Het huis was al in de 16de eeuw afgescheiden van het linker buurpand, aangezien bij de zetting van 1502/'3 reeds twee personen vermeld staan. Ook in de cijnsboeken worden steeds twee afzonderlijke personen als cijnsplichtigen aangemerkt. Gezien de volgorde van notatie moeten Johan Mols en daarna zijn zoon Willem voor het onderhavige pand betalen. Volgens het cijnsboek van 1573 heeft de ketelaar Dirk Aelbertz deze taak overgenomen. In de 19de eeuw en in 1912 is het pandje grondig verbouwd, zodat we weinig van de 16de-eeuwse situatie weten. Ook ontbreken gegevens over een kelder. Aan de achterzijde grenst het perceel aan het achterhuis van Kruisstraat 27, dat hier, na de ontmanteling van de stadsmuur, gebouwd is. Vóór die tijd zal het perceel, evenals de andere in het Eerste Korenstraatje iets meer naar het zuiden hebben doorgelopen tot de grens van het achtererf van Karrenstraat 12/14. | 438 |
818. Bettonville. "St. Jacob" A° 1627. | 52 |
1865 | M. Bettonville (mr. koper- en blikslager) |
1875 | L. van de Winkel (borstelfabriekant) |
1881 | M. Bettonville (mr. koper- en blikslager) |
1908 | H.M. Bettonviel (koperslagerij) |
1910 | H.M. Bettonviel (koperslagerij) |
1919 | E. Siegers (batt. kleermaker) |
1928 | H.W. Kitslaar |
1943 | A.G. Gloudemans (typograaf) |