerecht) - Sociėteit de Zwarte Arend |
1928 | H. Cuppen - wed. F. Cuppen - Ir. R.C.H. Schüngel - Sociėteit de Zwarte Arend |
1943 | A.C.J. Borsboom (portier) |
H.F.J.M. van den Eerenbeemt, Geschiedenis van Noord-Brabant (1996-1997) I. 410; II. 301
Aart Vos, 's-Hertogenbosch : De geschiedenis van een Brabantse stad 1629-1990 (1997) 143, 232, 233, 241, 264