A.F.A.M. Wetzer, 7 juli 2007
architect: restauratie door Teering, v.d. Laar en v.d. Vliet
De Hof van Zevenbergen is een gerestaureerd vijftiende eeuws hofcomplex met interessante binnenplaats en enkele recente woningen op het achtererf. Het geeft de indruk van een negentiende eeuws, wat groot uigevallen woonhuis. Oorspronkelijk is het gebouwd als adellijk stadspaleis. Later raakte het in bezit van burgerlijke families en werd het in drie herenhuizen opgedeeld. In 1779 werd het pand een Roomsch Armenweeshuis. Onlangs is het ingrijpend gerestaureerd tot kantoor en zijn op het achtererf kleine woningen geplaatst, in aangepaste nieuwbouw. Ook is aan de voorzijde een zogenaamde loofgang toegepast met diverse soorten perenbomen. |
Voormalig Roomsch Weeshuis. Gevestigd in het voormalige Hof van Zevenbergen (XVI A), in 1662 en 1695 verbouwd en in 1778 tot weeshuis ingericht, waartoe opnieuw verbouwd en vereenvoudigd: trapgevels der hoekpaviljoens gesloopt, middendeel verhoogd. Kelder met vlakke kruisgewelven. Gerestaureerd in 1991-92. Zijgevels met zadeldaktrappen; aan de achterzijde van de grote zaal produkt van de restauratie van 1991-92. Twee bogen aan de binnenplaats hoogstwaarschijnlijk afkomstig van het bordes van het voormalige stadhuis (1533) en later van nieuwe sluitstenen voorzien. Bij de restauratie van 1991-92 met een derde boog aangevuld. In de rechter achtervleugel fijn gesneden 17e-eeuwse sleutelstukken met acanthusbladeren. Vele regentenportretten. |
Aan de overzijde van het Keizershof stond oudtijds langs de Keizerstraat het Hof van Zevenbergen, welk huis aldus genaamd werd, omdat de eerste eigenaars daarvan Heeren van Zevenbergen waren. Het omvatte de erven, waarop thans het grootste gedeelte van het Roomsch Weeshuis en de stalhouderij met woning van Mooiman staan en had tot tuinen de ho venier stuinen, welke tusschen de Mortelstraat, Weversplaats en St. Jorisstraat liggen; het besloeg alzoo met zijne erven eene zeer groote uitgestrektheid. Ik heb tevergeefs, zoo schreef van Heurn in zijne Beschrijving, gezogt naar de rede, waarom de Heeren van Sevenbergen alhier zo een groot huis hadden, alsmede door wien (hunner?) het gesticht en bewoond is geweest.
Den eersten Heer van Zevenbergen, dien ik als eigenaar van het Hof van Zevenbergen in de Bossche Schepenregisters aantrof, was Cornelis de Glymes, heer van Melyn, die door zijn huwelijk met Maria Magdalena van Strijen, dochter van Arend, heer van Zevenbergen en Maria van Vianen, heer van Zevenbergen was geworden; hij was bovendien in 1499 door koop heer van Heeswijk en Dinther geworden, terwijl hij ook nog was heer van Grevenbroeck, zooals blijkt uit eene Bossche Schepenakte van 19 December 1501 (Reg n°. 96 f. 237),
| 23 | ||||||||||
waarbij hij van Jan Kanapart kocht een erf, gelegen in de Mortelstraat nabij de Dieze te den Bosch; hij wordt daarin toch genoemd Cornelis van Bergen, heer van Zevenbergen. Grevenbroeek, Heeswijk en Dinther, etc. Toen, zooals Cuperinus mededeelde 1), Philips de Schoone, ten einde ten tweeden male naar Spanje te kunnen reizen, in 1505 de heerlijke rechten over eenige dorpen in de Meierij van den Bosch verkocht, kocht hij ook nog aan de heerlijkheden Berlicum en Schijndel 2), zoodat hij ten slotte heer van vele gemeenten was en alzoo een zeer machtig heerschap moet geweest zijn. Hij was ook overste-kapitein, zooals blijkt uit het volgende uit de Kronijk van Cuperinus t.a.p. blz. 72: „In dit jaere (1504) quam ons prinche Philippus, coninck van Castillien. tot Tsertogenbosch om daer een apparaet ende bereitsel te maken van oerloge ende daer vergaederden groot volck te voete ende te paerde, daer overste capiteynen afgemaect waren die heere van Vergy uut Bourgondien, Cornelis, heer van Sevenbergen ende sijn swager Floris, heere van Yselsteijn ende grave van Bueren. Dit groot volck is uutten Bosch in Gelderlant getogen, rovende ende brandende ende groote scade bedreven sy int lant ende sy wonnen twee sloten Middelaer ende Hemert bij Huesden.” Verder was Cornelis de Glymes nog ambtman der stad Grave en den Lande van Cuyk, en den 2 Mei 1500 werd hij opgenomen onder de ridders van het Gulden Vlies.
Behalve uit voormelde passage uit Cuperinus, blijkt nog uit diens navolgende mededeeling in zijne Kronijk t.a.p. bladz. 69, dat hij ook een man van groot aanzien was, want aldaar staat toch geschreven: „In den jaere ons Heeren 1496 opten derthiensten dach van December quam ten Bosch, die nieuwe prinche hartoge Philips, daer hij minnelijck ende vrindelycke mit grooter
| 24 | ||||||||||
blyscappen ontfangen weidt ende daerna opten vijfthiensten dach derselver maent gehult ende ontfangen werdt voor een hartoge van Brabant in tegenwoordicheyt van synen heer vader Maximiliaen, den Roomschen coninck; die stat beschonck hem mit twee costelycke groote ossen mit silveren horens en twee voeder wijns; ende als die hulling gedaen was, soo reet die jonge prinche Philippus nae St. Janskerck toe ende daer werdt doen gedoopt een Jode van den deken van Sint Jans, meester Ghijsbert die Bie, in tegenwordicheyt van hartoch Philips, her Jan van Bergen ende Cornelis van Sevenbergen ende andere groote heeren, die alle vuntpeters ende gevaders van desen verdoopte Jode waren ende hem werdt eenen naem gegeven, te weten Philips van Sint Jan, die te voren genoempt was Jacop van Almaengien, maar die Jode en bleeff niet stantaftig ende viel weder van sijn Kerstenheyt ende wert een Jode”. Nog wordt van Cornelis de Glymes melding gemaakt in eene Bossche Schepenakte van het jaar 1501, waarbij hij als: Cornelis, heer van Melijn, Zevenbergen, Heeswijk en Dinther, volmacht gaf ter zake van de inbeslagneming zijner heerlijkheden Heeswijk en Dinther, die ten verzoeke van Henrich van Doerne was gedaan.
Hij overleed in of omstreeks het jaar 1508. Na zijnen dood kwamen zijne bezittingen aan zijne drie zonen 3), de Jonkers Maximiliaan, Leonard en Cornelis van Bergen, zooals zij in eene Bossche Schepenakte van 6 April 1510 (Reg. no. 104 f. 393) genoemd worden 4). Maximiliaan bekwam alstoen de heerlijkheden Heeswijk, Dinther, Schijndel en Berlicum, zooals blijkt uit eene Bossche Schepenakte van 1512, waarbij deze, die daarin genoemd wordt heer van Zevenbergen, Mellijn, Heeswijk, Dinther, Schijndel en Berlicum, uit de vier laatstgenoemde heerlijkheden alsmede uit zijn kasteel Heeswijk aan Arnd de Borchgrave Dirkszoon eene grondrente, groot fl. 125 verleende.
| 25 | ||||||||||
Zijn broeder Cornelis, die prins-bisschop van Luik werd, en zwanebroeder der Illustre Lieve Vrouwe Broederschap te den Bosch was, werd, althans voor een deel, eigenaar van het Hof van Zevenbergen (misschien wel tengevolge van het kinderloos overlijden zijner voornoemde broeders), zooals blijkt uit eene Bossche Schepenakte van 1525, waarbij hij, zoo voor zich en als gemachtigde zijner moeder Marie van Bergen verbond twee hoeven, gelegen bij het Slot te Heeswijk, alsmede huysen, erven ende hooven, geheiten den Hoff van Bergen, gelegen in der Stat van 's Hertogenbosch by de Lombaertsche brugge ende hun toebehoorende.
Tijdens dat hij of een zijner genoemde broeders eigenaar van het Hof van Zevenbergen was, viel hem de eer te beurt, dat Keizer Karel V daarin zijnen intrek nam, zooals Cuperinus t.a.p. blz. 78 5) dit volgender wijze mededeelt: „In dit jaer 1515 quam die jonge nieuwe prinche, hartoch Karel, ten Bosch ende hy werdt seer feestelijck ingehaelt van den geestelicken staet ende van den werlicken staet ende hy wert gelogeert in Cornelis van Sevenberghen's huys by Sint Joris Capel ende vrou Mergriet, sijn moeye, werdt gelogeert in heer Jan Bacx huys, dat nu is dat hoff van d'abdie van Tongerloe”.
Den 6 Maart 1561 werd het Hof van Zevenbergen gerechtelijk uitgewonnen; het blijkt niet waarom en ten laste van wien; kooper is toen daarvan geworden Dirck Aertssen Junior, die waarschijnlijk dezelfde was als de in Dl I op blz. 238 genoemde Dirck, den zoon van Dirck Aerdszn. Hij verkocht, 4 Mei 1563 (Reg. no. 207 f. 557) het Hof van Zevenbergen aan de kinderen van Henrick Kemp, raad van den Bosch, (den zoon van Jan, den zoon van mr. Arnd), en diens laatste vrouw Elisabeth, dochter van Gerard Roelofszn, zijnde: Jan, pannicida (gewandsnijder), Nycolaus, Ambrosius, Cornelius, Elisabeth, huisvrouw van mr. Henrick Oliviers van Berchuysen en Johanna Kemp, huisvrouw Lambert, den zoon van Mathys Stooters Lambertszn 6).
| 26 | ||||||||||
De weduwe van laatstgenoemden Jan Kemp, zijnde Elisabeth 7), dochter van Mathys Stooters Lambertszn; Nycolaus, Ambrosius en Cornelius Kemp en Lambert Stooters als man van Johanna Kemp, allen hiervoren genoemd, verkochten 12 Mei 1561 (Reg. no. 211 f. 208) 5/6 onverdeeld in het Hof van Zevenbergen, waarvan toen een deel in huur was bij Zeger van Groesbeeck, heer van Groesbeeck, den man van Hadewich van Brecht, terwijl het ander in huur was bij de Wed. van Henrick Gysselen, aan hunne zuster en behuwdzuster Elisabeth Kemp, echtgenoote van mr. Henrick Oliviers van Berchuysen, die, als gezegd, het overige 1/6 daarin reeds bezat.
Genoemde Henrick O. v. B., die, toen hij met Elisabeth Kemp huwde, weduwnaar was van Catharina (dochter van den zooeven op blz. 10 genoemden Boudewijn Janszn.), van wie hij geene kinderen had, was een zoon van Willem Oliviers van Berchhuysen 8), den zoon van mr. Henrick, raad van den Bosch 9). Hij was notaris te en rentmeester van den Bosch, alsmede een der stichters van het Stadsweeshuis aldaar, thans het Gereformeerd burgerweeshuis. Den 17 September 1580 overleed hij, terwijl zijne tweede vrouw Elisabeth Kemp den 29 November 1592 stierf; beiden werden begraven in de St. Janskerk te den Bosch. Hunne kinderen waren:
I. Willem Oliviers van Berchuysen, schepen en kapitein van eene compagnie Schutterij te den Bosch, stierf 24 Juli 1615; zijne vrouw was Anna van den Berghe, dochter van Dierick en Weyndelmoet van Auwen 10); zij overleed 1 Januari 1604
| 27 | ||||||||||
en werd te Oisterwijk begraven; haren man had zij deze kinderen geschonken: a. Anna, huwde met Jacques Domis, woonachtig te Deurne bij Antwerpen.
b. Henrick, in 1631 koopman te Parijs 11).
c. Dirck, stierf kinderloos.
d. Jan, gedoopt in St. Catharina te Den Bosch 23 Apr. 1594, Capucijn.
e. Arnold of Artus, huwde Elisabeth de Cocquiel, van wie twee kinderen.
f. Weyndelmodis. gestorven 3 Nov. 1616, huwde met Albrecht van Breugel.
g. Elisabeth, gedoopt in St. Catharina te den Bosch 15 Augustus 1598, huwde met mr. Gerard van Someren, heer van Berkel, den bekenden Bosschen rechtsgeleerde, wiens tweede vrouw zij was.
h. Frederick, stierf 9 December 1622.
II. Elisabeth Oliviers van Berchuysen, huwde met 1°. Artus Aerts Roelofszoon, van wien zij in 1598 reeds weduwe was; 2°. Jacques Darbant Anthonyzoon, koopman te Antwerpen.
III. Catharina Oliviers van Berchuysen, huwde met Wouter van Kessel, die 4 Maart 1613 overleed; (hunne kinderen waren Jacob, Johan Baptist, Henrick, Elisabeth, Melchior en Willem van Kessel, welke laatste koopman was te Antwerpen).
IV. Jan Oliviers van Berchuysen, gestorven 18 April 1579.
Na doode hunner ouders verdeelden de sub. I-III genoemde kinderen 29 Januari 1593 het Hof van Zevenbergen, zooals blijkt uit eene Schepenakte van 9 Maart 1593, staande in Reg. no. 232, f. 512, waarbij zij hunne wederzijdsche rechten en verplichtingen als geburen regelden. Hoe dat huis toen en vroeger was samengesteld kan men zien uit den navolgenden inhoud van eene Bossche Schepenakte van 1598 (Reg. no. 234 f. 73),
| 28 | ||||||||||
waarbij verwezen werd naar den inhoud eener Bossche Schepenakte van 12 Februari 1564 en uit eene dito van 1622, (Reg. no. 323 f. 236); het werd daarin toch omschreven als volgt: een huys, ledige erffenisse, poorte met twee voorhuysen by de straet staende, putte, stallinge, eenen grooten hoff ende noch eene poorte by de gemeyn straet, hoff, huys met een middelpoorte, ledige erffenisse, eenen anderen hoff, een achterpoorte, eenen beempt in den Mortel, gestaen ende gelegen binnen de stadt van 's-Hertogenbossche, genoempt de huysinge van Sevenbergen, by de Lombartsche brugge, tusschen erffenisse Elizabeth weduwe zal. Everarts van de Water 12) ende haere dochter ex uno ende tusschen het gemeyn water ende een straet, genoempt de Mortel, ex alio. Omdat het Hof van Zevenbergen in 1593 in drie parten gescheiden werd en die deelen sedert dien van elkander gescheiden zijn gebleven, zal ik nu verder elk dier parten afzonderlijk behandelen.
A. Het eerste partDit part, dat het meest Westelijke was, stond tusschen het huis van Elisabeth van Boemel, de zoogenaamde weduwe van Everard van de Water Peterszn en het volgend part. Het werd in de akte van 9 Maart 1593 (Reg. no. 232 f. 512) en in de na te melden akte van 1623 aldus omschreven: eene steenen huysing, te dwers staende, zijnde een dwers groot lanck huys, genoempt het dwers huys, poirte, voorplaetse ende hoff achter dezelve ende alnoch een zydelhuyse, daernaest staende voir aen de straet, daerin de machden 13) van Gerwen zijn wonende, comende op de plaetsche van de middelhuyse.
Catharina Oliviers van Berchuysen, de echtgenoote van Wouter van Kessel, kreeg dit part voor haar deel. Hunne kinderen Jacob en Willem van Kessel, die het van hen erfden,
| 29 | ||||||||||
trachtten de gebouwen, waaruit het bestond, voor de munt van den Bosch te verhuren doch, zooals wij in het 1e Dl. blz. 251 reeds zagen, slaagden zij hierin niet tengevolge van het verzet van Van Grobbendonck, den gouverneur dier stad en dit zal wel de reden zijn geweest, waarom zij dit part 23 December 1623 (Reg. no. 324 f. 115 vso) verkochten aan mr. Godefroy Loeff van der Sloot, raad van den Bosch; hun broeder Melchior van Kessel vernaderde daarop 8 Januari 1624 (Reg. no. 324 f. 115 vso) het verkochte, doch deed het weder over aan genoemden Loeff van der Sloot, zoodat deze dan toch eigenaar werd van dit part. Hij was zoon van mr. Godevaert Loeff van der Sloot, president-schepen van den Bosch en Josina Pijnappel en had van zijne vrouw Hillegonda Colen deze kinderen: Anna; Emerentiana; Elisabeth; Allegonda, (die huwde met 1° Arnoud Bacx; 2° Adriaan Suyskens van Dinther, bierbrouwer, zoon van Jan Wynandszn Suyskens van Dinther 14); Josina, die huwde met Melchior van Kessel en Odilia, die trouwde met Jaspar de Soete 15). Van die kinderen verkochten 3 December 1647 (Reg. 394 f. 109 vso): Anna, Emerentiana en Elisabeth Loeff van der Sloot en Adriaan Suyskens als gehuwd met Allegonda Loeff van der Sloot, zoomede twee der kinderen van genoemden Melchior van Kessel en Josina Loeff van der Sloot, zijnde Josina van Kessel, de echtgenoote van Godfried van Kessel, koopman te Antwerpen en Hillegonda van Kessel, 5/6 in dit part aan hunne respectievelijke zuster en moei Odilia Loeff van der Sloot, toen reeds weduwe van Jaspar de Soete, die uit eigen hoofde daarin 1/6 had. Zij verkocht 29 Maart 1661 (Reg. no 441 f. 193) dit part, dat alstoen omschreven werd als: twee steenen huyssingen mette voorplaetse, stallingen, keucken ende hoven, aan Hendrik van Schrieck, ontvanger der verpondingen over het Kwartier van Kempenland en raad van den Bosch, wiens vrouw was Hesther van Zeller; hij zal de tot dit part behoorende huizen | 30 | ||||||||||
in 1662 verbouwd hebben, omdat later twee gevels daarvan dat jaartal in den top voerden. Zooals na zijnen dood bleek verduisterde hij de belastpenningen, die hij als ontvanger der verpondingen geïnd had en toen zijne weduwe, Hesther van Zeller voornoemd, niet in staat bleek ze terug te geven, werd dit part in het Hof van Zevenbergen, (waarvan als toen bewoonden: het eene huis Willem van Raesfeld, de hoog- en laagschout der stad en Meierij van den Bosch en het ander huis Dor. van Teffelen, die het meest Oostwaarts staand huis in huur had) 10 Augustus 1669 (Reg. no. 459 f. 383) ten haren laste gerechtelijk verkocht ten einde daaruit te verhalen wat haar man als ontvanger was schuldig gebleven; kooper daarvan werd toen Walter Schoth, kolonel van een regiment infanterie, wiens vrouw was Hendrina van Loon; zij overleed 13 Januari 1681 en ligt begraven in de St. Janskerk aldaar onder eene fraaie grafzerk, waarop hare 8 kwartieren staan, waarvan een de kroon onder het schild heeft 16) Een der beide executeurs van het testament van genoemden Walter Schoth, verkocht daarop 2 September 1683 (Reg. no. 501 f. 334) dit part, dat als toen omschreven werd als volgt: a. een schoon en welgelegen huis met tuin en plaatsen, staande en gelegen in de Waterstraat over het Loeffsbrugje, door mr. Gijsbert van Hamel, zijnen mede-executeur-testamentair, bewoond; en b. een huis met tuin, staande daarnaast, door den Heer van Amerzode bewoond, staende het eerstgemelde huys neffens huyssinge ende erffenisse van den notaris Guiliam van Campen ende andere, achterwaerts met een houtte heyninge gesepareert, ende het tweede huys neffens huys en erve der erffgenamen van Juffr. Elisabeth Oliviers, streckende beyden achterwaerts tot op erve der erffgenamen van Juffr. Oliviers voorsr., aan genoemden van Hamel; deze, die raad van den Bosch was, verkocht 22 Augustus 1693 (Reg. no. 508 f. 163 en 164) de zooeven sub a en b omschreven huizen, (waarvan alstoen gezegd werd, dat het Westelijk staande grensde aan het huis met erf, (dat eertijds toebehoorde aan wijlen den notaris
| 31 | ||||||||||
Guiliam van Camphen en nu aan Thomas Minten), en verhuurd was aan Alexander Zoete de Laecke van Villers, heer van Zeventer, en het ander, hetwelk nu genoemd werd de cleyne huysinge, door hem, verkooper, bewoond werd, voor fl. 10000 aan Willem en Ignatius van Bree, ook wel Guilelmo en Ignatio van Bree genaamd, die gezamenlijk het bankiersbedrijf te den Bosch uitoefenden. Zij waren zonen van Dirk van Bree 17) en Elisabeth van Niel, die 11 Februari 1645 voor Schepenen van den Bosch gehuwd waren blijkens akte, luidende als volgt: sijn getrouwt Dierck van Bree, jongman van Aken, met Elisabeth van Niel, jonge dochter. Willem van Bree voornoemd verbouwde de beide hiervoren vermelde huizen tot een groot dubbel heerenhuis, wat hem wel 50 à 60.000 gulden kostte. De kinderen, geboren uit zijn huwelijk met Geertruid of Anna Geertruid van Walt, erfden van zijnen broeder Ignatius van Bree diens deel in dat huis; zij waren: Guillaume of Pieter Guillelmo van Bree, die in 1731 huwde met Theodora of Dorothea de Laure; Johan Theodoor van Bree; Maria Elisabeth en Johanna Maria van Bree; Johan Herman van Bree en Johan Pieter van Bree 18), beiden kooplieden te Amsterdam. Johan Herman van Bree overleed 14 Juni 1776 te Mechelen, alwaar in 1761 ook woonden zijn broeder Johan Theodoor en zijne zuster Johanna Maria van Bree; deze laatste erfde van haren genoemden broeder Johan Herman van Bree het 13/30 in gemeld heerenhuis, dat zij October 1776 (Reg. no. 584 f. 423 vso) schonk aan haren neef Jonkheer Guielmus van Bree, toen ook wonende te, Mechelen. Dat huis werd toen omschreven als volgt: a. huis en tuin, staande naast dat van den heer Zorreth ex uno en dat sub b ex alio; b. huis en tuin, staande naast dat sub a ex uno en dat van Jacobus van Wurmont ex alio; c. huis en bleekveld, staande en gelegen
| 32 | ||||||||||
achter de panden, vermeld sub a en b en tusschen het erf van Teulings ex uno en dat sub d ex alio; d. huis en bleekveld, staande en gelegen naast het erf sub c ex uno en het erf van Van der Vaart ex alio. Jonkheer Guielmus van Bree, die als gezegd met 13/30 in dat huis begiftigd werd, was de zoon van Guillaume of Pieter Guillelmo van Bree en Theodora of Dorothea de Laure voornoemd, (wier overige kinderen waren: mr. Amandus van Bree, rijksridder en erflanddrost van de stad en den Lande van Ravestein en Hermanus van Bree, wonende te Keulen.
Den 19 November 1779 deed Theodora of Dorothea de Laure douairière van Guillaume, of, zooals hij nu genoemd werd, Pieter Guiellmus van Bree, alstoen wonende te Uden, ten behoeve van hare genoemde zonen afstand van den tocht op 17/30 in meerbedoeld dubbel heerenhuis, waarvan, als meer gezegd, haar zoon Guielmus reeds het 13/30 had. Het werd nu gezegd te zijn een gebouw in de Keizerstraat, staande tegen over het Statenlogement en bewoond wordende in twee gedeelten, waarvan het een door den generaal-majoor Douglas, het ander door den oud-schepen Ackersdyck, zijnde het begrensd ex uno door het erf van Mevr. de Wed. Zorreth, ex alio door dat van den voerman van Wurmont en zich uitstrekkende tot aan den Mortelhof. Onmiddelijk na dien afstand van recht verkochten (Reg no. 585 f. 389 en vlgd.) hare meergenoemde zonen voor fl. 10000 dat gebouw met erf aan Petrus van Rijn, Michiel Loutermans en andere burgers van den Bosch, zijnde deze by Resolutie van H.H. Mog. van 12 Febr. i778 geoctroyeerd tot de erectie van het Roomsche Arm-Weeshuys binnen deeze stad; dezen konden het koopen voor slechts fl. 10000, zijnde als gezegd de prijs waarvoor de huizen van het eerste part van het Hof van Zevenbergen in 1693 door Willem en Ignatius van Bree waren aangekocht, ofschoon het daarvoor in de plaats gekomen dubbel heerenhuis veel meer waard was; Willem van Bree had toch, zooals ook reeds is gemeld, er wel 50 à f 60000 voor besteed; maar omdat de verkoopers vurige Katholieken
| 33 | ||||||||||
waren, hadden zij gaarne dit offer willen brengen ten behoeve van de arme Roomsche weezen van den Bosch, die, ware dit weeshuis er niet gekomen, anders het gevaar hadden blijven beloopen van in het Gereformeerd Burger Weeshuis en daardoor in den Hervormden godsdienst te worden opgebracht. Zooals Hezenmans uitvoerig vermeld in zijn 's-Hertogenbosch p. 403 en vlgd. had het heel wat in gehad voor dat de Staten-Generaal er toe overgingen om octrooi te verleenen tot de oprichting in den Bosch van een Roomsch Armen weeshuis; het was toch een veel te goed middel om zieltjes voor de Hervormde Kerk te winnen, dat de onverzorgde Katholieke weezen van den Bosch aldaar in het Gereformeerd Burgerweeshuis moesten verpleegd worden dan dat de Staten-Generaal dat maar zoo voetstoots zouden prijsgeven! Tegenwerking van de R.K. geestelijkheid uit gebrek aan goed inzicht en van een deel der Magistraat van den Bosch uit onverdraagzaamheid was ook oorzaak geweest, dat het verleenen van dat octrooi zooveel voeten in de aarde had. Doch eindelijk was de meerderheid der Staten-Generaal vrijzinnig en verdraagzaam jegens andersdenkenden geworden en zoo werd ten slotte door hen op 12 Februari 1778 het octrooi tot oprichting verleend. Willem van Bree voornoemd, die uit eigen middelen een Roomsch Weeshuis in den Bosch had willen oprichten, had te vergeefs om zoodanig octrooi verzocht.
Met den aankoop van dit part van het Hof van Zevenbergen was echter het Comité van oprichting er met het Roomsche Weeshuis nog niet; er waren daarvoor ook nog inboedel en kapitaal tot onderhoud der weezen noodig; het Comité moest daarom daartoe nog inzamelingen van gelden houden. Slechts enkele jaren had het dit te doen, want het had weldra zooveel geld opgehaald, dat het reeds op 12 Februari 1783 het westelijk gedeelte van het dubbel heerenhuis kon openen voor een weeshuis en daarin negen Katholieke weesjongens en zes Katholieke weesmeisjes ter verpleging opnemen. Dit geschiedde met eenige plechtigheid en wel op de volgende wijze: den 12 Februari 1783, des morgens ten 7 uren trokken deze weezen twee aan twee,
| 34 | ||||||||||
zooals zij nu nog des Zondags naar de kerk gaan, gekleed in het donkerblauw costuum, dat zij thans nog dragen en vergezeld van den weesvader en moeder, naar het huis van den regent Michiel Loutermans, dat in de Verwerstraat stond. Van daar gingen zij op dezelfde wijze onder een grooten toeloop van volk door de Verwerstraat, de straat, genaamd Achter het Stadhuis en de straat, geheeten Achter het Verguld Harnas, naar het Roomsche bedehuis, dat achter de Vughterstraat nabij de Molenbrug stond, om er Gods zegen over hun nieuw weeshuis af te smeeken. Daartoe werd in dat bedehuis eene H. Mis gelezen, waaronder het Veni Creator gezongen werd en pastoor Bosman eene toepasselijke preek hield, waartoe hij tot tekst had gekozen: Handel. VI vers 3. Al de Regenten van gezegd weeshuis en die van het Geefhuis waren bij deze godsdienstoefening tegenwoordig. Na afloop daarvan begaven zich de weezen en bedoelde Regenten van de Vughterstraat door de St. Jorisstraat naar het nieuwe weeshuis, alwaar zij aan de deur door den President-regent, Dr. Petrus Josephus van Berckel, toegesproken en vervolgens naar het schoollokaal van dat weeshuis geleid werden; daar werden ze op een glas morgenwijn onthaald. De buurvrouwen en meisjes boden vervolgens aan de Regenten van het weeshuis een suikergebak aan onder het uitspreken van een gedicht, waarvoor Dr. van Berckel haar dank zeide. Daarna gebruikten de weezen in het weeshuis ten aanschouwe van een talrijk publiek hun eerste middagmaal, waarna zij zich vermaakten met allerlei spelen. In den namiddag van dienzelfden dag, ten vier uren, gingen de weezen weder naar voorzegd bedehuis om er de Vespers en het Te Deum laudamus bij te wonen; na afloop daarvan keerden zij naar het weeshuis terug en gebruikten er met hunne Regenten hun avondmaal, waarna dezen hen uitkleedden en naar bed brachten. Zoo werd het Roomsch Armen Weeshuis van den Bosch ingewijd. Gedurende drie dagen daarna mocht het publiek dit Weeshuis komen bezichtigen 19). | 35 | ||||||||||
B. Het tweede partHet tweede part van het Hof van Zevenbergen, zijnde het middel- of stalhuis en eene bleek 20), kwam bij de voormelde verdeeling van 1593 aan Elisabeth Oliviers van Berehuysen, alstoen echtgenoote van Jacques Darbant Antonyzoon, koopman te Antwerpen. Van haar erfden dit part verschillende van Kessel's en du Bois's, die te Antwerpen woonden, o.a.: a. Jacob van Kessel, gehuwd met Catharina van Craesbeeck, wier kinderen waren Maria Catharina Francisca van Kessel, echtgenoote van Jor. Carel de Witte, schepen van Antwerpen en Pero Jacomo van Kessel, aalmoezenier van Antwerpen; b. Louis du Bois, ridder, bannei heer van Aissche, echtgenoot van Anna Maria van Horenbeeck, wier kind was Arnoldo Louis du Bois, ook bannerheer van Aissche; laatstgenoemde, alsmede Maria Catharina Francisca van Kessel, echtgenoote de Witte en Pero Jacomo van Kessel verkochten 17 Juni 1727 (Reg. no. 542 f. 407 vso) van dit part: 1°. het alstoen een huis met tuin zijnd stalhuis, staande aan de Keizerstraat tusschen het erf der erfgenamen van Guilelmo van Bree ex uno en dat van den Heer van Baarschot (Jacob Lodewijk Sweerts de Landas, president-schepen van den Bosch) ex alio en zich uitstrekkende tot aan den koop sub 2°, aan Petrus van Grinsven, wonende te den Bosch; 2°. (Reg. no. 542 f. 404 vso) een grooten moestuin met twee hoveniers- en vier andere woningen 21), (gelegen aan de Mortel tusschen de Dieze en het huis en erf van genoemden Jacob Lodewijk Sweerts de Landas, het sub 1° vermeld huis met erf en het erf der erf-
| 36 | ||||||||||
genamen van Guilelmo van Bree, ex uno, de Weversplaats etc. ex alio en zich uitstrekkende van af de Mortel achterwaarts tot eenen vervallen tak der Dieze), aan de kinderen van Menno van Coehoorn van Houwerda en Johanna Minten, zijnde Willemina Maria; Johanna Maria; Louisa Femina; Allegonda Maria; Johanna Maria Albertina; Jacob Francis, vaandrig; Clara Maria Oda; Thomas Johannes en Louisa van Coehoorn van Houwerda. Het zooeven sub 1° omschreven huis met tuin werd van genoemden Petrus van Grinsven geërfd door Anna Catharina van Grinsven, die het ten huwelijk bracht aan haren echtgenoot Rudolph van Rijn, woonachtig te Vught; hij verkocht het als haar erfgenaam 21 Maart 1771 (Reg. no. 591 f. 205 vso) aan Antonius Servaas Welsch. Deze was R.K. gedoopt in het bedehuis van St. Jan van den Bosch 18 Februari 1742 als zoon van Frans Lodewijk Welsch, die te Trier geboren werd en als sergeant in den Bosch in garnizoen was gekomen en Elisabeth Verstein 22); toen zijne ouders bij hun overlijden hem als een onverzorgden wees achterlieten, werd hij door de Stedelijke regeering van den Bosch in het Gereformeerd Burgerweeshuis aldaar onder gebracht en zoodoende van Katholiek Protestant gemaakt. Zijne vrouw was Geertruy Soetens, geboren te Oirschot, met wie hij in 1766 gehuwd was 23); zij schonk hem eenen zoon Frans Lodewijk Welsch, die 26 Juli 1767 te den Bosch Protestant gedoopt werd en de stamvader is van de thans aldaar nog bloeiende familie Welsch.
Na Antonius Servaas Welsch werd eigenaar van het sub 1° omschreven huis met tuin de voerman Jacobus van Wurmont.
Van Heurn vermeldde er van in zijne Beschrijving: liet is in eene deftige heerenhuizinge verbouwd, hoewel men er den ouden bouwtrant in den spitsen voorgevel nog aan kan zien.
De hiervoren sub 2° omschreven moestuin met aanhoorigheden werd 29 Juni 1740 (Reg. no. 560 f. 122) door Johanna
| 37 | ||||||||||
Minten douairière van den luitenant-kolonel Menno van Coehoorn van Houwerda pro se et q.q. verkocht aan Arnoldus Ter Croye, meel. doctor en aan Adriana de Ras weduwe van Philips Webster, beiden woonachtig te den Bosch. Thans behooren zoowel de moestuin met aanhoorigheden als het huis met tuin ingevolge koop ook aan voormeld Roomsch Armen Weeshuis, zoodat de beide eerste parten van het Hof van Zevenbergen nu weder in één hand zijn; het huis van het tweede part dient sedert eenige jaren eveneens tot weeshuis, nadat het vroeger ten bate daarvan, evenals de moestuin met aanhoorigheden, aan particulieren was verhuurd geweest. Van dit huis en het eerst door het Weeshuis aangekocht huis zijn reeds sedert lang de spitse voorgevels, die zij vroeger hadden, afgebroken.
Aan de Westzijde breidde het Weeshuis zijne tot weeshuis dienende gebouwen nog uit door er bij aan te trekken een huis met erf enz., dat het 5 October 1795 had gekocht.
Everard van de Water Peterszn had dit laatste huis met erf enz. gekocht van de uitvoerders van den uitersten wil van Elisabeth wed. van Bernard van Eerde; in het jaar 1550, (Reg. no. 181 f. 189 vso) als wanneer het gezegd werd te zijn: huis, erf; plaats en gang, staande tusschen het Huys van Sevenbergen ex uno en dat van de Wed. van Mathijs van den Wiel en hare kinderen ex alio, stond hij het met de daarin zich bevindende mobilia af in tocht aan zijne bijzit 24) Elisabeth, dochter van Willem van Boemel (Bommel) en in eigendom aan hunne natuurlijke dochter Johanna. Deze laatste trouwde met Lambert, den zoon van Peter Stooters Mathyszoon 25), wien zij schonk eene dochter Elisabeth, die dit huis erfde en huwde met: 1° Adam Wachtelaar 26); 2° Jan Huybertszoon van Campen: uit dezen laatsten echt werd geboren een zoon, Guiliam van Campen, heer van Bijsterveld en notaris en procureur te den
| 38 | ||||||||||
Bosch, aan wien zij dat huis in 1657 overdroeg. Den 16 November 1751 (Reg. no. 570 f. 331 vso) werd het door Johanna Catharina Bruynincx 27) bij gerechtelijke uitwinning gekocht, als wanneer het werd omschreven als een groot huis met tuin. voorzien van schoone kamers, kelder en stal, zoomede woningen daarachter, staande en gelegen tusschen het huis van Mevr. van Bree ex uno en haar erf ex alio en strekkende van de Keizerstraat achterwaarts tot aan den tuin van Mevr. van Bree en dien van Wouterus van Wolsbergen en uitwegende met een gang in de St. Jorisstraat. De erfgenamen van genoemde koopster, zijnde Clara Maria Wilhelmina van Montfort 28), huisvrouw van Cornelis Adriaan Zorreth, majoor der Dragonders; Cornelia Maria van Eybergen weduwe van Pieter Hubert; Louis Carel van Groune, gepensioneerd luitenant en zijne vrouw Clara Maria van Houwerda; Thomas van Coehoorn van Houwerda; en de curators over Allegonda en Louisa van Coehoorn van Houwerda verkochten 13 October 1770 (Reg. no. 591 f. 181) dit huis aan voornoemden Cornelis Adriaan Zorreth. Van dezen erfden het de kinderen van hem en zijne genoemde vrouw Euphemia Cornelia Wilhelmina Zorreth, echtgenote van Jan Baptist de Van der Schueren; Johannes, Louis en Cornelis Zorreth, alsmede Maria Zorreth, weduwe van Vincentius de van der Schueren; zij waren het, die het hierbedoeld huis 5 October 1795 aan het Roomsch Armen Weeshuis verkochten. Dit Weeshuis kocht 23 October 1801 van Johannes Teulings, woonachtig te den Bosch, ook nog aan het naast laatstbedoeld huis Westwaarts en naast dat van Johannes Nuytz anderzijds staand huis, hetwelk thans tot verschillende doeleinden gebezigd wordt. | 39 | ||||||||||
C. Het derde partNos. 4, 6, 8 en 10. Dit part van het Hof van Zevenbergen werd bij de verdeeling van 1593 toegescheiden aan Willem Oliviers van Berchuysen. In de na te melden akte van 1632 werd het aldus omschreven: eene huysinge, poirte, voirplaetse, hoff, achterhoff, backoven, achterhuys ende putte, gestaen ende gelegen tassen d'water, genoempt de Diese, aen d'een syde ende den huys ende erve, genoempt het middelhuys oft stalhuys met een voirplaetse ende poirte (dat ten deel gevallen was aan zijne zuster Elisabeth) ter ander zyde, streckende van de gemeyn straet achterwaerts tot aen een bleyckbeempt, genoempt den Mortel, oyck der voirs Elisabeth (ten deel gevallen).
Van Willem Oliviers van Berchuysen erfde het zijne dochter Anna, de echtgenoote van Jacques Domis. woonachtig te Deurne bij Antwerpen. Den 23 Augustus 1628, als wanneer het genaamd werd het huis naast de Dieze, verkocht zij het (Reg. no. 325 f. 331) aan mr. Jan van den Velde, eerst raad en pensionaris van de stad den Bosch, later raadordinaris in den Raad van Brabant 29), zoon van Gijsbert, secretaris en griffier der stad den Bosch 30).
Van zijne familie, die later geheeten werd van de Velde van Melroy en in haar wapen voerde eenen boom van sabel op een gouden veld, hingen volgens eene Bossche Schepenakte van 21 Januari 1785 (Reg.no. 599 fol. 89) verscheidene rouwborden in de Bossche St. Janskerk, o.a. een met deze kwartieren:
Genoemde mr. Jan van den Velde had tot echtgenoote
| 40 | ||||||||||
Sybilla Eaessen, die 1 Januari 1631 overleed en in gezegde kerk begraven werd onder eene zerk, waarop deze kwartieren van haar en man uitgebeiteld staan 31):
Haar man en de kinderen, die hij van haar had, zijnde David, raad en rentmeester-generaal van de Staten van Brabant in het Kwartier van Brussel 32). Mechteld en Maria van den Velde verkochten den 7 September van het jaar 1632 (Reg. no. 371 f. 573) het derde part van het Hof van Zevenbergen aan Jacob Zuerius. eigenlijk genaamd Sweerts, raad en rentmeestergeneraal over de beden van Brabant vanwege de Staten-Generaal der Vereenigde Nederlanden; zijne echtgenoote was Johanna Lopes de Villanova; zij schonk hem eenen zoon Frederik Hendrik Sweerts de Landas, die in 1639 te den Bosch gedoopt werd en heer van Baarschot 33) was. Van dezen erfde dit part zijn zoon, geboren uit zijnen tweeden echt met Johanna Margaretha van Raesfeld, zijnde meergenoemde Jacob Lodewijk Sweerts de Landas, heer van Baarschot en president-schepen van den Bosch, geboren 14 Febr. 1671 en overleden 4 Juni 1732; deze huwde met 1°. Henrietta Sophia Coenen van Zegenwerp 34); 2°. Maria Sophia, gravin van Byland-
| 41 | ||||||||||
Halt. Zijne tweede vrouw erfde van hem dit part en woonde in het daartoe behoorend huis; zij hertrouwde na zijn overlijden met mr. Cornelis Vinck, advocaat in den Haag en weduwnaar van Maria Stalpert van der Wiele. Den 1 September 1759 (Keg. no. 577 f. 185) werd dit part ten haren laste gerechtelijk verkocht aan Leonard de Marcq, med. doctor te den Bosch, van wien het erfde zijn zoon Everhardus de Marcq, die in 1756 gehuwd was met Sabina Agneta Oirzandt, geboren te Klundert. Mr. Willem Hendrik Pels, advocaat te den Bosch, verkocht in zijne hoedanigheid van curator over den boedel van dien zoon 12 Augustus 1761 (Reg. no. 578 f. 68) dit part aan Daniël Velters, oud-schepen en raad van den Bosch; het werd nu gezegd te zijn: huis met tuin, stal en open plaats, staande en gelegen aan de Keizerstraat, met een achteruitgang in den Mortelhof, tusschen de Dieze ex uno en het huis van R. van Rijn ex alio, de vrouw van genoemden Velters was Johanna Jacoba Roos. De erfgenamen van haar en haren genoemden man, zijnde Theodora Adriana Velters weduwe van Johan Michiel Hamilton of Silverthonhil. woonachtig te den Bosch en Antony van Waalwijk, predikant te Tuyl, deze in diens hoedanigheid van vader en voogd over de beide minderjarige kinderen, gesproten uit zijn huwelijk met Maria Velters, verkochten dit part 27 April 1775 (Reg. no. 584 f. 158 vso) aan mr. Cornelis van Boxel, advocaat te den Bosch. De executeur van het testament van laatstgenoemde verkocht het 20 September 1806 weder aan Jacobus van Wurmont, voerman te den Bosch 35); het heette toen te zijn: huis en erf met verscheiden boven- en benedenkamers, waschhuis, loods, kelders, achterhuizen, open plaats en tuin aan de Keizerstraat, staande en gelegen tusschen het erf van den kooper en de Dieze. Toen genoemde van Wurmont dit part kocht schijnt het al eene stalhouderij geweest te | 42 | ||||||||||
zijn, zooals het nu nog is. want van Heurn schreef er van in zijne Beschrijving : dit deel is nog geheel naar de oude wyze getimmerd; voor aan de straat is een koetspoort en een klein kamertje; over een plaats staat eene ouwerwetse woninge; dit huis word door een verhuurder van koetsen bewoond. | 43 |
Noten | |
1. | Dr. C.R. Hermans Kronijken p. 73. |
2. | De Laagschout Johannes van Baexen kocht bij diezelfde gelegenheid de heerlijkheid Rosmalen; mr. Johan van Vladeracken, heer van Geffen, de heerlijkheid Nuland; Lambrecht Millinck, heer van Waalwijk, de heerlijkheid Vught en de kanonik Jan van Doerne de heerlijkheden Vlierden en Bakel. |
3. | Taxandria V blz. 135. |
4. | Volgens die akte was Cornelis van Bergen Jr. toen nog minderjarig en had hij eenige zusters, o.a. Maria, die huwde met Louis de Ligne. |
5. | Men zie ook nog van Heurn Historie I p. 427 en Taxandria VII p. 258. |
6. | Reg. no. 650 f. 75. |
7. | Zij hertrouwde na doode van haren genoemden man met Joost de Bije Hermanszn. (mr. A.C. Bondam Inventaris Jezuietencollege te den Bosch p. 76). |
8. | Diens andere zonen waren Dirck en Jan Oliviers van Berchhuysen (Reg. no. 324, f. 48). |
9. | In eene Bossche Schepenakte van 1534 komt als eigenaar van een huis aan de Zijle te den Bosch voor Jan, de zoon van Peter, den zoon van Jan Oliviers, den metser. (Cf. ook nog Reg. no. 114 f. 210 vso). Men zie voorts over de familie Oliviers van Berchuysen Taxandria XVII p. 306 noot 1. |
10. | Zij was de dochter van Joost van Auwen. Joost van Auwen Joostzoon werd in 1585 gezegd te zijn de zwager van den rentmeester Jacob Bacx Janszn. |
11. | Hij en de kinderen van zijnen broeder Arnold erfden van hunne respectieve ouders en grootouders een steenen huis, omgeven met eene gracht, geheeten Oliviershuis, staande te Kerkhoven onder Oisterwijk. (Reg. No. 325, f. 322) |
12. | Zij was Elisabeth, dochter van Willem van Boemel (Bommel), de bijzit van Everard van de Water Peterszn, die bij haar had een onecht kind Johanna geheeten. Men zie echter Taxandria XIX p. 167. |
13. | Met ,,machden'' zijn waarschijnlijk dienstmaagden bedoeld. |
14. | Zie over hem Dl. I blz. 329. |
15. | Hillegond de Soete, die huwde met den bierbrouwer Adriaan Suijskens Godefriduszoon was hunne dochter. Zij was in 1687 erfgename van Anna, dochter van Godefroy Loeff van der Sloot. |
16. | Dr C.F. Xav. Smits, Grafzerken p. 254 en v. Leeuwen Batavia III. p. 1020. |
17. | Hij was zoon van Willem van Bree en Elisabeth van Meven, die de dochter was van Mathias van Meven en Katharina van Lenssen. (Macco Aachener Wappen und Genealogien Bd II p. 254) |
18. | Hij was 17 Augustus 1695 gedoopt in het R.K. bedehuis van St. Jan te den Bosch. Daarin werd 8 Februari 1697 ook nog gedoopt zijn broeder Joannes Guilelmus Ignatius, die jong zal gestorven zijn. |
19. | Over de wordingsgeschiedenis van dit Weeshuis zie men verder Taxandria XX p. 1 en vlgd. |
20. | Men zie de omschrijving van dit part in Reg. no. 371 f. 573. |
21. | Blijkens Reg. no. 475 f. 148 vso hadden Helena, Joanna, Anna Maria en Jan Baptist van Kessel aan Frederik Hendrik Sweerts de Landas verkocht hunne parten in een huis met bleek, de Ramen genaamd, grenzende aan, O.waarts de Mortel, Z.waarts de straat de Oude Hulst, W.waarts het erf van Mevr. Marigny en N.waarts de Dieze; zij waren door hen geërfd van Jacques Darbant, maar in 1680 had Louis du Bois die genaast. De moestuin met aanhoorigheden was van Elisabeth Oliviers geërfd door: Helena en Joanna, dochters van Melchior van Kessel; door Anna Maria van Kessel Henricks dochter en door Johan Baptist van Kessel. (Schepenreg. van den Bosch no. 497 f. 203). |
22. | In hunne onder trouwakte heet zij Elisabeth Wursten, weduwe van Pieter Orhly, geboren in Zwitserland. |
23. | Zij was in 1774 reeds weduwe en verklaarde toen naar Oirschot te zullen verhuizen. |
24. | In zijn testament van 2 Nov. 1555 noemde Everard van de Water haar zijne vrouw en Johanna van de Water hun kind. (Taxandria XIX p. 167.) |
25. | Van der Does de Willebois Studiebeurzen IV p. 96 en 97. |
26. | Men zie over hem Panken en Van Sasse van Ysselt Bergeik blz. 371. |
27. | Zij zal de dochter geweest zijn van mr. Theodorus Bruynincx en Geertruid Constantia van Hedel, wier vader Johan van Hedel gehuwd was met Johanna van Campen (dochter van genoemden Guiliam en Geertruy Vermeulen), welke na zijnen dood hertrouwde met Thomas Minten en hem o.a, schonk : Johanna Minten, hvr. van Menno van Coehoorn van Houwerda; Eufemia Clara Minten, hvr. van Louis Richard van Montfort en Clara Maria Minten hvr. mr. Alexander Berend van Eybergen. |
28. | Zij was de dochter van Louis Richard van Montfort en Eufemia Clara Minten. |
29. | Men zie over hem Coppens Nieuwe Beschr. van het Bisdom 's Bosch II, p. 346. |
30. | Hij overleed 13 Juli 1634 in den ouderdom van 83 jaren. |
31. | Dr. C.F.Xav. Smits t.a.p. blz. 78. |
32. | Zijne kinderen waren: Petrus; Johan Dominicus, kapitein in Spaanschen dienst; Jacobus Theodorus, luitenant-kolonel; Melchior, raad en rentmeester-generaal der Staten van Brabant : Maria Sibilla en Maria Margrieta van den Velde. |
33. | Thomas Peterszn., loodgieter, weduwnaar van Anthonisken, zijne eerste vrouw, dochter van Lambrecht van den Heesacker Engbertszn. verkocht 6 November 1604 (Reg. no. 301 f. 44) aan Peter zijnen zoon, verwekt bij Jenneken, dochter van Bastiaan Janszn, zijne tweede vrouw: ,,eene hoeve lants mitten omgraven huys ende vischerye daertoe behoirende, gelegen in de parochie van Esch ter plaetsche genoempt het Baerschot, acn de Leghe brugge. Waarschijnlijk was dit het goed, waarvan de Sweerts'en zich heer noemden en waarover men zie Taxandria XVIII p. 300. |
34. | Haar broeder was Frederik Willem Goenen, kolonel der Infanterie in Pruisischen dienst en heer van Zegenwerp, dat hij in 1744 verkocht aan Johan Vorstenbosch, heer van Aalst, die daarmede 5 September van dat jaar werd beleend. |
35. | Hij huwde met Elsje Wesselman, weduwe van Govardus Abbema Junior; haar zoon Antoni Abbema, geboren te den Bosch in 1805 en aldaar overleden 3 November 1878, volgde hem op in den eigendom van zijne goederen aan de Keizerstraat en oefende daarin het beroep van stalhouder en huurkoetsier uit. |
Het Hof van Zevenbergen was oorspronkelijk een vijftiendeeeuws adellijk stadspaleis. In 1431 verkocht Agnes Groij de mansio aan Gerrit van Zevenbergen. Diens erfgename Maria Margaretha van Zevenbergen huwde met Cornelis de Glymes, die zich Van Zevenbergen ging noemen. Bij zijn dood in 1508 erfde zijn zoon Maximiliaan het hof. Keizer Karel V heeft er ooit gelogeerd, vandaar de naam van de straat. Verschillende eigenaars volgden elkaar op. In 1693 kochten de twee gebroeders Van Bree tweederde deel van het huis met het doel er een weeshuis te vestigen. Het huis werd in 1662 en 1695 verbouwd. De Godshuizen richtten in 1776 het R.K. Weeshuis op, waarbij de zorg voor de wezen was toevertrouwd aan een binnenvader en binnenmoeder. In 1779 verkocht de familie Van Bree het huis aan het comité van oprichting van het R.K. Weeshuis, waartoe het opnieuw verbouwd en vereenvoudigd moest worden. De trapgevels van de hoekpaviljoens werden gesloopt en het middendeel verhoogd. In 1783 kwamen de eerste kinderen. De DOCHTERS VAN MARIA EN JOZEF namen het werk van de binnenmoeder in 1845 over en vestigden er op 31 januari 1848 een communiteit. De BROEDERS VAN MAASTRICHT namen de taak van de binnenvader over en stichtten hier hun tweede communiteit op 3 maart 1845. Ze bedienden het weeshuis Sint Anna tot 1 mei 1870. Op 2 september 1872 zetten de BROEDERS VAN O.L. VROUW VAN LOURDES hun werk voort. | 505 |
In de twintigste eeuw was het huis achtereenvolgens oude mannenhuis, kindertehuis en opvanghuis voor ongehuwde moeders. De weesjongens verhuisden in 1943 naar het Sint Jozefhuis en de bejaarden, die tot dan toe op het Muntelbolwerk woonden, bezetten de lege plaatsen in de Keizerstraat. De zusters verlieten het huis op 1 februari 1949. In 1970 kwam het huis leeg; de oude heren gingen naar Huize Sint Joris en de broeders trokken naar Reinier van Arkel. In de jaren zeventig zaten er krakers in het pand en in een ander deel was de kunstuitleen gevestigd. Vanaf 1990 maakten het Rode Kruis en de trombosedienst gebruik van het gebouw. De laatste restauratie door de architecten Teering, Van der Laan en Van der Vliet werd afgerond in 1993. Sindsdien is het in gebruik als kantoorruimte. De oorspronkelijke tweelaagse zaalbouw met traptoren uit de vijftiende eeuw kreeg in de zestiende en zeventiende eeuw een uitbreiding met twee haakse vleugels en een voorbouw. In de achttiende eeuw werd het huis verbouwd. De voorvleugel werd in 1693 samengevoegd met de belendende woningen, waarbij een boogstelling uit de zestiende eeuw, oorspronkelijk van het bordes van het stadhuis, in de gevel aan de binnenplaats geplaatst werd. Opvallend zijn de twee rechthoekige erkers naast de rondbogige poortopening, die zich onder een fronton in een licht vooruitspringend middendeel bevindt. De zijgevels van het bakstenen zaalgebouw zijn voorzien van trappen. Er zijn schuiframen met kleine roedenverdeling. De straatgevel heeft acht- en vierruits ramen. De grote zaal is van na de restauratie van 1993, waarbij veel historische onderdelen verloren zijn gegaan. In de rechter achtervleugel vinden we fijn gesneden zeventiende-eeuwse sleutelstukken met acanthusbladeren. De kelder heeft vlakke kruisgewelven. In de oude aanbouwen rondom de binnenplaats zijn woningen gerealiseerd. | 506 |
Oorspronkelijk is de Hof van Zevenbergen een groot, laat 15e eeuws adellijk 'stadspaleis'. Het is in de 17e eeuw uitgebreid met een voorvleugel en samengevoegd met belendende woonhuizen. Sinds die tijd is men blijven sleutelen aan het pand. De centrale poort aan de Keizerstraat is echter geconstrueerd naar de 17e-eeuwse periode. Binnen deze poort bevindt zich de 19e-eeuwse gevelsteen van het "Roomsch Weeshuys". | 43 |
In de zestiende eeuw stond er in de Keizerstraat een paleisje, de Hof van Zevenbergen. Cornelius de Glymes was een machtig man in het noordelijk deel van hertogdom Brabant. Hij was geboren op 1 april 1458 en werd in de Slag van Tienen (1482) tot ridder geslagen. Hij was hofmeester, raad en maarschalk van roomskoning Maximiliaan en van Philips de Schone. In 1500 was hij opgenomen in de Orde van het Gulden Vlies. Hij bezat vele goederen; zo was hij in 1499 door koop Heer van Heeswijk en Dinther geworden; vijf jaar tevoren had hij het kasteel van Croy en de bijbehorende goederen verkocht. Cornelis was getrouwd met Maria van Zevenbergen. Maria bezat de heerlijkheid Zevenbergen. Cornelis de Glymes bouwde voor zijn vrouw Maria in de machtigste stad in het noorden van het hertogdom een huis, een stadspaleis. Het werd naar haar genoemd: De Hof van Zevenbergen. De gevels herinnerden sterk aan het Markiezenhof in Bergen op Zoom (waar de Glymes van afkomstig waren) en is misschien door dezelfde bouwmeester gebouwd: Anthonis Keldermans.
Hier zal het echtpaar grote feesten gehouden hebben; in het paleis zelf of in de erachter gelegen grote tuin. Cornelis de Glymes was in ieder geval in 's-Hertogenbosch aanwezig in 1496 toen Philips de Schone zijn Blijde Inkomste hield in tegenwoordigheid van zijn vader Maximiliaan. Hij was er ook toen in 1504 Philips voorbereidingen trof voor een aanval op Gelderland. Cornelis overleed in 1508. Ook daarna kwamen belangrijke gasten in de Hof van Zevenbergen op bezoek.
Eén van de gasten was Karel, de latere keizer. De kroniekschrijver Cuperinus - die deze gebeurtenis waarschijnlijk zelf nog heeft meegemaakt - beschrijft dit: „In dit jaar quam die jonge prinche, hartoch Karel ten Bosch ende hij werdt seer feestelijck ingehaelt van den geestelicken staet ende hij wert logeert bij Cornelis van Sevenberghen's huys bij Sint-Joris Capel.”
In 1561 werd het Hof van Zevenbergen verkocht.
Het lijkt dat de Keizerstraat genoemd is naar dit bezoek van Karel in 1515. Dat is echter niet zo: in 1545 logeerde Karel bij Hendrik van Deventher in het tegenover het Hof van Zevenbergen gelegen pand. Aan deze logeerpartij dankt de straat haar naam.
In 1970 werd de gemeente eigenaar van het pand. Het plan was toen dit stadspaleis te restaureren. Plannen waren er dus wel, maar de realisering daarvan heeft lang op zich laten wachten. Aanstaande zaterdag, tijdens de Monumentendag, kan iedereen het Hof van Zevenbergen bezoeken en kennisnemen van de restauratieplannen. Als de werkzaamheden gereed zijn, kunnen we zelf constateren wat er over gebleven is van dit middeleeuwse stadspaleis.
|
1877 |
RedactieOctrooi van de Hoog Mogende Heeren Staten-Generaal der Vereenigde Nederlanden tot het oprigten van een Roomsch armen-weeshuis te 's Hertogenbosch, in dato 12 Februarij 1778, en Reglement op de administratie van hetzelve door den Magistraat der Hoofd-Stad 's Hertogenbosch, gearresteerd den 26 april 1779Arkesteyn ('s-Hertogenbosch 1877) |
|
1910 |
Sasse van YsseltHet Hof van ZevenbergenDe voorname Huizen en Gebouwen van 's-Hertogenbosch II (1910) 23 |
|
1942 |
N.N.Merkwaardige gebouwen : in de Mortelbuurt te 's-HertogenboschHandelingen van het Provinciaal Genootschap (1942) 59-65 |
|
1965 |
RedactieDen Bosch MonumentenstadBrabants Dagblad vrijdag 20 augustus 1965 (foto) |
|
1970 |
RedactieGebouw met bijzondere historie waar eens keizer Karel V heeft gewoond. Broeders van Dongen na eeuw weg uit Hof van ZevenbergenBrabants Dagblad dinsdag 7 juli 1970 (foto's) |
|
1970 |
RedactieOud partriciërshuis geheel gemoderniseerd. Bejaarden Hof van Zevenbergen verhuisd naar St. JorisstraatBrabants Dagblad maandag 11 augustus 1970 (foto) |
|
1976 |
RedactieWoningbouw langs Prins Bernhardstraat. Gemeente koopt 'Hof van Zevenbergen'Brabants Dagblad zaterdag 16 oktober 1976 (foto) |
|
1977 |
RedactieKosten restauratie Hof van Zevenbergen ruim 1,1 miljoenBrabants Dagblad vrijdag 21 oktober 1977 |
|
1979 |
RedactieKorte historische schets van het Hof van ZevenbergenCroix le duc 1 (1979) 7-14 |
|
1979 |
A. KappelhofVan adelijk huis tot onderdak voor hulpverlenerss.n. (s.l. 1979) |
|
1983 |
W.F. WeveHof van Zevenbergen 's-Hertogenboschs.n. (Delft 1983) |
|
1984 |
W.F. Weve's-Hertogenbosch; Hof van Zevenbergen, Keizerstraat 12Bulletin van de Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond 2 (1984) 93-95 |
|
1989 |
Vijf aannemers storten zich op stadspaleisHet Hof van Zevenbergen, een laat-middeleeuws stadspaleis aan de Keizerstraat in Den Bosch, wordt gerestaureerd. Vijf aannemersbedrijven uit Den Bosch en omgeving zullen het plan uitvoeren. Alle Aannemers hebben ervaring met de restauratie van middeleeuwse gebouwen en zijn bovendien gewend in Den Bosch te werken.
Redactie | De Telegraaf 15 maart 1989
|
|
1989 |
A.H. van DrunenDe restauratie van het Hof van Zevenbergen te 's-HertogenboschHeemschut 9/10 (1989) 25-26 |
|
1989 |
A.H. van DrunenDe voorbereiding op de restauratie van het Hof van Zevenbergen. Kunsthistorisch en bouwtechnisch vooronderzoekHeemschut 9/10 (1989) 26-27 |
|
1989 |
C. van AalstRestauratie Hof van ZevenbergenCroix le duc 26 (1989) 6-12 |
|
1989 |
RedactieHof van ZevenbergenBouwhistorie 's-Hertogenbosch. Jaarverslag '89 (1989) 45 |
|
1990 |
Henny MolhuysenVerhalen en legenden : Een stadspaleisBrabants Dagblad donderdag 6 september 1990 (foto) |
|
1992 |
Paul Kriele'Traptoren was de grote schrik'Brabants Dagblad vrijdag 3 januari 1992 | 13 |
|
1992 |
Ronald GlaudemansHet Hof van Zevenbergen te 's-Hertogenbosch. Bouwhistorisch onderzoek en de restauratiepraktijkNieuwsbrief bouwhistorie 2 (1992) 4-8 |
|
1994 |
L.P.L. PirenneEen adelijke hof te 's-Hertogenbosch. De Hof van ZevenbergenOud Nieuws 1 (1994) 2-8 |
|
1996 |
Hein Hundertmark, Bart KlückDe 16e-eeuwse boogstelling van de Hof van Zevenbergen te 's-Hertogenbosch. Een fragment van het Bossche stadhuis teruggevondenin: Monumenten en bouwhistorie Waanders - Rijksdienst voor Monumentenzorg (Zwolle - Zeist 1996) 70-74 |
|
1998 |
Theo van HerwijnenHet feest van onnozele kinderen in het weeshuis aan het Keizerstraat te 's-HertogenboschKringNieuws 4 (1998) 2 |
|
2000 |
Wim WeveDe boogstelling van de Hof van Zevenbergen. Een stukje van het laat gotische stadhuis van 's-Hertogenbosch teruggevondenDe onderste steen boven (Utrecht - 's-Hertogenbosch 2000) 144-151 |
|
2001 |
Van Gaal / VerhagenHof van Zevenbergen (Keizerstraat 12a)'s-Hertogenbosch binnen de Veste (2001) 43 |
|
2010 |
Jan SmitsKeizerstraat 12. Het Hof van Zevenbergen, voormalig weeshuis Sint Anna.in: Vademecum van religieuzen en hun kloosters in Noord-Brabant (2010) 504-505 |
1910 |
College van RegentenRoomsch arme weeshuis te 's-Hertogenbosch : ReglementTeulings | 's-Hertogenbosch 1910 |
1505 |
De eerste -ons bekende- eigenaar van de "Hof van Zevenbergen" was Cornelis van Glymes, die door zijn huwelijk met Maria Magdalena, dochter van Arend, Heer van Zevenbergen, in bezit kwam van de heerlijkheid Zevenbergen. Dit blijkt uit een Bossche schepenakte van 19 december 1505. Bron: Stegentocht 2 |
|
1515 |
In het jaar 1515 logeerde Keizer Karel V in de Hof van Zevenbergen. Bron: Stegentocht 2 |
|
1593 |
In 1593 werd het pand in drie parten verdeeld. Bron: Stegentocht 2 |
|
1662 |
In 1662 verbouwd. Bron: Bossche Monumenten in Beeld |
|
1695 |
In 1695 verbouwd. Bron: Bossche Monumenten in Beeld |
|
1778 |
In 1778 tot weeshuis ingericht, waartoe opnieuw verbouwd en vereenvoudigd: trapgevels der hoekpaviljoens gesloopt, middeldeel verhoogd. Bron: Bossche Monumenten in Beeld |
|
1943 |
In een vleugel van dit zeer oude gebouw werden van 1943 tot 1970 een 20-tal oude mannen verzorgd. De ruimte was gehuurd van een zusterinstelling, het Roomsch Armenweeshuis, dat hier vanaf 1783 gevestigd was. Inmiddels wordt dit pand, dat in eerste aanleg uit de vroegere eeuw stamt, in fasen gerestaureerd. Bron: 30 Jaar Godshuizen 1950-1980. 's-Hertogenbosch 1980, blz 19 |
2016 |
Sint-CatharinakerkDe Sint-Catharinakerk is ontstaan vanuit de kapel van het voormalige Kruisbroedersklooster, gebouwd tussen 1533-1542. Hiervan resteert de gotische koorpartij boven de Binnendieze. In 1569 werd de kapel tevens parochiekerk. In 1601 vergrootte men de kerk daarom met een schip en zijbeuk. Na 1629 kwam de kerk ten dienste van de Gereformeerde Gemeente. Het klooster werd militaire gevangenis. Na 1794 werd de kerk gebruikt als paardenstal en broodbakkerij, maar in 1809 kreeg het weer de functie van kerk voor het garnizoen. In 1810 werd de kerk op last van keizer Napoleon teruggegeven aan de rooms-katholieke parochie. Naar plannen van architect Jos de Kroon werd de kerk vergroot met twee kruisarmen. In 1916-1917 werd door architect Jan Stuyt het opnieuw ingrijpend verbouwd tot een neobyzantijnse centraalbouw, met een opmerkelijke koepel van gewapend beton, beschilderd door Jan Oosterman met het thema van de Bergrede. De kerk en de voormalige pastorie zijn gerestaureerd in 1996. De fraaie renaissance krulgevel uit 1619 werd bij bouwhistorisch onderzoek teruggevonden onder de pleisterlagen en is gerestaureerd.
Magazine Open Monumentendag (2016) 18
|
1908 | F. Beumer (overste) - H. van de Grooteveen (overste) - R.K. Weeshuizen |
1910 | F. Beumer (overste) - R.K. Weeshuizen - H. Starink (overste) |
1928 | R.K. Weeshuis |
1943 | H.P. van Esch (kantoorbed. brandverzekering) - J.C.M. van Ham (boekbinder) |
1948 | Hof van Zevenbergen (tehuis voor oude mannen en tehuis voor weesmeisjes) |
1965 | Hof van Zevenbergen (Broeders van Onz Lieve Vrouw van Lourdes) |
Hans Boselie en Peter-Jan van der Heijden, Bossche monumenten in beeld (1975) 39, 43
J.H. van Heurn, Beschrijving der Stad 's-Hertogenbosch (2022) 93
L.P.L. Pirenne, 's-Hertogenbosch tussen Atrecht en Utrecht (1959) 184
A. van Sasse van Ysselt, 'De wordingsgeschiedenis van het Roomsch Armen-weeshuis te Den Bosch' in: Taxandria X (1913) 3-12, 71-85
Voorloopige lijst der Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst (1931) 187-189