A.F.A.M. Wetzer, 9 oktober 2005
Zoals bij het voorgaande perceel reeds is beschreven, behoorden beide percelen bij elkaar en werd de hertogcijns niet over de gehele breedte berekend. In 1520 moet Geronck Colen 2/3 van de cijns betalen voor een 26 voet (= 7,48 m) breed perceel. Dit is even breed als het huidige pand Karrenstraat 20 met inbegrip van één zijmuur. In het cijnsboek van 1573 wordt melding gemaakt van een kelder vóór het huis, die in 1544 is aangelegd. Dit straatkeldertje is thans niet meer aanwezig. Onder het pand bevindt zich nog een kelder, die vanaf de straat toegankelijk is. De brede tongewelfde kelder dateert mogelijk uit de 15de eeuw. In de 19de eeuw is de bovenbouw geheel vernieuwd, zodat we niets weten over de situatie in de 16de eeuw. Op het achterterrein staat nog een oud achterhuis, dat oorspronkelijk tot het pand Eerste Korenstraatje 8/10 behoorde. | 436 |
v. Gehugten823. "De drie Snoecken". | 52 |
1908 | C. van Baardwijk (inspect. levensverz.) - W. Wingender (kellner) |
1910 | J. Lepelaars (schilder) |
1928 | J.F. van Rooij |
1943 | J.F. van Rooij (metselaar) |
1832 | Aldegonda en Maria Theunissen (renteniersters)(eigenaar) |
1865 | A. van Gehugten (mr. kuiper) |
1875 | gebr. J.A. van Gehugten (mr. kuiper) |
1881 | gebr. J.A. van Gehugten (mr. kuiper) |
1908 | J.A. van Gehugten (kuiper) - A. Leenders (goudsmid) |
1910 | wed. Aangenendt - J.A. van Gehugten (kuiper) |
1928 | C.P.L. Janssens |
1943 | G.H.H. Mosmüller (sigarenmaker) |
Hans Boselie en Peter-Jan van der Heijden, Bossche monumenten in beeld (1975) 41