In het begin van de 16de eeuw is Klaas die Vriese de vermoedelijke bezitter. Hij moet in 1520 een hertogcijns voor een perceel van 21½ voet (= 6,18 m) betalen. Deze breedte is veel meer dan het huidige. Nemen we ook de hertogcijns van het buurperceel in beschouwing, dan kunnen we vaststellen dat de twee cijnsbedragen gelden voor drie percelen: Eerste Korenstraatje 8/10, 12 en 14. Hier moet een herverdeling hebben plaatsgevonden. De cijnsplichtige van het linker perceel was in het eind van de 16de eeuw Klaas van Weesel, die we al kennen van het vorige pand. Aangezien het pand samen met de rechter buur in 1938 op de kelders na geheel vernieuwd is, weten we niet hoe de bouwkundige relatie tussen de verschillende huizen geweest is. In de kelder is de 15de-eeuwse fundering van de voorgevel zichtbaar. Hij heeft een jonger gewelf. Opvallend is de kelderingang aan de linkerzijde van het pand. De kelder staat in verbinding met die onder het rechter buurpand. Op het achtererf staat een onderkelderd oud achterhuis, dat nu behoort bij Karrenstraat 18. Waarschijnlijk behoorde dit achterhuis oorspronkelijk tot het onderhavige pand. | 438 |
820. verschillenden. "De drije Kandeleers"; later strekte zich deze benaming ook over het vorige perceel uit. | 52 |
1865 | J.W. Baank (vleeschhouwer) - Ma Pa Dikkenburg (2e korenstraatje) |
1875 | J. van de Goor (spekslager) |
1881 | J. van de Broek (spekslager) |
1898 | G. Schraven |
1908 | J. Ewals (pakhuisknecht) - E. van der Sluis (veehandelaar) |
1910 | M. van den Donk - J. Ewals (arbeider) |
1919 | H. de Bruijn (goudsmid-winkelier) |
1943 | J.H. Bossink (gepens. wachtm. art.) - J.W. van Delft |