1154. Wed. v. Asseldonk. "Naest de Papenschole" anno 1754. Dat is: naast het kleine huis van dien naam. | 64 |
(No. 77) Ben ik op grond van hetgeen ik in de Bossche Schepenprotocollen vond aangaande de huizen, waarin de eerste Bossche boekdrukkerijen gevestigd waren, in menig opzicht afgeweken van hetgeen tot nu toe daarover geschreven werd, ik doe dit ook ten aanzien van hetgeen de Gebrs Mosmans in hun werk Oude namen van huizen en straten mededeelen over de plaats, waar deze school gevestigd was; volgens hen was zij gevestigd in de huizen, genummerd 81 en 83; 79 en 77, terwijl ik op grond van hetgeen mij bleek bij het onder-
| 385 |
zoek in gezegde protocollen tot de stellige conclusie ben gekomen, dat die school alleen gehouden werd in het huis, dat door hen genaamd is naast de Papenschole, zooals ook van Heurn in zijne Beschrijving van oordeel is, vermits deze aldaar zegt, dat de Latijnsche school was het zesde huis aan de Zuidzijde der Kerkstraat, gerekend van af de Peperstraat. Ik zal alzoo wel niet behoeven te zeggen, dat ik mij ook niet vereenig met de meening der Gebrs Mosmans, dat het volgend huis no. 71 bestond uit de huizen 't Verguld Missaal, Elias vierighen wagen en den Bijbel: zij hebben blijkbaar die meening gekregen door hetgeen eenige schrijvers, o.a. Verreyt, schreven over de huizen, waarin de eerste boekdrukkerijen gevestigd waren. De Latijnsche of de Groote School, ook wel, waarschijnlijk bij wijze van scheldwoord, de Papenschool geheeten, behoorde toe aan het Kapittel der St. Janskerk te den Bosch.
Over haar deelt J. van Oudenhoven t.a.p. blz. 38 het volgende mede:
„De school wierde hier in voortyden ghenoemt de groote school, alwaer de jonckheydt in de Latijnsche ende Grieksche talen ende in de eerste beginselen van de Philosophie onderwesen wierden ende was dese School in seven deelen verdeelt ende hadde yder deel synen bysonderen Meester ende was de Oppermeester 't Opperhooft van de andere ende den Rector, ofte bestuerder van de gheheele oude schole, ende vinde aengheteeckent in de Memorien dese Sectors, seer vermaerde ende gheleerde Mannen: Jacobus Marinus, Gerardus Zellius Herentalius, Hieronymus Verlenius, Dominicus Schenkelius, medicinae doctor, Antonius Torrentinus, Johannes Nemius, Symon Verrepaeus, Christophorus Vladeraccus, Cornelius Otto Torrentinus, Johannes Dillenius, Petrus Louvius, Johannes ende Valerius Stiphoudt. In de eerste ende oude Schole zijn eertijdts meer als duysent Studenten ofte Leerjonghers gheweest, ghelijck wy dat in de oude Memorien vinden aengheteeckent, ende heeft hier Erasmus van Rotterdam de beghinselen van sijn gheleertheydt gheleyt.”
| 386 |
Wanneer deze school werd gesticht, vermeldt evenwel van Oudenhoven niet. Reeds vroegtijdig moet zij bestaan hebben, omdat al in een boekje, dat door Laurens Hayen gedrukt werd, vermeld staat: Nu eerste werf gheprent Tshertogenbosch tegen die Schole over bi mi Laurens Hayen 1514.
In het jaar 1566 schijnt deze school verbouwd te zijn, want blijkens van Heurn Beschrijving stond in haren voorgevel, tot aan de vertimmering daarvan in 1792, het volgend tijdvers uitgehouwen:
VrbIs honos, PatrIae CoLVMen ReLLIgIonIs,
PastoraLI aere est haeC parata sChoLa.
Volgens mr. W.C. Ackersdyck in het Provinciaal Dagblad van Noordbrabant van 1817, zou echter dit vers geluid hebben als volgt:
Urbis honor, patriae columen, fons religionis,
Haec pastorali aere parata schola est 1566.
Van Oudenhoven t.a.p. deelt verder nog mede: de schole is daernaer ghekomen onder 't opsicht ende de directie van de Jesuiten, waarmede hij blijkbaar bedoelde te zeggen, dat toen de Jezuiten in den Bosch gekomen waren, zij werd opgeheven en overgebracht naar hun College in de Waterstraat.
Het Kapittel van St. Jan heeft daarop deze school verkocht, zooals blijkt uit den navolgenden inhoud eener Bossche Schepenakte van 19 Mei 1611 (Reg n°. 310 f. 402): „Mr. Ghysbrecht Coeverincx, licentiaet in de Godheid, deken, mr. Everard van Ravesteyn, officiael, licentiaet in de rechten en Leonard van Boirnberghen, priester, allen kanoniken der Cathedrale Kercke van St. Jan Ev.", gemachtigd door de andere kanoniken van gezegd Kapittel, capitulariter vergaderd zijnde den 22 November 1610, verkoopen aan Goijart van Engeland, priester: huysinge met hennen gronde, geweest sijnde de Latijnsche schole, den voors. cap.le toebehoirende, staande in de Kerkstraat tusschen het huis der weduwe mr. Henrick Lievens en Hermanus Hermanszn van Beugen met meer anderen Kerkwaarts ex uno en het huis der weduwe mr. Hercules Wijfliet en hare
| 387 |
kinderen ex alio en zich achterwaarts uitstrekkende tot aan het erf van Jenneken, dochter van Lodewijk Schepens van Oirschot 1). Genoemde Goijart van Engeland verkocht deze gewezen school 13 Juli 1612 (Reg. n°. 283 f. 551) weder aan Andries Arnoul, ruiter in de Compagnie Curassiers van Caspar Schetz, baron van Grobbendonck, gouverneur van den Bosch.
Ten zijnen tijde waren de ruiters geene gemeene soldaten maar welgestelde lieden; van daar dat men hen in de oude Bossche Schepenakten als eigenaars van huizen vermeld vindt.
Andries Arnoul had tot echtgenoote Johanna, dochter van mr. Jan Splinter van Voorn en Eva van der Eemt Jansdochter, wier overige kinderen waren: mr. Robbrecht van Voorn 2), raad van den Bosch en schout der heerlijkheid Oirschot en Maria, huisvrouw van mr. Johan van der Weegen, doctor in de medicijnen (Reg. n°. 340 f. 323).
Johanna van Voorn, huisvrouw van genoemden Andries (of Andrea) Arnoul, die nu gezegd werd te zijn luitenant van eene compagnie harquebousiers te peerde van den kapitein en chevalier Boulleux, verkocht 1 December 1622 (Reg. n°. 324 f. 95) namens haren man dit huis aan mr. Jan van der Weegen, doctor in de medicijnen 3), die het 30 October 1624 (Reg. n°. 254 f. 303 vso) weder verkocht aan den schoolmeester mr. Henrick van Eyndhoven, zoon van Nicolaas Adriaanszn. Deze was later notaris en procureur te den Bosch; in 1639, toen hij die beide laatste betrekkingen nog bekleedde, verhuurde hij voor den tijd van zes jaren dit huis, dat hij als toen noemde d'oude papenschole, aan Servaes Gielis van Coenecoop, schoolmeester der stad den Bosch; men kan hieruit het vermoeden putten,
| 388 |
dat in dit huis, sedert dat van Eyndhoven het kocht, een tijdlang lager onderwijs is gegeven. Laatstgenoemde kooper verkocht 25 Februari 1664 (Reg. n° 465 f. 229 vso) krachtens testament, door hem gemaakt met zijne eerste vrouw Maria Beckers Anthonisdr., dit huis, dat nu gezegd wordt te zijn: huys, plaetse, hoff, achterhuys, eertijts geweest de Latijnsche schole, gestaen in de Kerckstraet tusschen huys Servaes Jacobs van Weert ex uno en dat eertijts van mr. Hendrick Lievens, daernaer Jan Hendricx van der Last, ex alio, aan mr. Juriaan van Zutphen, horlogiemaker te den Bosch 4). Deze verkocht 30 Juni 1699 (Reg. n°. 483 f. 98 vso) dit gebouw aan Aelbertus Brielius; in de daarvan opgemaakte akte werd het toen omschreven als: eene huysinge, bestaende in voorhuys met drey cameren achter malcanderen, hof, achterhuys, pompe ende camertje voor aen de straet met de kelder daeronder, staande in de Kerkstraat tusschen het huis van Van den Bichelaer ex uno en dat van Jasper Cras ex alio. Genoemde Brielius, die schout te Helmond was, verkocht dat gebouw den 11 September 1704, (Reg. n°. 516 f. 373), als wanneer het gezegd werd eertijts geweest te zijn de Latijnse schoole, aan Pero de Cassemajor, toen notaris te den Bosch en later drossaard der heerlijkheid Deurne. Diens erfgenamen, zijnde: zijn zoon Samuel de Cassemajor, notaris te den Bosch, de minderjarige kinderen, geboren uit het huwelijk van wijlen zijnen schoonzoon Johan de Cassemajor, drossaard van Helmond en zijne dochter Christina de Cassemajor en Hendrik Sluyter, predikant van Deurne, Vlierden en Liessel, als gehuwd met zijne dochter Ursulina Philippina de Cassemajor, verkochten het 21 October 1746 (Reg. n°. 568 f. 82) aan Cornelia Nollens. De executeur van het testament van laatstgenoemde verkocht dat gebouw 6 November 1773 weder aan Antony Wesselman, schoolmeester en krankenbezoeker te den Bosch, die het 25 October 1791 wederom verkocht aan Johannes Leym, mr. zwaardyeger en geweermaker aldaar; het heette toen nog de oude Latijnsche school.
| 389 |
Noten | |
1. | In eene Bossche Schepenakte van 1687 wordt van het huis, dat tot dit erf behoorde en in de Peperstraat stond, gezegd, dat het eertijds was van de Maagden van Oirschot en nu is van den schepen Cornelis Thooft. |
2. | Men zie over zijne familie Taxandria XVIII p. 277 en vlgd. en XIX p. 162. |
3. | Men zie over zijne familie Taxandria XIX p. 164. |
4. | In 1685 was aldaar een Gerardus van Zutphen mr. horlogiemaker. |
1875 | wed. A. de Haan (passementfabriek) |
1881 | mej. C.M.A. Gram (partikuliere) - A. de Haan (passementfabriek) - F.A.W. Schaefer (leeraar aan de R.H.B.S.) |
1908 | wed. A. van Asseldonk |
1910 | Gez. van Asseldonk |
1928 | mej. A.Th.C. van Asseldonk |